archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > De verbazing delen printen terug
Het drukken van stempels op beleid Henk Klaren

1111BS Stempels
Op 13 maart jongstleden publiceerde de Volkskrant een statistische analyse van de manier waarop de gemeenten in de afgelopen collegeperiode de bezuinigingen hebben ingevuld. Daaruit werden conclusies getrokken ten aanzien van de mate waarin vijf partijen hun stempel hebben weten te drukken op het gemeentelijke beleid. Alleen de VVD, de PvdA, het CDA, D’66 en GroenLinks zijn bekeken, omdat de andere partijen in te weinig colleges deelnemen of met significant grotere bezuinigingsopgaven te maken hebben gehad.

Zo’n analyse is altijd een beetje een hachelijke zaak, omdat Colleges van Burgemeester en Wethouders per definitie coalities zijn, soms brede colleges. Nog niet zo lang geleden was dat vrijwel altijd het geval. Dat betekent dat je bij zo’n analyse rekening moet houden met de machtsverhoudingen binnen het college en vooral met de portefeuilleverdeling. Anders gezegd: wat kan de kleinste partij in een college met één wethouder met een relatief onbelangrijke portefeuille nou voor elkaar boksen?

In zekere zin worden die problemen gedekt door de probleemstelling. Als het een partij niet lukt de eigen doelstellingen op een bepaald beleidsterrein te realiseren, of dichter bij te brengen, als gevolg van de machtsverhoudingen of de portefeuilleverdeling, dan is men er inderdaad niet in geslaagd (op dat punt) zijn stempel te drukken op het gemeentelijke beleid.

Als daaruit echter de conclusie getrokken zou worden dat het geen zin heeft op die partij te stemmen, omdat ze toch niet in staat zijn hun doelstellingen dichterbij te brengen, dan is dat niet juist. Dat doen de Volkskrantanalytici overigens niet, maar de gevolgtrekking ligt wel voor de hand. Het is echter beslist verkeerd, want een stem op de betreffende partij kan de machtsverhoudingen in het volgende college veranderen en kan er voor zorgen dat de partij een breder pakket aan wethoudersportefeuilles krijgt. Daardoor ontstaat dan een kans om een groter stempel op het gemeentelijke beleid te drukken.

Om dat soort effecten mee te wegen in een onderzoek voor een krantenartikel is wel erg ingewikkeld en het ontbreken ervan is niet mijn grootste bezwaar tegen de publicatie. Echt storend vind ik de marginale benadering. Er wordt alleen gekeken naar de bezuinigingspercentages per beleidsterrein en niet naar de absolute omvang van de uitgaven op die beleidsterreinen. Bij een fikse bezuiniging kan nog altijd een betekenisvolle inspanning resteren en zelfs ingeval van géén bezuiniging, of een stijging van uitgaven, kan een gemeente nog altijd onderpresteren.

Een eenvoudig voorbeeld: er zijn twee identieke gemeenten, laten we ze Juinen en Terweksel noemen. Acht jaar geleden waren er in beide gemeenten geen trapveldjes. Juinen legde er in de voorlaatste periode twintig aan en in de laatste geen. Er werd in die collegeperiode dus 100% bezuinigd ten opzichte van de periode daarvoor. Terweksel legde in de voorlaatste periode tien veldjes aan en in de laatste periode vijf. Een bezuiniging van slechts 50%. In de analyse van de Volkskrant zou Terweksel er dus veel beter uitspringen dan Juinen, als je trapveldjes belangrijk vindt. Maar Juinen heeft er twintig en Terweksel nog altijd maar vijftien. Wat zouden al die jonge voetballertjes daarvan vinden?

---------------
De tekening is van Elène Klaren
---------------------------
Wie zijn bestellingen doet via deze link: (www.bol.com), steunt De Leunstoel!


© 2014 Henk Klaren meer Henk Klaren - meer "De verbazing" -
Beschouwingen > De verbazing
Het drukken van stempels op beleid Henk Klaren
1111BS Stempels
Op 13 maart jongstleden publiceerde de Volkskrant een statistische analyse van de manier waarop de gemeenten in de afgelopen collegeperiode de bezuinigingen hebben ingevuld. Daaruit werden conclusies getrokken ten aanzien van de mate waarin vijf partijen hun stempel hebben weten te drukken op het gemeentelijke beleid. Alleen de VVD, de PvdA, het CDA, D’66 en GroenLinks zijn bekeken, omdat de andere partijen in te weinig colleges deelnemen of met significant grotere bezuinigingsopgaven te maken hebben gehad.

Zo’n analyse is altijd een beetje een hachelijke zaak, omdat Colleges van Burgemeester en Wethouders per definitie coalities zijn, soms brede colleges. Nog niet zo lang geleden was dat vrijwel altijd het geval. Dat betekent dat je bij zo’n analyse rekening moet houden met de machtsverhoudingen binnen het college en vooral met de portefeuilleverdeling. Anders gezegd: wat kan de kleinste partij in een college met één wethouder met een relatief onbelangrijke portefeuille nou voor elkaar boksen?

In zekere zin worden die problemen gedekt door de probleemstelling. Als het een partij niet lukt de eigen doelstellingen op een bepaald beleidsterrein te realiseren, of dichter bij te brengen, als gevolg van de machtsverhoudingen of de portefeuilleverdeling, dan is men er inderdaad niet in geslaagd (op dat punt) zijn stempel te drukken op het gemeentelijke beleid.

Als daaruit echter de conclusie getrokken zou worden dat het geen zin heeft op die partij te stemmen, omdat ze toch niet in staat zijn hun doelstellingen dichterbij te brengen, dan is dat niet juist. Dat doen de Volkskrantanalytici overigens niet, maar de gevolgtrekking ligt wel voor de hand. Het is echter beslist verkeerd, want een stem op de betreffende partij kan de machtsverhoudingen in het volgende college veranderen en kan er voor zorgen dat de partij een breder pakket aan wethoudersportefeuilles krijgt. Daardoor ontstaat dan een kans om een groter stempel op het gemeentelijke beleid te drukken.

Om dat soort effecten mee te wegen in een onderzoek voor een krantenartikel is wel erg ingewikkeld en het ontbreken ervan is niet mijn grootste bezwaar tegen de publicatie. Echt storend vind ik de marginale benadering. Er wordt alleen gekeken naar de bezuinigingspercentages per beleidsterrein en niet naar de absolute omvang van de uitgaven op die beleidsterreinen. Bij een fikse bezuiniging kan nog altijd een betekenisvolle inspanning resteren en zelfs ingeval van géén bezuiniging, of een stijging van uitgaven, kan een gemeente nog altijd onderpresteren.

Een eenvoudig voorbeeld: er zijn twee identieke gemeenten, laten we ze Juinen en Terweksel noemen. Acht jaar geleden waren er in beide gemeenten geen trapveldjes. Juinen legde er in de voorlaatste periode twintig aan en in de laatste geen. Er werd in die collegeperiode dus 100% bezuinigd ten opzichte van de periode daarvoor. Terweksel legde in de voorlaatste periode tien veldjes aan en in de laatste periode vijf. Een bezuiniging van slechts 50%. In de analyse van de Volkskrant zou Terweksel er dus veel beter uitspringen dan Juinen, als je trapveldjes belangrijk vindt. Maar Juinen heeft er twintig en Terweksel nog altijd maar vijftien. Wat zouden al die jonge voetballertjes daarvan vinden?

---------------
De tekening is van Elène Klaren
---------------------------
Wie zijn bestellingen doet via deze link: (www.bol.com), steunt De Leunstoel!
© 2014 Henk Klaren
powered by CJ2