archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Bij ons in de straat delen printen terug
Buitengesloten Marcel Duyvestijn

0211 Zwerver
Half vijf in de middag. Daar stond ik. Buiten, voor mijn eigen deur.
Ik droeg een vieze trui (ik had in ons huis staan schilderen), een gekreukelde spijkerbroek. En Spaanse sloffen met zachte zolen met bont vanbinnen. Het was op een maandag en ik had een weekendbaard. Ik zag er belachelijk uit.

Voor de vorm rammelde ik nog aan mijn eigen voordeur, maar nee, die ging niet meer open. Ik had mijzelf buitengesloten.
Het was doodstil in de straat. Even speelde ik met de gedachte om bij de buren aan te bellen en daar te wachten tot mijn vrouw thuis zou komen, maar ik ken mijn buren nog niet zo goed. En ga je dan bij wildvreemden twee uur zitten wachten? Op je sloffen?

Berusting. Ik vloekte een kleine vloek. Meer als reflex. Ik keek naar mijn eigen kleding. 'Je ziet er belachelijk uit.'

Mijn vrouw zou over een uur of zo thuiskomen. Als ik geluk had, want als ze in de file stond, zou het rustig twee uur later kunnen worden. Ik moest dus twee uur overbruggen. En dus ging ik wandelen. Op mijn sloffen.

In de winkelstraat keken de mensen me aan alsof ik gek was. Een man op sloffen en zonder overjas ontvangt in Haarlem louter verbaasde blikken. In Amsterdam, het walhalla van zwervers, zou ik niet opgevallen zijn, maar in Haarlem is een zwerver een vreemd verschijnsel. Dat wil zeggen, er zijn drie zwervers . Eentje staat bij de Albert Heijn aan het einde van de Cronjéstraat, één bij de Vomar bij het Spaarne en de derde staat ergens in Schalkwijk bij een lokale supermarkt.

Eenmaal een zwerver, dan ga je je ook zo gedragen. In de winkelruiten keek ik naar mezelf. Ik lachte. De zwerver. Ik ging het spel meespelen en begon te mompelen. 'Daar is een prullenbak,' zei ik tegen een vrouw met een rollator. 'Misschien nog iets te eten?' Ik had mijn haar in de war gebracht en keek een beetje lodderig uit mijn ogen.

De winkelstraat ben ik twee keer op en neer gelopen tot mijn voeten pijn deden. Mijn Spaanse sloffen waren niet bedoeld voor lange wandelingen. Ik besloot even op een bankje bij het park te gaan zitten om met de vogels te praten. 'Zouden ze in Haarlem ook een Leger des Heils hebben?' Om de tijd te doden ging ik in het wilde weg fantaseren dat ik de rest van mijn leven dakloze zou zijn. Het bankje waar ik op zat, zou mijn huis worden, de vogels om me heen zouden mijn vrienden zijn. Op de kerkklok was het een uur verder.

Intussen was mijn vrouw thuisgekomen. Toen ze de straat inreed, had ze een ambulance zien wegrijden en toen ze binnenkwam, viel haar direct op dat ik hals over kop was weggegaan. 1+ 1 = 2. En dat betekende paniek. Vrouwen hebben altijd de neiging zich zorgen te maken over van alles en nog wat, en mijn Marieke is geen uitzondering. Ze ging me zoeken. Eerst belde ze het ziekenhuis, maar daar was geen Marcel Duyvestijn binnengebracht. Toen ging ze naar de buren. Die stonden meteen als crisisteam klaar en begonnen plannen te maken.

Ik had in de tussentijd een praatje aangeknoopt met de verkoper van de daklozenkrant (die altijd bij de Albert Heijn staat). We zaten samen op een bankje, de stapel daklozenkranten tussen ons in. Ik begon al helemaal te wennen aan mijn nieuwe omgeving. 'Verdient het nog wat, zo’n krant verkopen?' vroeg ik mijn nieuwe vriend.
'Altijd lachen blijf, dan krijg je meer…' Nederlands was niet zijn eerste taal.

Op het horloge van mijn nieuwe vriend was het inmiddels half zeven en dus zou Marieke hopelijk wel thuis zijn. Hoewel mijn voeten pijn deden, voelde ik me opgeruimd. Het leven is geen zoektocht. Het leven is een zinloze zwerftocht. Ik was tevreden met mijn filosofische gedachten. Anderhalf uur zinloos door Haarlem gewandeld en ik was helemaal tot rust gekomen.

Dat was Marieke echter niet toen ik thuiskwam. 'Je had toch kunnen bellen. Je had toch bij de buren kunnen aanbellen. Je had toch bij je Oma (die even verderop woont) kunnen gaan zitten?'
'Dat had ik kunnen doen, maar dat heb ik niet gedaan.'


© 2005 Marcel Duyvestijn meer Marcel Duyvestijn - meer "Bij ons in de straat" -
Beschouwingen > Bij ons in de straat
Buitengesloten Marcel Duyvestijn
0211 Zwerver
Half vijf in de middag. Daar stond ik. Buiten, voor mijn eigen deur.
Ik droeg een vieze trui (ik had in ons huis staan schilderen), een gekreukelde spijkerbroek. En Spaanse sloffen met zachte zolen met bont vanbinnen. Het was op een maandag en ik had een weekendbaard. Ik zag er belachelijk uit.

Voor de vorm rammelde ik nog aan mijn eigen voordeur, maar nee, die ging niet meer open. Ik had mijzelf buitengesloten.
Het was doodstil in de straat. Even speelde ik met de gedachte om bij de buren aan te bellen en daar te wachten tot mijn vrouw thuis zou komen, maar ik ken mijn buren nog niet zo goed. En ga je dan bij wildvreemden twee uur zitten wachten? Op je sloffen?

Berusting. Ik vloekte een kleine vloek. Meer als reflex. Ik keek naar mijn eigen kleding. 'Je ziet er belachelijk uit.'

Mijn vrouw zou over een uur of zo thuiskomen. Als ik geluk had, want als ze in de file stond, zou het rustig twee uur later kunnen worden. Ik moest dus twee uur overbruggen. En dus ging ik wandelen. Op mijn sloffen.

In de winkelstraat keken de mensen me aan alsof ik gek was. Een man op sloffen en zonder overjas ontvangt in Haarlem louter verbaasde blikken. In Amsterdam, het walhalla van zwervers, zou ik niet opgevallen zijn, maar in Haarlem is een zwerver een vreemd verschijnsel. Dat wil zeggen, er zijn drie zwervers . Eentje staat bij de Albert Heijn aan het einde van de Cronjéstraat, één bij de Vomar bij het Spaarne en de derde staat ergens in Schalkwijk bij een lokale supermarkt.

Eenmaal een zwerver, dan ga je je ook zo gedragen. In de winkelruiten keek ik naar mezelf. Ik lachte. De zwerver. Ik ging het spel meespelen en begon te mompelen. 'Daar is een prullenbak,' zei ik tegen een vrouw met een rollator. 'Misschien nog iets te eten?' Ik had mijn haar in de war gebracht en keek een beetje lodderig uit mijn ogen.

De winkelstraat ben ik twee keer op en neer gelopen tot mijn voeten pijn deden. Mijn Spaanse sloffen waren niet bedoeld voor lange wandelingen. Ik besloot even op een bankje bij het park te gaan zitten om met de vogels te praten. 'Zouden ze in Haarlem ook een Leger des Heils hebben?' Om de tijd te doden ging ik in het wilde weg fantaseren dat ik de rest van mijn leven dakloze zou zijn. Het bankje waar ik op zat, zou mijn huis worden, de vogels om me heen zouden mijn vrienden zijn. Op de kerkklok was het een uur verder.

Intussen was mijn vrouw thuisgekomen. Toen ze de straat inreed, had ze een ambulance zien wegrijden en toen ze binnenkwam, viel haar direct op dat ik hals over kop was weggegaan. 1+ 1 = 2. En dat betekende paniek. Vrouwen hebben altijd de neiging zich zorgen te maken over van alles en nog wat, en mijn Marieke is geen uitzondering. Ze ging me zoeken. Eerst belde ze het ziekenhuis, maar daar was geen Marcel Duyvestijn binnengebracht. Toen ging ze naar de buren. Die stonden meteen als crisisteam klaar en begonnen plannen te maken.

Ik had in de tussentijd een praatje aangeknoopt met de verkoper van de daklozenkrant (die altijd bij de Albert Heijn staat). We zaten samen op een bankje, de stapel daklozenkranten tussen ons in. Ik begon al helemaal te wennen aan mijn nieuwe omgeving. 'Verdient het nog wat, zo’n krant verkopen?' vroeg ik mijn nieuwe vriend.
'Altijd lachen blijf, dan krijg je meer…' Nederlands was niet zijn eerste taal.

Op het horloge van mijn nieuwe vriend was het inmiddels half zeven en dus zou Marieke hopelijk wel thuis zijn. Hoewel mijn voeten pijn deden, voelde ik me opgeruimd. Het leven is geen zoektocht. Het leven is een zinloze zwerftocht. Ik was tevreden met mijn filosofische gedachten. Anderhalf uur zinloos door Haarlem gewandeld en ik was helemaal tot rust gekomen.

Dat was Marieke echter niet toen ik thuiskwam. 'Je had toch kunnen bellen. Je had toch bij de buren kunnen aanbellen. Je had toch bij je Oma (die even verderop woont) kunnen gaan zitten?'
'Dat had ik kunnen doen, maar dat heb ik niet gedaan.'
© 2005 Marcel Duyvestijn
powered by CJ2