archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Bij ons in de straat delen printen terug
Als de ooievaars overvliegen Marcel Duyvestijn

0213 Ooievaar
Boven ons huis vliegt al enige tijd een ooievaar. Zo’n grote. Hij kijkt een beetje rond, vliegt dan weer vanaf de ene kant de straat in, dan weer de andere kant. Hij lijkt de buurt in zich op te nemen. Ook probeert hij de aanvliegroute alvast te oefenen. Af en toe kijkt hij op de kaart van Haarlem om te zien waar hij over een maand zes heen moet.

Laatst belde hij aan.
‘Dag. Ik ben de ooievaar.’
‘Dat zie ik,’ zei ik.

Hij kwam me troosten. ‘Zwangere vrouwen zijn niet makkelijk.’ Ik zuchtte dat dit een understatement was.

Gisteren zette ik een overheerlijke nasi-achtige schotel op tafel. Ik had er echt mijn best op gedaan. Vroeger zette ik de pan met een glimlach op tafel. Vroeger zei ze altijd iets van ‘mmm, lekker lieverd.’ Maar die tijd is voorbij. Dit keer keek ze teleurgesteld naar de inhoud van de pan die uitnodigend wasemde.

‘Ik wil patat.’
En dan ga ik patat halen.

Les één van de ooievaar: ‘Gewoon gehoorzaam zijn.’

Voor onze deur staan twee kratten met groene plastic flessen. Mijn vrouw plast dagelijks een fles vol. Van die urine maken ze medicijnen om vrouwen die moeilijk zwanger worden te helpen. Moeders voor moeders heet het project. Elke woensdag worden ze opgehaald door een man met een busje. De man (ik denk althans dat het een man is, eentje met een grote snor en een zelfverzekerde blik) draagt plastic handschoenen.

‘Nu weet iedereen het in de straat,’ zei mijn vrouw.
‘Hoezo?’
‘Dat zien ze toch aan die kratten voor de deur. Die staan daar de hele woensdag voor de deur.’
‘Maar de mensen hier in de buurt weten toch niet wat er in zit.’
‘Dat weten ze wel.’
De ooievaar had gezegd: ‘altijd gelijk geven.’ En dus zei ik: ‘Ach, wat maakt het uit dat de buurt het weet. Dat is toch leuk als ze je over je zwangerschap aanspreken?’
‘Als ze maar niet zomaar aan mijn buik gaan zitten.’ Ze kijkt boos.

Het klopt dat allerlei wildvreemden ineens ongegeneerd aan de buik van mijn vrouw gaan voelen als men weet dat ze zwanger is. Daar hangt dan een opmerking aan vast van: ‘groeit het goed?’ Ik heb ooit zelf een fout gemaakt door een wat dikkige, maar niet zwangere vrouw te betasten met de vraag: ‘Hoeveel weken?’

Die buik is ten eerste van mijn vrouw.

Daarna is die buik voor een honderdste deel van mij. Daarom heb ik ook voel- en aairechten. Ik mag de buik, op afgesproken tijdstippen aanraken. Heel zachtjes en vooral niet knijpen. 's Nachts praat ik altijd even tegen de buik. Als mijn vrouw slaapt, hebben mijn kind en ik hele gesprekken. Over het leven.

De wurm is nu zo’n zes volledige centimeters. Hij heeft armpjes en beentjes en draait een beetje rond. Hij eet, slaapt en groeit.

Wat een heerlijk leven.


© 2005 Marcel Duyvestijn meer Marcel Duyvestijn - meer "Bij ons in de straat" -
Beschouwingen > Bij ons in de straat
Als de ooievaars overvliegen Marcel Duyvestijn
0213 Ooievaar
Boven ons huis vliegt al enige tijd een ooievaar. Zo’n grote. Hij kijkt een beetje rond, vliegt dan weer vanaf de ene kant de straat in, dan weer de andere kant. Hij lijkt de buurt in zich op te nemen. Ook probeert hij de aanvliegroute alvast te oefenen. Af en toe kijkt hij op de kaart van Haarlem om te zien waar hij over een maand zes heen moet.

Laatst belde hij aan.
‘Dag. Ik ben de ooievaar.’
‘Dat zie ik,’ zei ik.

Hij kwam me troosten. ‘Zwangere vrouwen zijn niet makkelijk.’ Ik zuchtte dat dit een understatement was.

Gisteren zette ik een overheerlijke nasi-achtige schotel op tafel. Ik had er echt mijn best op gedaan. Vroeger zette ik de pan met een glimlach op tafel. Vroeger zei ze altijd iets van ‘mmm, lekker lieverd.’ Maar die tijd is voorbij. Dit keer keek ze teleurgesteld naar de inhoud van de pan die uitnodigend wasemde.

‘Ik wil patat.’
En dan ga ik patat halen.

Les één van de ooievaar: ‘Gewoon gehoorzaam zijn.’

Voor onze deur staan twee kratten met groene plastic flessen. Mijn vrouw plast dagelijks een fles vol. Van die urine maken ze medicijnen om vrouwen die moeilijk zwanger worden te helpen. Moeders voor moeders heet het project. Elke woensdag worden ze opgehaald door een man met een busje. De man (ik denk althans dat het een man is, eentje met een grote snor en een zelfverzekerde blik) draagt plastic handschoenen.

‘Nu weet iedereen het in de straat,’ zei mijn vrouw.
‘Hoezo?’
‘Dat zien ze toch aan die kratten voor de deur. Die staan daar de hele woensdag voor de deur.’
‘Maar de mensen hier in de buurt weten toch niet wat er in zit.’
‘Dat weten ze wel.’
De ooievaar had gezegd: ‘altijd gelijk geven.’ En dus zei ik: ‘Ach, wat maakt het uit dat de buurt het weet. Dat is toch leuk als ze je over je zwangerschap aanspreken?’
‘Als ze maar niet zomaar aan mijn buik gaan zitten.’ Ze kijkt boos.

Het klopt dat allerlei wildvreemden ineens ongegeneerd aan de buik van mijn vrouw gaan voelen als men weet dat ze zwanger is. Daar hangt dan een opmerking aan vast van: ‘groeit het goed?’ Ik heb ooit zelf een fout gemaakt door een wat dikkige, maar niet zwangere vrouw te betasten met de vraag: ‘Hoeveel weken?’

Die buik is ten eerste van mijn vrouw.

Daarna is die buik voor een honderdste deel van mij. Daarom heb ik ook voel- en aairechten. Ik mag de buik, op afgesproken tijdstippen aanraken. Heel zachtjes en vooral niet knijpen. 's Nachts praat ik altijd even tegen de buik. Als mijn vrouw slaapt, hebben mijn kind en ik hele gesprekken. Over het leven.

De wurm is nu zo’n zes volledige centimeters. Hij heeft armpjes en beentjes en draait een beetje rond. Hij eet, slaapt en groeit.

Wat een heerlijk leven.
© 2005 Marcel Duyvestijn
powered by CJ2