archiefvorig nr.lopend nr.

Bezigheden > Ontmoetingen delen printen terug
Getal zonder einde Gerbrand Muller

0604BZ Getal
Of: Wat de directeur van de Sneeuwstorm overkwam
 
Ik was een eindje gaan wandelen door de oude straten van de stad T., waar ik een paar uur geleden was aangekomen. De dag liep ten einde, de zon stond laag aan de hemel en de gestalten van de mensen wierpen lange schaduwen over het plaveisel. Ik bereikte een wijd plein, waar de wind het zand in wolken opblies. In het lome tempo van alle mensen liep ik naar het midden en mat met mijn ogen de lengte van mijn schaduw, die tot aan de lage witte huizen aan de rand van het plein reikte. Ik verheugde me erop straks de maan groot boven die huizen te zien verrijzen. Mijn ogen samenknijpend tegen de zon vervolgde ik mijn weg naar de overkant, waar ik een menigte mensen meende te onderscheiden die zich in een hoek hadden verzameld. Mijn vermoeden dat er iets werd verkocht werd bewaarheid. Een vrouw onder een zandkleurig tentdoek ontving aan de lopende band van de mensen een geldstuk, waarop ze hun een vierkant voorwerpje overhandigde. Ik voegde mij achterin de rij. Sneller dan ik had verwacht was ik aan de beurt. Ik legde zwijgend een muntstuk in de uitgestrekte hand van de vrouw en ontving van haar een vierkant doosje. Ik bekeek het doosje - het was gemaakt van blank gepolitoerd hout - , stelde door het te openen vast dat het leeg was en vervolgde mijn weg.
 
Mijn tocht voerde door een doolhof van straatjes waarin ik lang geleden eens verdwaald was geraakt. Ik bezwoer mezelf dat me dat geen tweede keer mocht overkomen, maar op een gegeven moment bleek ik toch weer de weg te zijn kwijtgeraakt. Er moesten intussen uren zijn verstreken, want de zon was allang onder en de maan stond hoog aan de hemel. Met behulp van de stand van de maan trachtte ik vast te stellen welke kant ik op moest om mijn hotel te bereiken, maar het lukte me zelfs niet te bepalen in welke hemelstreek de maan stond. Geërgerd over mijn onhandigheid en verbluft omdat ik was vergeten te kijken hoe de maan groot boven de huizen opkwam, ging ik een bar binnen. Achter het buffet stond een man met een doek een glas schoon te wrijven. Het verwonderde me dat de man maar doorging het glas met zijn doek te bewerken terwijl het allang glom in het licht van de kaarsen die de ruimte verlichtten. De man hield er nog niet mee op toen ik pal voor hem stond en ik moest mijn verzoek om een glas ijskoud bier herhalen voordat hij naar me opkeek. De oogopslag van de man verried dat hij me allang had opgemerkt, ik liet mijn ergernis blijken, de man glimlachte verlegen en terwijl hij het bestelde voor me neerzette zei hij dat hij een bod wilde doen. Niet begrijpend keek ik hem aan en de man verklaarde dat hij open kaart wilde spelen: hij feliciteerde me met de aankoop die ik enkele uren geleden had gedaan, een slimmere zet had ik niet kunnen doen, maar nu kwam het erop aan eruit te halen wat eruit te halen viel. Wie het onderste uit de kan wilde kreeg het lid op zijn neus, dat mocht waar zijn, maar als ik het onderste wenste dan kon ik het van hem krijgen. Met het bedrag dat hij bood, duizend dollar, kon ik gaan rentenieren of, als ik dat niet wilde, een bedrijf beginnen en mijn winst van jaar op jaar vermenigvuldigen. Hij strekte zijn hand uit naar het doosje dat ik in mijn hand hield, ik trok mijn hand snel terug en vroeg hoe hij het in zijn hoofd haalde te suggereren dat ik het onderste uit de kan zou willen. Met een sluwe glimlach nodigde hij me uit een tegenbod te doen. Ik lachte hem uit, legde een geldstuk op de tapkast en verliet de bar.
 
Op goed geluk liep ik het steegje uit. Op de hoek versperden twee mannen me de weg en noemden, wijzend op mijn hemd waaronder ik het doosje verborgen hield, een bedrag dat de door de barman genoemde som ver te boven ging. Ik glipte tussen hun armen door en rende verder. Mannen holden op me toe terwijl ze met bankbiljetten zwaaiden en bedragen riepen.
'Honderdduizend!'
'Vijfhonderdduizend!'
'Een miljoen!'
Ik schoot een steegje in, stuitte ook hier op mannen met bankbiljetten, vluchtte een portiek in en bonsde op een deur. Een vrouw deed open, overzag de situatie in een onderdeel van een sekonde en trok me naar binnen. Zij sloot de deur met meerdere sloten, waarna ze zich glimlachend naar me toekeerde. Ik keek haar aan en sloot ogenblikkelijk mijn ogen. Ze nam mijn hand en voerde me het huis in. Toen ik mijn ogen weer opende bevonden we ons in een rijk gestoffeerde en gemeubileerde kamer. Paren dansten hier op slepende muziek. Ze legde een arm om mijn middel en voerde me tussen de paren de dansvloer op. Terwijl we dansten vermeed ik haar in de ogen te zien, maar zij bracht haar mond bij mijn oor en fluisterde een bod vergeleken waarmee alle vorige in het niet zonken.
'Viermiljoen achthonderd vierendertig miljard negentig miljoen drieënzeventig miljard…'
Ze fluisterde en fluisterde, een getal zonder einde. Ik richtte mijn ogen omhoog. Daar boven verscheen het getal dat zij uitsprak geschreven in slierten sigarettenrook. Ik haalde diep adem. Met de rook, het getal, de lucht die de stem van de vrouw in trilling bracht ademde ik de wereld in. Ik glimlachte, gaf de vrouw een kus en maakte me uit haar omarming los.
 
Ik had het huis nog niet verlaten of er doemden opnieuw gestalten op die met bankbiljetten zwaaiden. Ik zette het op een lopen. De ogen van de vrouw, of waren het haar stem en haar omarming, moeten me kracht hebben gegeven, want ik bleef mijn achtervolgers vooruit en slaagde er tenslotte in uit de doolhof te ontsnappen en mijn hotel terug te vinden.
Op de hotelkamer wierp ik me op bed nadat ik de sleutel van de deur meermalen had omgedraaid. Ik nam het doosje in de hand, streelde het en hield het in het lamplicht om het des te voller te zien glanzen. Later zou ik me erop bezinnen wat me nu weer was overkomen. In ieder geval had ik het doosje nog. Misschien kon ik er kastanjes in bewaren.
 
*******************************
Bovenstaand verhaaltje verschijnt in Vlugschrift 5, januari 2009 (uitgeverij De Sneeuwstorm, Amsterdam)
Verwen uzelf en vraag het gratis aan via: marjan.gerbrand@planet.nl


© 2008 Gerbrand Muller meer Gerbrand Muller - meer "Ontmoetingen" -
Bezigheden > Ontmoetingen
Getal zonder einde Gerbrand Muller
0604BZ Getal
Of: Wat de directeur van de Sneeuwstorm overkwam
 
Ik was een eindje gaan wandelen door de oude straten van de stad T., waar ik een paar uur geleden was aangekomen. De dag liep ten einde, de zon stond laag aan de hemel en de gestalten van de mensen wierpen lange schaduwen over het plaveisel. Ik bereikte een wijd plein, waar de wind het zand in wolken opblies. In het lome tempo van alle mensen liep ik naar het midden en mat met mijn ogen de lengte van mijn schaduw, die tot aan de lage witte huizen aan de rand van het plein reikte. Ik verheugde me erop straks de maan groot boven die huizen te zien verrijzen. Mijn ogen samenknijpend tegen de zon vervolgde ik mijn weg naar de overkant, waar ik een menigte mensen meende te onderscheiden die zich in een hoek hadden verzameld. Mijn vermoeden dat er iets werd verkocht werd bewaarheid. Een vrouw onder een zandkleurig tentdoek ontving aan de lopende band van de mensen een geldstuk, waarop ze hun een vierkant voorwerpje overhandigde. Ik voegde mij achterin de rij. Sneller dan ik had verwacht was ik aan de beurt. Ik legde zwijgend een muntstuk in de uitgestrekte hand van de vrouw en ontving van haar een vierkant doosje. Ik bekeek het doosje - het was gemaakt van blank gepolitoerd hout - , stelde door het te openen vast dat het leeg was en vervolgde mijn weg.
 
Mijn tocht voerde door een doolhof van straatjes waarin ik lang geleden eens verdwaald was geraakt. Ik bezwoer mezelf dat me dat geen tweede keer mocht overkomen, maar op een gegeven moment bleek ik toch weer de weg te zijn kwijtgeraakt. Er moesten intussen uren zijn verstreken, want de zon was allang onder en de maan stond hoog aan de hemel. Met behulp van de stand van de maan trachtte ik vast te stellen welke kant ik op moest om mijn hotel te bereiken, maar het lukte me zelfs niet te bepalen in welke hemelstreek de maan stond. Geërgerd over mijn onhandigheid en verbluft omdat ik was vergeten te kijken hoe de maan groot boven de huizen opkwam, ging ik een bar binnen. Achter het buffet stond een man met een doek een glas schoon te wrijven. Het verwonderde me dat de man maar doorging het glas met zijn doek te bewerken terwijl het allang glom in het licht van de kaarsen die de ruimte verlichtten. De man hield er nog niet mee op toen ik pal voor hem stond en ik moest mijn verzoek om een glas ijskoud bier herhalen voordat hij naar me opkeek. De oogopslag van de man verried dat hij me allang had opgemerkt, ik liet mijn ergernis blijken, de man glimlachte verlegen en terwijl hij het bestelde voor me neerzette zei hij dat hij een bod wilde doen. Niet begrijpend keek ik hem aan en de man verklaarde dat hij open kaart wilde spelen: hij feliciteerde me met de aankoop die ik enkele uren geleden had gedaan, een slimmere zet had ik niet kunnen doen, maar nu kwam het erop aan eruit te halen wat eruit te halen viel. Wie het onderste uit de kan wilde kreeg het lid op zijn neus, dat mocht waar zijn, maar als ik het onderste wenste dan kon ik het van hem krijgen. Met het bedrag dat hij bood, duizend dollar, kon ik gaan rentenieren of, als ik dat niet wilde, een bedrijf beginnen en mijn winst van jaar op jaar vermenigvuldigen. Hij strekte zijn hand uit naar het doosje dat ik in mijn hand hield, ik trok mijn hand snel terug en vroeg hoe hij het in zijn hoofd haalde te suggereren dat ik het onderste uit de kan zou willen. Met een sluwe glimlach nodigde hij me uit een tegenbod te doen. Ik lachte hem uit, legde een geldstuk op de tapkast en verliet de bar.
 
Op goed geluk liep ik het steegje uit. Op de hoek versperden twee mannen me de weg en noemden, wijzend op mijn hemd waaronder ik het doosje verborgen hield, een bedrag dat de door de barman genoemde som ver te boven ging. Ik glipte tussen hun armen door en rende verder. Mannen holden op me toe terwijl ze met bankbiljetten zwaaiden en bedragen riepen.
'Honderdduizend!'
'Vijfhonderdduizend!'
'Een miljoen!'
Ik schoot een steegje in, stuitte ook hier op mannen met bankbiljetten, vluchtte een portiek in en bonsde op een deur. Een vrouw deed open, overzag de situatie in een onderdeel van een sekonde en trok me naar binnen. Zij sloot de deur met meerdere sloten, waarna ze zich glimlachend naar me toekeerde. Ik keek haar aan en sloot ogenblikkelijk mijn ogen. Ze nam mijn hand en voerde me het huis in. Toen ik mijn ogen weer opende bevonden we ons in een rijk gestoffeerde en gemeubileerde kamer. Paren dansten hier op slepende muziek. Ze legde een arm om mijn middel en voerde me tussen de paren de dansvloer op. Terwijl we dansten vermeed ik haar in de ogen te zien, maar zij bracht haar mond bij mijn oor en fluisterde een bod vergeleken waarmee alle vorige in het niet zonken.
'Viermiljoen achthonderd vierendertig miljard negentig miljoen drieënzeventig miljard…'
Ze fluisterde en fluisterde, een getal zonder einde. Ik richtte mijn ogen omhoog. Daar boven verscheen het getal dat zij uitsprak geschreven in slierten sigarettenrook. Ik haalde diep adem. Met de rook, het getal, de lucht die de stem van de vrouw in trilling bracht ademde ik de wereld in. Ik glimlachte, gaf de vrouw een kus en maakte me uit haar omarming los.
 
Ik had het huis nog niet verlaten of er doemden opnieuw gestalten op die met bankbiljetten zwaaiden. Ik zette het op een lopen. De ogen van de vrouw, of waren het haar stem en haar omarming, moeten me kracht hebben gegeven, want ik bleef mijn achtervolgers vooruit en slaagde er tenslotte in uit de doolhof te ontsnappen en mijn hotel terug te vinden.
Op de hotelkamer wierp ik me op bed nadat ik de sleutel van de deur meermalen had omgedraaid. Ik nam het doosje in de hand, streelde het en hield het in het lamplicht om het des te voller te zien glanzen. Later zou ik me erop bezinnen wat me nu weer was overkomen. In ieder geval had ik het doosje nog. Misschien kon ik er kastanjes in bewaren.
 
*******************************
Bovenstaand verhaaltje verschijnt in Vlugschrift 5, januari 2009 (uitgeverij De Sneeuwstorm, Amsterdam)
Verwen uzelf en vraag het gratis aan via: marjan.gerbrand@planet.nl
© 2008 Gerbrand Muller
powered by CJ2