archiefvorig nr.lopend nr.

Bezigheden > Op de camping delen printen terug
Laag bij de grond Joop Quint

0317BZ Camping
Het is niet eenvoudig om in ‘De Leunstoel’ te komen. Dat heeft Frits me als hoofdredacteur uitgelegd. Op zijn bekende manier: vriendelijk en beslist. Hij weet heel goed dat ik een paar literaire thrillers heb geschreven. Die zijn nog niet uitgegeven, maar dat komt heus nog wel. Zo’n literaire thriller zou natuurlijk – in afleveringen –prachtig in De Leunstoel passen. Maar daar is geen sprake van. En dan heb ik nog een paar, een beetje surrealistische stukjes. Over een jongen die kan vliegen en over schapen die – net als vogels – op de schapentrek gaan. Maar die kunnen ook niet door de beugel van Frits. Misschien denkt hij wel: Joop is geen hoogvlieger, die moet een beetje laag-bij-de-grondse stukjes schrijven. Ik moet van Frits over de camping schrijven.

Koos en Willem, dat zijn de poesjes, Bernadette en ik hebben een stacaravan. Die staat niet zo maar, die staat op Texel. Op een grote camping in de duinen. We zijn niet de enigen. Er zijn nog twee honderd stacaravans. Er zijn minder tuinkabouters, roze flamingo’s en molentjes dan je zou verwachten. Dat komt niet doordat wij zoveel anders zijn dan andere mensen met stacaravans. Er zijn veel AOW’ers en kleine zelfstandigen uit Purmerend, Zaanstad en Amsterdam-Noord. Het komt door de duinen, daardoor zijn er niet zoveel vlakke stukjes en kun je niet op elkaar's lip staan. Ik denk ook dat die duinen uitnodigen om op een beetje natuurlijke manier met de omgeving om te gaan.

Wij hebben in ieder geval een klein tuintje. Natuurlijk met geraniums, maar ook met aardappels, uien, aardbeien en een klein olijfboompje. We hebben uiteraard ook een schuurtje. Voor de tuinstoelen, de fietsen, de parasol en de barbecue. Eigenlijk hebben we alles. Elektriciteit, voor de ijskast, de magnetron en het kleine oventje. Butagas en kabel-tv. Vooral met die kabel-tv ben ik heel blij. Die hebben we een jaar of vijf geleden gekregen. Daarvoor hadden we alleen maar zwart-wit en drie kanalen. Nu kan ik alle voetbalwedstrijden zien.

We hebben geen stromend water maar op 20 meter afstand is er een kraan en als je moet plassen kan dat meestal wel in de duinen. Voor de zekerheid en voor ’s nachts hebben we een emmertje in de caravan. Als je echt naar de wc moet loop je ca. 100 meter naar het washok. Dat is ongeveer 20 jaar oud. Voor de mannen zijn er twee warme douches. (Ik weet niet hoe het voor de vrouwen is.) Verder is er een rij wasbakken met koud water. Het heeft wel iets. Het doet me aan mijn diensttijd denken, zo naast elkaar staan om te scheren.

De vraag is wellicht: wat doe je bij een stacaravan? Eigenlijk niet zoveel. Tegen zeven uur laat ik de poesjes uit. Ik draai me dan nog even om (Bernadette draait zich überhaupt niet om, die slaapt rustig door) en dan gaan we de krant, wat broodjes en bier halen bij Goenga (spreek uit: Go-en-ga), de enige winkel in Den Hoorn, dat is het dorpje vlakbij onze camping. Dan, bij het ontbijt omstreeks een uur of elf, maken we onze plannen voor die dag. Moeten we naar Den Burg, de hoofdplaats van het eiland, om whiskey of andere belangrijke dingen te halen? Zullen we een rondje over het eiland maken om de vissershaven (Oudeschild) of de vuurtoren (De Cocksdorp) te zien? Zullen we lepelaars in de Geul gaan bekijken?

De poesjes maken natuurlijk ook hun plannen. Ik heb geen idee wat ze bedenken. Maar het komt meestal op het zelfde neer. Koos blijft in de buurt. en hij komt zo nu en dan langs met een muisje dat hij heeft gevangen. Daar speelt hij een tijdje mee en dan slaat hij het dood en dan doen wij het in de vuilnisbak. Willem zien we de hele dag niet. Hij komt meestal om ongeveer half acht aansjokken. We hebben geen idee waar hij is geweest. Kennelijk vecht hij wel eens, hij heeft vaak nogal wat wondjes. In ieder geval zijn ze ’s avonds allebei doodmoe.

Van onze plannen komt meestal niets terecht. We blijven toch maar bij de caravan, we kijken naar onze plantjes, naar alle lucht en de vogels boven ons. We horen de totale stilte. Bernadette lost een paar sudoku’s op en studeert wat Italiaans. Ik schrijf wat aan een boek dat Frits niet in ‘De Leunstoel’ wil hebben. We roken een visje, of we barbecuen een kipje. We eten in ieder geval heel lekker. Daar zorgt Bernadette voor.

Meestal gaan we toch nog even naar Paal 12. Ons favoriete paviljoen op het strand. We verbazen ons altijd over de rust. Ook in het hoogseizoen zijn er nog steeds niet veel mensen aan zee. Vergelijk dat eens met Zandvoort of Scheveningen. Na een portie bitterballen, een broodje croquet, en een paar biertjes gaan we weer naar de caravan.

Dan is vaak de rust verbroken. We hebben bezoek. Over dat bezoek, over Paal 12 en de rest van Texel bericht ik de volgende keer.

Als Frits het toelaat.

© 2006 Joop Quint meer Joop Quint - meer "Op de camping" -
Bezigheden > Op de camping
Laag bij de grond Joop Quint
0317BZ Camping
Het is niet eenvoudig om in ‘De Leunstoel’ te komen. Dat heeft Frits me als hoofdredacteur uitgelegd. Op zijn bekende manier: vriendelijk en beslist. Hij weet heel goed dat ik een paar literaire thrillers heb geschreven. Die zijn nog niet uitgegeven, maar dat komt heus nog wel. Zo’n literaire thriller zou natuurlijk – in afleveringen –prachtig in De Leunstoel passen. Maar daar is geen sprake van. En dan heb ik nog een paar, een beetje surrealistische stukjes. Over een jongen die kan vliegen en over schapen die – net als vogels – op de schapentrek gaan. Maar die kunnen ook niet door de beugel van Frits. Misschien denkt hij wel: Joop is geen hoogvlieger, die moet een beetje laag-bij-de-grondse stukjes schrijven. Ik moet van Frits over de camping schrijven.

Koos en Willem, dat zijn de poesjes, Bernadette en ik hebben een stacaravan. Die staat niet zo maar, die staat op Texel. Op een grote camping in de duinen. We zijn niet de enigen. Er zijn nog twee honderd stacaravans. Er zijn minder tuinkabouters, roze flamingo’s en molentjes dan je zou verwachten. Dat komt niet doordat wij zoveel anders zijn dan andere mensen met stacaravans. Er zijn veel AOW’ers en kleine zelfstandigen uit Purmerend, Zaanstad en Amsterdam-Noord. Het komt door de duinen, daardoor zijn er niet zoveel vlakke stukjes en kun je niet op elkaar's lip staan. Ik denk ook dat die duinen uitnodigen om op een beetje natuurlijke manier met de omgeving om te gaan.

Wij hebben in ieder geval een klein tuintje. Natuurlijk met geraniums, maar ook met aardappels, uien, aardbeien en een klein olijfboompje. We hebben uiteraard ook een schuurtje. Voor de tuinstoelen, de fietsen, de parasol en de barbecue. Eigenlijk hebben we alles. Elektriciteit, voor de ijskast, de magnetron en het kleine oventje. Butagas en kabel-tv. Vooral met die kabel-tv ben ik heel blij. Die hebben we een jaar of vijf geleden gekregen. Daarvoor hadden we alleen maar zwart-wit en drie kanalen. Nu kan ik alle voetbalwedstrijden zien.

We hebben geen stromend water maar op 20 meter afstand is er een kraan en als je moet plassen kan dat meestal wel in de duinen. Voor de zekerheid en voor ’s nachts hebben we een emmertje in de caravan. Als je echt naar de wc moet loop je ca. 100 meter naar het washok. Dat is ongeveer 20 jaar oud. Voor de mannen zijn er twee warme douches. (Ik weet niet hoe het voor de vrouwen is.) Verder is er een rij wasbakken met koud water. Het heeft wel iets. Het doet me aan mijn diensttijd denken, zo naast elkaar staan om te scheren.

De vraag is wellicht: wat doe je bij een stacaravan? Eigenlijk niet zoveel. Tegen zeven uur laat ik de poesjes uit. Ik draai me dan nog even om (Bernadette draait zich überhaupt niet om, die slaapt rustig door) en dan gaan we de krant, wat broodjes en bier halen bij Goenga (spreek uit: Go-en-ga), de enige winkel in Den Hoorn, dat is het dorpje vlakbij onze camping. Dan, bij het ontbijt omstreeks een uur of elf, maken we onze plannen voor die dag. Moeten we naar Den Burg, de hoofdplaats van het eiland, om whiskey of andere belangrijke dingen te halen? Zullen we een rondje over het eiland maken om de vissershaven (Oudeschild) of de vuurtoren (De Cocksdorp) te zien? Zullen we lepelaars in de Geul gaan bekijken?

De poesjes maken natuurlijk ook hun plannen. Ik heb geen idee wat ze bedenken. Maar het komt meestal op het zelfde neer. Koos blijft in de buurt. en hij komt zo nu en dan langs met een muisje dat hij heeft gevangen. Daar speelt hij een tijdje mee en dan slaat hij het dood en dan doen wij het in de vuilnisbak. Willem zien we de hele dag niet. Hij komt meestal om ongeveer half acht aansjokken. We hebben geen idee waar hij is geweest. Kennelijk vecht hij wel eens, hij heeft vaak nogal wat wondjes. In ieder geval zijn ze ’s avonds allebei doodmoe.

Van onze plannen komt meestal niets terecht. We blijven toch maar bij de caravan, we kijken naar onze plantjes, naar alle lucht en de vogels boven ons. We horen de totale stilte. Bernadette lost een paar sudoku’s op en studeert wat Italiaans. Ik schrijf wat aan een boek dat Frits niet in ‘De Leunstoel’ wil hebben. We roken een visje, of we barbecuen een kipje. We eten in ieder geval heel lekker. Daar zorgt Bernadette voor.

Meestal gaan we toch nog even naar Paal 12. Ons favoriete paviljoen op het strand. We verbazen ons altijd over de rust. Ook in het hoogseizoen zijn er nog steeds niet veel mensen aan zee. Vergelijk dat eens met Zandvoort of Scheveningen. Na een portie bitterballen, een broodje croquet, en een paar biertjes gaan we weer naar de caravan.

Dan is vaak de rust verbroken. We hebben bezoek. Over dat bezoek, over Paal 12 en de rest van Texel bericht ik de volgende keer.

Als Frits het toelaat.
© 2006 Joop Quint
powered by CJ2