archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Beelden uit soberder tijden delen printen terug
Een wollige wereld (2) Peter Schröder

1505BS Sheep1In deel 1 begon ik een langere-termijn-verhaal over de rol van schapen en hun wol in de mensengeschiedenis. Daarin werd de tekst van het bekende Nederlandse lied ‘Op de Grote Stille Heide’, officiële titel ‘De Herder’, opgenomen. Helaas zijn de namen van de twee auteurs van dat prachtlied weggevallen. Welnu, dat waren tekstdichter Pieter Louwerse (1840-1908) en toondichter Johannes Worp (1821 – 1891).

Fatale Broedertwist
Verder met de rol van schapen in het leven op aarde en hun rol in het proces van agrarisering van de wereld. De gelijktijdige ontwikkeling van kweekbare voedselgewassen en de domesticatie van bruikbare dieren kon makkelijk leiden tot (de schijn van?) belangentegenstellingen tussen veehouders en akkerbouwers. Als er niet goed werd opgelet vraten de kudden de akkers leeg voor er geoogst kon worden. Ruzie en tweespalt: in Genesis 4 is te lezen hoe de twee eerste zonen van Adam en Eva, oudste zoon Kaïn, akkerbouwer, en jongere broer Abel, schaapherder, in een strijd verwikkeld raakten die eindigde in broedermoord.

Waarom, waarom toch? De Bijbel weet te melden dat de twee broers elk een offer brachten aan God; Abel doodde en roosterde daartoe een lam en Kaïn offerde een deel van zijn plantaardige oogst. De Heere (nog niet op de hoogte van de hedendaagse principes van de opvoedkunde) accepteerde wel het offer van Abel (dat lam), maar niet de vega-hap van broer Kaïn. Escalerende sibling rivalry eindigde tenslotte in moord subs. doodslag van Kaïn op Abel.  
(Uit het retabel  van Jan van Eyck in de Baafs Kathedraal in Gent (1432), waaruit vorige keer Het Lam Gods zelf, deze keer een geschilderde weergave van de broertjes (afbeelding 1), Kaïn met een lammetje en Abel met een korenschoof).
Op afbeelding 2 zien we op de kalender in de ‘Très Riches Heures de Jean, Duc de Berry’ (1440) bij de maand juli het scheren van schapen door een goed geklede dame en een goed geklede heer.

Gilgamesj en Enkidu
Kaïn en Abel: schaapherder dood en akkerbouwer verbannen. Treurig en de kern van een lange historie van vaak gewelddadige conflicten1505BVS Sheep2 tussen herders en akkerbouwers. Ook wel in de gedaante van de tegenstelling tussen minder beschaafde zwervende herders en beschaafdere gevestigde boeren; zwervende wildemannen tegenover meer georganiseerde gezelschappen stedelingen.
De inherente spanning is niet voor het eerst in de Bijbel te vinden, al in het wonderbaarlijke Gilgamesj Epos, tevoorschijn getoverd uit brokjes spijkerschrifttabletten die ongeveer 2100 voor Christus werden beschreven (met veel oudere tekst). Gilgamesj was koning van Uruk in Zuid Mesopotamië, ietsje verderop dan Bijbels ‘Palestina’, maar in dezelfde ‘vruchtbare halve maan’ waarin de ‘landbouwrevolutie’ ontstond. Gilgamesj was de machtige heerser, halfgod, en stedenbouwer die ‘op avontuur’ gaat om nog meer roem te vergaren en daarmee behalve macht ook onsterfelijkheid te verwerven. De koning gaat op reis met Enkidu, een tegenpool in sociaal/cultureel opzicht: een wildeman, bijna even sterk als de koning, jager/herder uit de steppe die door Gilgamesj in een tweegevecht verslagen wordt, maar daarna zijn vriend wordt en reisgenoot van de koning. Voor het zo ver is krijgt Enkidu, gewend aan een leven tussen de wilde dieren, een cursus beschaving van een door Gilgamesj geleverde courtisane/tempelhoer. Jazeker, hier ook de tegenstelling tussen het echte rauwe leven in de steppe en het decadente leven in de rijke stad.

Klimaatwisselingen
In Mesopotamië kende de vruchtbare vlakte bij de twee rivieren een complex opgezet irrigatiesysteem voor een bloeiende land-, tuin- en akkerbouw, denk aan de ‘Hangende Tuinen’ van Babylon. In de drogere kale heuvels en bergen trokken de herders rond met hun geiten en schapen die konden leven van de dorre plantjes, die alleen door deze herkauwers met hun extreem lange darmen konden worden verteerd. In de minder extreme weertypen bestond er een redelijk vreedzame modus tussen stad en heuvels, tussen de herders en de boeren. De herders ruilden hun producten (vlees, wol, mest) met die van de boeren (vooral graan). Het weer in dit Tweestromenland kende echter grote extremen, van droge hitte tot verwoestende overstromingen. In het Gilgamesj epos komen deze vaak ruïneuze wisselingen aan de orde in een Zondvloed (waarnaar de Bijbelse Zondvloed is gemodelleerd) en een Hemelse Stier die met zijn hete adem het land verdort. Als er in de heuvels niets meer te eten viel trokken de herders met hun kudden naar de rivierdalen om daar goedschiks of kwaadschiks voedsel te komen halen. Dat ging niet zachtzinnig en kon leiden tot grote verwoestingen van het kwetsbare irrigatiesysteem en ook wel tot wisselingen van politieke regimes. Overigens: in die rivierdalen groeiden ook geen bomen. Als er hout nodig was, moesten er gevaarlijke (vijandige stammen) expedities worden gehouden naar gebieden zo ver weg als het tegenwoordige Libanon, waar toen nog beroemde Ceders groeiden. Gilgamesj en Enkidu gingen op hun tocht ook naar een Cederwoud dat bewaakt werd door de monsterachtige Humbaba. Onze helden vermoordden deze bewaker en sloegen hun slag.

Mesopotamië vanuit Brugge
Nog steeds literatuur, maar ook hetzelfde geografische gebied waarin Gilgamesj en Genesis speelden, nu beschreven vanuit het Vlaanderen van de 13e eeuw: uit Jacob van Maerlant, 1270, Der naturen bloeme.
Calepus (Ram) is een dier, zeer dapper en onguur en zo vreselijk in alle zaken dat geen jager hem daar kan genaken. Want ze dragen lange horens die als een zaag getand zijn. Op de Eufraat is zijn stede, nu groeien daar allerhande hagen die kleine, lange twijgen dragen. En als het dan gedronken heeft en het denkt dat het van feesten leeft gaat het spelen in de twijgen en het met zijn horen verwonden en speelt zoveel in het bosje dat zijn nauw vertakte horens zich verwarren in die twijgen en dan alreeds moet het buigen en geeft een vreselijk geluid. Dan komt de jager en slaat het zonder pijn dood. Merk hier een groot voorbeeld op, hij de sterke, die niemand ontziet, die de zwakke niet uit de weg gaat en die niet oplet op deze of gene, niet altijd kan hij zeker wezen.’
Calopus is een dier dat met zijn horens aan het altijdgroene gewas van de bosjes bij het water Eufraat hangt. En als het zich daar ophangt, dan huilt ze luid. Als dan de jager dit hoort vangen ze die. Zo vangen ook diegene zich in de eeuwige dood, die naar vleselijke lusten en naar het aardse goed streven. Van hen heet het in de wijsheid van Jeremia: ‘ze zijn gebonden aan het water van de Eufraat en zijn gevallen’.

Abrahams offer
Is dit het wilde schaap, Ovis ornata sive orientalis, dat een zeer imposant dier was dat veel op de moeflon leek? Het had zeer lange haren aan de voorpoten en aan de onderkant van de hals. Een dergelijk wild schaap zal Abraham gevonden hebben in het land Moriah dat vast geraakt was in het struikgewas, Genesis 22:13. ‘Toen sloeg Abraham zijn ogen op en daar zag hij een ram achter zich met zijn horens verward in het struikgewas. En Abraham ging en nam den ram en offerde hem ten brandoffer in plaats van zijn zoon’.

------
De plaatjes komen van
Beeldbank Peter Schröder atb.nl


© 2017 Peter Schröder meer Peter Schröder - meer "Beelden uit soberder tijden" -
Beschouwingen > Beelden uit soberder tijden
Een wollige wereld (2) Peter Schröder
1505BS Sheep1In deel 1 begon ik een langere-termijn-verhaal over de rol van schapen en hun wol in de mensengeschiedenis. Daarin werd de tekst van het bekende Nederlandse lied ‘Op de Grote Stille Heide’, officiële titel ‘De Herder’, opgenomen. Helaas zijn de namen van de twee auteurs van dat prachtlied weggevallen. Welnu, dat waren tekstdichter Pieter Louwerse (1840-1908) en toondichter Johannes Worp (1821 – 1891).

Fatale Broedertwist
Verder met de rol van schapen in het leven op aarde en hun rol in het proces van agrarisering van de wereld. De gelijktijdige ontwikkeling van kweekbare voedselgewassen en de domesticatie van bruikbare dieren kon makkelijk leiden tot (de schijn van?) belangentegenstellingen tussen veehouders en akkerbouwers. Als er niet goed werd opgelet vraten de kudden de akkers leeg voor er geoogst kon worden. Ruzie en tweespalt: in Genesis 4 is te lezen hoe de twee eerste zonen van Adam en Eva, oudste zoon Kaïn, akkerbouwer, en jongere broer Abel, schaapherder, in een strijd verwikkeld raakten die eindigde in broedermoord.

Waarom, waarom toch? De Bijbel weet te melden dat de twee broers elk een offer brachten aan God; Abel doodde en roosterde daartoe een lam en Kaïn offerde een deel van zijn plantaardige oogst. De Heere (nog niet op de hoogte van de hedendaagse principes van de opvoedkunde) accepteerde wel het offer van Abel (dat lam), maar niet de vega-hap van broer Kaïn. Escalerende sibling rivalry eindigde tenslotte in moord subs. doodslag van Kaïn op Abel.  
(Uit het retabel  van Jan van Eyck in de Baafs Kathedraal in Gent (1432), waaruit vorige keer Het Lam Gods zelf, deze keer een geschilderde weergave van de broertjes (afbeelding 1), Kaïn met een lammetje en Abel met een korenschoof).
Op afbeelding 2 zien we op de kalender in de ‘Très Riches Heures de Jean, Duc de Berry’ (1440) bij de maand juli het scheren van schapen door een goed geklede dame en een goed geklede heer.

Gilgamesj en Enkidu
Kaïn en Abel: schaapherder dood en akkerbouwer verbannen. Treurig en de kern van een lange historie van vaak gewelddadige conflicten1505BVS Sheep2 tussen herders en akkerbouwers. Ook wel in de gedaante van de tegenstelling tussen minder beschaafde zwervende herders en beschaafdere gevestigde boeren; zwervende wildemannen tegenover meer georganiseerde gezelschappen stedelingen.
De inherente spanning is niet voor het eerst in de Bijbel te vinden, al in het wonderbaarlijke Gilgamesj Epos, tevoorschijn getoverd uit brokjes spijkerschrifttabletten die ongeveer 2100 voor Christus werden beschreven (met veel oudere tekst). Gilgamesj was koning van Uruk in Zuid Mesopotamië, ietsje verderop dan Bijbels ‘Palestina’, maar in dezelfde ‘vruchtbare halve maan’ waarin de ‘landbouwrevolutie’ ontstond. Gilgamesj was de machtige heerser, halfgod, en stedenbouwer die ‘op avontuur’ gaat om nog meer roem te vergaren en daarmee behalve macht ook onsterfelijkheid te verwerven. De koning gaat op reis met Enkidu, een tegenpool in sociaal/cultureel opzicht: een wildeman, bijna even sterk als de koning, jager/herder uit de steppe die door Gilgamesj in een tweegevecht verslagen wordt, maar daarna zijn vriend wordt en reisgenoot van de koning. Voor het zo ver is krijgt Enkidu, gewend aan een leven tussen de wilde dieren, een cursus beschaving van een door Gilgamesj geleverde courtisane/tempelhoer. Jazeker, hier ook de tegenstelling tussen het echte rauwe leven in de steppe en het decadente leven in de rijke stad.

Klimaatwisselingen
In Mesopotamië kende de vruchtbare vlakte bij de twee rivieren een complex opgezet irrigatiesysteem voor een bloeiende land-, tuin- en akkerbouw, denk aan de ‘Hangende Tuinen’ van Babylon. In de drogere kale heuvels en bergen trokken de herders rond met hun geiten en schapen die konden leven van de dorre plantjes, die alleen door deze herkauwers met hun extreem lange darmen konden worden verteerd. In de minder extreme weertypen bestond er een redelijk vreedzame modus tussen stad en heuvels, tussen de herders en de boeren. De herders ruilden hun producten (vlees, wol, mest) met die van de boeren (vooral graan). Het weer in dit Tweestromenland kende echter grote extremen, van droge hitte tot verwoestende overstromingen. In het Gilgamesj epos komen deze vaak ruïneuze wisselingen aan de orde in een Zondvloed (waarnaar de Bijbelse Zondvloed is gemodelleerd) en een Hemelse Stier die met zijn hete adem het land verdort. Als er in de heuvels niets meer te eten viel trokken de herders met hun kudden naar de rivierdalen om daar goedschiks of kwaadschiks voedsel te komen halen. Dat ging niet zachtzinnig en kon leiden tot grote verwoestingen van het kwetsbare irrigatiesysteem en ook wel tot wisselingen van politieke regimes. Overigens: in die rivierdalen groeiden ook geen bomen. Als er hout nodig was, moesten er gevaarlijke (vijandige stammen) expedities worden gehouden naar gebieden zo ver weg als het tegenwoordige Libanon, waar toen nog beroemde Ceders groeiden. Gilgamesj en Enkidu gingen op hun tocht ook naar een Cederwoud dat bewaakt werd door de monsterachtige Humbaba. Onze helden vermoordden deze bewaker en sloegen hun slag.

Mesopotamië vanuit Brugge
Nog steeds literatuur, maar ook hetzelfde geografische gebied waarin Gilgamesj en Genesis speelden, nu beschreven vanuit het Vlaanderen van de 13e eeuw: uit Jacob van Maerlant, 1270, Der naturen bloeme.
Calepus (Ram) is een dier, zeer dapper en onguur en zo vreselijk in alle zaken dat geen jager hem daar kan genaken. Want ze dragen lange horens die als een zaag getand zijn. Op de Eufraat is zijn stede, nu groeien daar allerhande hagen die kleine, lange twijgen dragen. En als het dan gedronken heeft en het denkt dat het van feesten leeft gaat het spelen in de twijgen en het met zijn horen verwonden en speelt zoveel in het bosje dat zijn nauw vertakte horens zich verwarren in die twijgen en dan alreeds moet het buigen en geeft een vreselijk geluid. Dan komt de jager en slaat het zonder pijn dood. Merk hier een groot voorbeeld op, hij de sterke, die niemand ontziet, die de zwakke niet uit de weg gaat en die niet oplet op deze of gene, niet altijd kan hij zeker wezen.’
Calopus is een dier dat met zijn horens aan het altijdgroene gewas van de bosjes bij het water Eufraat hangt. En als het zich daar ophangt, dan huilt ze luid. Als dan de jager dit hoort vangen ze die. Zo vangen ook diegene zich in de eeuwige dood, die naar vleselijke lusten en naar het aardse goed streven. Van hen heet het in de wijsheid van Jeremia: ‘ze zijn gebonden aan het water van de Eufraat en zijn gevallen’.

Abrahams offer
Is dit het wilde schaap, Ovis ornata sive orientalis, dat een zeer imposant dier was dat veel op de moeflon leek? Het had zeer lange haren aan de voorpoten en aan de onderkant van de hals. Een dergelijk wild schaap zal Abraham gevonden hebben in het land Moriah dat vast geraakt was in het struikgewas, Genesis 22:13. ‘Toen sloeg Abraham zijn ogen op en daar zag hij een ram achter zich met zijn horens verward in het struikgewas. En Abraham ging en nam den ram en offerde hem ten brandoffer in plaats van zijn zoon’.

------
De plaatjes komen van
Beeldbank Peter Schröder atb.nl
© 2017 Peter Schröder
powered by CJ2