archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Bij ons in de straat delen printen terug
De auto is dood Marcel Duyvestijn

Ze stond voor het raam en keek naar hem. In haar lichaam zat liefde. Ze trilde, heel lichtjes. Ik keek naar haar en door haar naar hem, de zwarte twintigjarige.

'Wat wil je dan, lieverd?'
'Hij mag niet weg.'

Ik zuchtte. Het was haar eerste auto. Overgenomen van haar broer. Met deze zwarte Peugeot reden we naar Frankrijk. Maar sinds de rem niet meer goed werkte, stond hij uitgeblust voor de deur. Het was hem aan te zien dat hij moe was. Zoals je bij mensen die hun laatste adem uitblazen kunt zien dat er iets wegglijdt, zo kun je bij een auto ook zien dat hij ‘op’ is. Maar een vrouw is altijd wat emotioneler als het om afscheid gaat. ‘Kunnen we hem niet nog één keer laten repareren?’

Dat kon niet. Dat wil zeggen: dat kostte minimaal 2000 euro. En dus moest ik hem zelf maar ‘laten inslapen.’

‘400 euro?’ De tweede hands autoverkoper, aan wie ik mijn autootje aanbood, keek me aan alsof ik gek was. 'Je hebt een verrotte, verroeste, twintig jaar oude Peugeot?'
‘Ja, en?’
‘Daar krijg je bij de sloop niet meer dan twee tientjes voor.’
‘Maar er zit nog een maand APK op?’

Diezelfde middag nog stond er een takelwagen van autosloopbedrijf Rutte bij ons in0216 Auto de straat die onze Peugeot wegvoerde. De auto hield zich kranig. ‘Hij’ vroeg met zijn koplampen nog iets van ‘waarom’, maar zei verder niets. Hij wist het ook wel. We moesten afscheid nemen. Zoals je een paard een klop op de schouders geeft, zo tik je een auto tegen zijn kont. Heel zachtjes zei ik tegen de achterruitenwisser ‘bedankt.’

Toen reed de oplegger met onze auto erop de straat uit. Hij wiebelde toen hij remde voor de bocht. Ik keek hem na totdat hij voorbij de hoek was. Vervolgens heb ik nog een tijdje staan luisteren naar het geluid van de oplegger. ‘Vaarwel.’

Later kwam mijn vrouw thuis. Hoewel het de bedoeling was dat ze de auto had zien afvoeren, was ze bocht om komen fietsen op het moment dat de wagen op de oplegger werd geplaatst. Ze heeft toen aan het begin van de straat stilgestaan. Een brok hing in haar keel. Het was immers haar autootje. Jarenlang. Nooit had hij haar in de steek gelaten. Om haar emoties de baas te blijven, ging ze een rondje om. Ze wilde niet zien hoe de laatste tocht van ons wagentje eruit zag.

Maar toch. Toen ze later thuiskwam, vloeiden de tranen. Het was als een familielid. Nu is hij dood. Peugeot is twintig jaar geworden. We hebben haar in besloten kring begraven (of gecremeerd).

Dag…


© 2005 Marcel Duyvestijn meer Marcel Duyvestijn - meer "Bij ons in de straat" -
Beschouwingen > Bij ons in de straat
De auto is dood Marcel Duyvestijn
Ze stond voor het raam en keek naar hem. In haar lichaam zat liefde. Ze trilde, heel lichtjes. Ik keek naar haar en door haar naar hem, de zwarte twintigjarige.

'Wat wil je dan, lieverd?'
'Hij mag niet weg.'

Ik zuchtte. Het was haar eerste auto. Overgenomen van haar broer. Met deze zwarte Peugeot reden we naar Frankrijk. Maar sinds de rem niet meer goed werkte, stond hij uitgeblust voor de deur. Het was hem aan te zien dat hij moe was. Zoals je bij mensen die hun laatste adem uitblazen kunt zien dat er iets wegglijdt, zo kun je bij een auto ook zien dat hij ‘op’ is. Maar een vrouw is altijd wat emotioneler als het om afscheid gaat. ‘Kunnen we hem niet nog één keer laten repareren?’

Dat kon niet. Dat wil zeggen: dat kostte minimaal 2000 euro. En dus moest ik hem zelf maar ‘laten inslapen.’

‘400 euro?’ De tweede hands autoverkoper, aan wie ik mijn autootje aanbood, keek me aan alsof ik gek was. 'Je hebt een verrotte, verroeste, twintig jaar oude Peugeot?'
‘Ja, en?’
‘Daar krijg je bij de sloop niet meer dan twee tientjes voor.’
‘Maar er zit nog een maand APK op?’

Diezelfde middag nog stond er een takelwagen van autosloopbedrijf Rutte bij ons in0216 Auto de straat die onze Peugeot wegvoerde. De auto hield zich kranig. ‘Hij’ vroeg met zijn koplampen nog iets van ‘waarom’, maar zei verder niets. Hij wist het ook wel. We moesten afscheid nemen. Zoals je een paard een klop op de schouders geeft, zo tik je een auto tegen zijn kont. Heel zachtjes zei ik tegen de achterruitenwisser ‘bedankt.’

Toen reed de oplegger met onze auto erop de straat uit. Hij wiebelde toen hij remde voor de bocht. Ik keek hem na totdat hij voorbij de hoek was. Vervolgens heb ik nog een tijdje staan luisteren naar het geluid van de oplegger. ‘Vaarwel.’

Later kwam mijn vrouw thuis. Hoewel het de bedoeling was dat ze de auto had zien afvoeren, was ze bocht om komen fietsen op het moment dat de wagen op de oplegger werd geplaatst. Ze heeft toen aan het begin van de straat stilgestaan. Een brok hing in haar keel. Het was immers haar autootje. Jarenlang. Nooit had hij haar in de steek gelaten. Om haar emoties de baas te blijven, ging ze een rondje om. Ze wilde niet zien hoe de laatste tocht van ons wagentje eruit zag.

Maar toch. Toen ze later thuiskwam, vloeiden de tranen. Het was als een familielid. Nu is hij dood. Peugeot is twintig jaar geworden. We hebben haar in besloten kring begraven (of gecremeerd).

Dag…
© 2005 Marcel Duyvestijn
powered by CJ2