archiefvorig nr.lopend nr.

Bezigheden > Ergernissen delen printen terug
Tennis en bedrijfscultuur Katharina Kouwenhoven

0711BZ Tennisster
Na de middelbare school heb ik een jaar bij De Twentse Bank gewerkt. Ik was gezakt voor het toelatingsexamen voor de Toneelschool en daardoor te laat om mij nog in te schrijven bij de Universiteit en een beurs aan te vragen. Achteraf bleek dat dat best had gekund, als je tenminste wist wat je wilde studeren. Dat wist ik eigenlijk ook niet en daarom besloot ik om eerst maar eens te gaan werken. Daar heb ik nooit spijt van gehad, want ik heb er leren typen en archiveren en gaatjes schieten in ponsbanden, want de eerste computer was gearriveerd. Ik heb er ook het belang van respect voor de heersende bedrijfscultuur geleerd.

Ik werkte op een afdeling waar onder andere papieren werden gefabriceerd voor de export van goederen, die voor vrachtvervoerders nodig waren om de grens te kunnen passeren. De heersende cultuur op die afdeling was om volstrekt niets te doen, op zodanige wijze dat het leek alsof je het heel druk had. Het werk hoopte zich daardoor op en dat betekende dat er overgewerkt moest worden in de avonduren en het weekend. Daarvoor kreeg je anderhalf of tweemaal zoveel geld per uur. Dat loonde dus de moeite.

Bij de bedrijfscultuur hoorde ook, dat je aan sport deed. De bank bood daarvoor faciliteiten en was in het bezit van een aantal sportterreinen in Amstelveen, vlak naast de hockeyvelden van Amsterdam. Deze terreinen zijn er nog steeds en nu in bezit van de ABN-AMRO, waar De Twentse Bank ooit in opgegaan is. Nu zijn ze dus van ons allemaal.
Met een van mijn afdelingscollega's had ik een soort relatie ontwikkeld, waardoor ik onder andere kennismaakte met het Indo-millieu - veel muziek, veel gokken en veel en lekker eten - en het matriarchaat. In mijn omgeving hadden vrouwen doorgaans wel de broek aan, maar mannen werd weldegelijk de indruk gegeven dat er rekening met ze werd gehouden. Uiteindelijk brachten zij het geld in het laatje. In de Indofamilie van mijn bankrelatie was dat anders. Zijn moeder bedisselde alles en zijn vader en haar kinderen hadden niets in te brengen dan lege briefjes.

Als het even kon ging mijn collega tennissen op het banksportcomplex en hij probeerde mij over te halen ook te gaan tennissen. Het idee om te gaan tennissen was nooit bij mij opgekomen; tennis was een elitesport, waarvoor je lid moest worden van Festina aan het Kattenlaantje en dat was niet alleen duur, je moest eerst door de ballotage. Nu had ik daar niet zo'n goede ervaring mee, want ik was bij de hockeyclub Amsterdam ooit afgewezen vanwege te geringe inkomsten van mijn moeder. Kakzooi!
Bij de tennisclub van de bank kon echter iedere bankemployee terecht en je kon er zelfs les krijgen. Ik moest het maar eens proberen, want op de tennisbaan voelde je een ander mens. Ik liet mij overhalen en vervoegde mij met mijn vriend en een oud racket - tegenwoordig zijn tennisrackets veel groter en lichter - van mijn broer bij de tennisbaan.

Je hoefde niets meer te doen dan de tennisbal over het netje slaan naar degeen die aan de andere kant stond en die sloeg de bal weer terug en zo verder, heen en weer. Ik voelde me al snel inderdaad een ander mens, iemand waarvan de tranen achter de ogen prikten. Niet alleen wist ik de bal maar zelden over het net heen te slaan, een bal terugslaan lukte me nooit en het enige dat ik deed was ballen van de grond rapen. Ik kreeg al snel behoorlijk de ziekte in, maar ook hier was van opgeven geen sprake.
Toen ik een bal een keer wist te raken, ontwikkelde ik zoveel kracht dat mijn racket in tweeën brak en gedeeltelijk achter de bal aanvloog. Een spectaculaire actie. Zie je wel dat je het wel kan; je hebt alleen een paar lessen nodig.

Ik ging achter een nieuw oud racket aan en gaf me op voor tennisles.
Daar wachtte mij een heel aardige instructeur, die wel wat gewend was. Maar hoe geduldig en zuiver hij mij de bal ook aangooide, ik wist hem nooit terug te slaan. Als ik de bal wel eens raakte was het met de houten rand van het racket, zodat de bal daarna een onvoorspelbare baan beschreef. Teneinde raad vroeg hij mij of ik de bal eens naar hem toe wilde gooien, recht op zijn borst. Loepzuiver wierp ik de bal naar de gewenste plek. Waar hij hem maar hebben wilde kreeg hij die bal door mij aangegooid en net zo makkelijk ving ik de ballen die hij terugwierp. Vertwijfeld schudde hij het hoofd. Ik was dus helemaal niet motorisch gestoord, zoals hij even had gedacht. Ik kon een bal plaatsen en anticiperen op waar hij terecht zou komen. Maar niet als ik daarvoor een of ander verlengstuk moest gebruiken om die bal een slinger te geven en mee op te vangen. Die ervaring kende ik eigenlijk wel, want op de middelbare school deden we wel eens een spelletje softbal en daar was al gebleken dat ik een hele aardige werper was, maar met de knuppel de aangegooide bal zelden wist te raken.

De tennisleraar kon hier niet helemaal bij met zijn verstand en geloofde het ook niet. En hij ging braaf door met het aanspelen van ballen, het verbeteren van mijn slag en het oefenen van mijn voetenwerk. Nu had ik nog een andere handicap, namelijk dat ik als ambidexter niet wist of ik moest tennissen met mijn rechter- of met mijn linkerhand. Bij bijna alles wat ik deed voelde ik wel een voorkeur, maar bij tennissen niet en ik had daarom de neiging het racket steeds over te pakken. Dat was iets dat de tennisleraar razend kon maken, terwijl er proftennissers zijn die dat ook doen.
Voordat het tennisseizoen erop zat had ik nog drie rackets aan barrels geslagen. Jazeker, ik had talent. Ik schatte echter dat het minstens vijf jaar zou duren voordat ik tot een slagenwisseling van een stuk of vijf slagen in staat zou zijn. Het leek me beter om niet aan zo'n lange termijn project te beginnen.
 
*****************************
De Leunstoel wordt uitgegeven door:
Het Genootschap De Leunstoel.
Word lid! Ga naar: www.deleunstoel.nl/colofon.php


© 2010 Katharina Kouwenhoven meer Katharina Kouwenhoven - meer "Ergernissen" -
Bezigheden > Ergernissen
Tennis en bedrijfscultuur Katharina Kouwenhoven
0711BZ Tennisster
Na de middelbare school heb ik een jaar bij De Twentse Bank gewerkt. Ik was gezakt voor het toelatingsexamen voor de Toneelschool en daardoor te laat om mij nog in te schrijven bij de Universiteit en een beurs aan te vragen. Achteraf bleek dat dat best had gekund, als je tenminste wist wat je wilde studeren. Dat wist ik eigenlijk ook niet en daarom besloot ik om eerst maar eens te gaan werken. Daar heb ik nooit spijt van gehad, want ik heb er leren typen en archiveren en gaatjes schieten in ponsbanden, want de eerste computer was gearriveerd. Ik heb er ook het belang van respect voor de heersende bedrijfscultuur geleerd.

Ik werkte op een afdeling waar onder andere papieren werden gefabriceerd voor de export van goederen, die voor vrachtvervoerders nodig waren om de grens te kunnen passeren. De heersende cultuur op die afdeling was om volstrekt niets te doen, op zodanige wijze dat het leek alsof je het heel druk had. Het werk hoopte zich daardoor op en dat betekende dat er overgewerkt moest worden in de avonduren en het weekend. Daarvoor kreeg je anderhalf of tweemaal zoveel geld per uur. Dat loonde dus de moeite.

Bij de bedrijfscultuur hoorde ook, dat je aan sport deed. De bank bood daarvoor faciliteiten en was in het bezit van een aantal sportterreinen in Amstelveen, vlak naast de hockeyvelden van Amsterdam. Deze terreinen zijn er nog steeds en nu in bezit van de ABN-AMRO, waar De Twentse Bank ooit in opgegaan is. Nu zijn ze dus van ons allemaal.
Met een van mijn afdelingscollega's had ik een soort relatie ontwikkeld, waardoor ik onder andere kennismaakte met het Indo-millieu - veel muziek, veel gokken en veel en lekker eten - en het matriarchaat. In mijn omgeving hadden vrouwen doorgaans wel de broek aan, maar mannen werd weldegelijk de indruk gegeven dat er rekening met ze werd gehouden. Uiteindelijk brachten zij het geld in het laatje. In de Indofamilie van mijn bankrelatie was dat anders. Zijn moeder bedisselde alles en zijn vader en haar kinderen hadden niets in te brengen dan lege briefjes.

Als het even kon ging mijn collega tennissen op het banksportcomplex en hij probeerde mij over te halen ook te gaan tennissen. Het idee om te gaan tennissen was nooit bij mij opgekomen; tennis was een elitesport, waarvoor je lid moest worden van Festina aan het Kattenlaantje en dat was niet alleen duur, je moest eerst door de ballotage. Nu had ik daar niet zo'n goede ervaring mee, want ik was bij de hockeyclub Amsterdam ooit afgewezen vanwege te geringe inkomsten van mijn moeder. Kakzooi!
Bij de tennisclub van de bank kon echter iedere bankemployee terecht en je kon er zelfs les krijgen. Ik moest het maar eens proberen, want op de tennisbaan voelde je een ander mens. Ik liet mij overhalen en vervoegde mij met mijn vriend en een oud racket - tegenwoordig zijn tennisrackets veel groter en lichter - van mijn broer bij de tennisbaan.

Je hoefde niets meer te doen dan de tennisbal over het netje slaan naar degeen die aan de andere kant stond en die sloeg de bal weer terug en zo verder, heen en weer. Ik voelde me al snel inderdaad een ander mens, iemand waarvan de tranen achter de ogen prikten. Niet alleen wist ik de bal maar zelden over het net heen te slaan, een bal terugslaan lukte me nooit en het enige dat ik deed was ballen van de grond rapen. Ik kreeg al snel behoorlijk de ziekte in, maar ook hier was van opgeven geen sprake.
Toen ik een bal een keer wist te raken, ontwikkelde ik zoveel kracht dat mijn racket in tweeën brak en gedeeltelijk achter de bal aanvloog. Een spectaculaire actie. Zie je wel dat je het wel kan; je hebt alleen een paar lessen nodig.

Ik ging achter een nieuw oud racket aan en gaf me op voor tennisles.
Daar wachtte mij een heel aardige instructeur, die wel wat gewend was. Maar hoe geduldig en zuiver hij mij de bal ook aangooide, ik wist hem nooit terug te slaan. Als ik de bal wel eens raakte was het met de houten rand van het racket, zodat de bal daarna een onvoorspelbare baan beschreef. Teneinde raad vroeg hij mij of ik de bal eens naar hem toe wilde gooien, recht op zijn borst. Loepzuiver wierp ik de bal naar de gewenste plek. Waar hij hem maar hebben wilde kreeg hij die bal door mij aangegooid en net zo makkelijk ving ik de ballen die hij terugwierp. Vertwijfeld schudde hij het hoofd. Ik was dus helemaal niet motorisch gestoord, zoals hij even had gedacht. Ik kon een bal plaatsen en anticiperen op waar hij terecht zou komen. Maar niet als ik daarvoor een of ander verlengstuk moest gebruiken om die bal een slinger te geven en mee op te vangen. Die ervaring kende ik eigenlijk wel, want op de middelbare school deden we wel eens een spelletje softbal en daar was al gebleken dat ik een hele aardige werper was, maar met de knuppel de aangegooide bal zelden wist te raken.

De tennisleraar kon hier niet helemaal bij met zijn verstand en geloofde het ook niet. En hij ging braaf door met het aanspelen van ballen, het verbeteren van mijn slag en het oefenen van mijn voetenwerk. Nu had ik nog een andere handicap, namelijk dat ik als ambidexter niet wist of ik moest tennissen met mijn rechter- of met mijn linkerhand. Bij bijna alles wat ik deed voelde ik wel een voorkeur, maar bij tennissen niet en ik had daarom de neiging het racket steeds over te pakken. Dat was iets dat de tennisleraar razend kon maken, terwijl er proftennissers zijn die dat ook doen.
Voordat het tennisseizoen erop zat had ik nog drie rackets aan barrels geslagen. Jazeker, ik had talent. Ik schatte echter dat het minstens vijf jaar zou duren voordat ik tot een slagenwisseling van een stuk of vijf slagen in staat zou zijn. Het leek me beter om niet aan zo'n lange termijn project te beginnen.
 
*****************************
De Leunstoel wordt uitgegeven door:
Het Genootschap De Leunstoel.
Word lid! Ga naar: www.deleunstoel.nl/colofon.php
© 2010 Katharina Kouwenhoven
powered by CJ2