archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > Doe toch een spelletje mee delen printen terug
Het schakersbrein Wim Westerveld

1815VG BreinHet brein en professor Scherder. Onafscheidelijk zijn ze. Laatst was hij niet te beroerd om de heilzame werking van schaken op de ontwikkeling van het brein onder de aandacht te brengen. Sterker nog: een schakersleven belooft volgens hem een vijf jaar langer leven zonder enge hersenziektes.

Ik wil van zijn claims onmiddellijk aannemen dat ze waar zijn. Maar natuurlijk is het wel zo – en Scherder beaamt dat ook – dat andere breinbrekers net zo’n positief effect hebben op het zachte, kneedbare, zich ontwikkelende kinderbrein waar de witte stof in de hersenen zich nog helemaal moet ontplooien. En ongetwijfeld zal de beoefening op latere leeftijd van heel veel andere spelletjes dan schaken de staat van de bovenkamer net zo goed langer op orde houden. Zo bijzonder is schaken dus nu ook weer niet als het erom gaat de hersenen lenig te maken en te houden. Maar schaken heeft wel iets waar andere spelvormen niet aan kunnen tippen.

Een uiterst positief imago!
Daar heb ik mijn hele leven van geprofiteerd. Zodra de ander wist dat ik een zeer behoorlijke schaker was werden mijn (ambtelijke) meningen en adviezen serieuzer genomen. Zo leek het tenminste. Zeker weten doe je zoiets natuurlijk niet. Maar daar zijn wel aanwijzingen voor. Een voorbeeld.
Toen Rick van der Ploeg aantrad als staatssecretaris voor Cultuur in het kabinet Kok II, ook wel Paars II, maakte hij onmiddellijk duidelijk dat hij grote ambities had. Bij de kennismaking met de OCW-ambtenaren zeiden minister Loek Hermans en staatssecretaris Karin Adelmund braaf dat ‘hun rugzakje’ leeg was en dat ze de eerste dagen vooral zouden luisteren naar de ambtenaren. Zo niet Rick van der Ploeg. Hij nam het woord en zei dat zijn rugzak vol ideeën en plannen zat. Dat gaat nog wat worden, zeiden wij cultuurambtenaren toen tegen elkaar.
En inderdaad, de botsing met de hoogste ambtenaren liet niet lang op zich wachten. Tussen Van der Ploeg en die ambtenaren ontstond een soort vreedzame co-existentie die zijn gehele ambtsperiode, vier jaar dus, heeft voortgeduurd. Maar van der Ploeg wilde natuurlijk wel zijn ambitieuze agenda uitvoeren en zo kwam het tweede ambtelijke echelon, waar ik deel van uit maakte, op de eerste rij te zitten. Wij moesten hem helpen en daarmee ook voorkomen dat de moeizame relatie met de ambtelijke top tot een breuk zou leiden. Tja, zo gaan die dingen soms in een bureaucratie.

Enfin, al tijdens één van de eerste vergaderingen begon Rick over zijn zoon Boris uit zijn huwelijk met een Britse. Boris bleek een schaker en niet zomaar een schaker maar een jeugdkampioen van een district in Zuid Engeland. Toen ik vertelde dat ik ook een schaker was, wilde hij weten hoe goed ik dan wel was. ‘O, dan moet je beslist een keer tegen Boris spelen!’, zei hij op mijn antwoord. Bijna iedere vergadering kwam hij erop terug, maar het kwam er nooit van. Het gevolg was wel dat hij steeds één en al oor was als ik iets te berde bracht en dat was bijzonder want Rick was meer zender dan ontvanger.

Het leidde echter ook tot overschatting van mijn bevattingsvermogen en dat bleek toen ik een keer een nota van de staatssecretaris terug kreeg met voor mij volstrekt onbegrijpelijke aantekeningen. Ik kon daar geen chocola van maken. Nu kregen we van Rick wel vaker nota’s terug met vrijwel onleesbare aantekeningen omdat de inkt van zijn krabbels geheel was uitgelopen. Van der Ploeg had namelijk de merkwaardige gewoonte om als een soort Archimedes nota’s in bad af te doen. Duidelijk was dan te zien dat er met water gespetterd was met alle desastreuze gevolgen van dien voor de leesbaarheid van zijn hanenpoten. Of hij het zelf was geweest die voor het waterballet had gezorgd weet ik niet en als ik het wel zou weten zou ik daar natuurlijk discreet het zwijgen toe doen. Rick had een zekere reputatie …

Maar ik kreeg een keer een nota terug met aantekeningen die door een geheel andere oorzaak onbegrijpelijk waren en hoogstwaarschijnlijk een gevolg waren van de hoge pet die hij op had van mij, goeie schaker tenslotte. Dat zat zo. Ik had hem een keus voorgelegd voor de financiering van de monumentenzorg: leningen of subsidies. De volgende dag kwam de desbetreffende nota retour. De achterkant was geheel volgeschreven met wiskundige formules inclusief dubbele integralen en meer van dat moois. Het mathematisch geformuleerde antwoord op mijn vraag had hij met zoon Boris opgesteld en ik mocht uitzoeken wat zijn beslissing was, leningen of subsidies. Ik moest het hem de volgende dag vragen en toen ik dat deed keek hij me verwonderd aan. Dat ik dat niet begrepen had … Ach, mooie herinneringen heb ik aan die vier jaar met hem, een even briljante als eigenzinnige man.

Stereotyperingen zijn grof en oppervlakkig en de stereotypering van ‘de schaker’ is daarop geen uitzondering. We weten dat, maar we kunnen ons daar niet aan onttrekken. Wie Tranen van de krokodil van Piet Vroon gelezen heeft weet ook dat stereotyperingen en de daaruit voortvloeiende discriminatie onuitroeibaar zijn. Het zit in ons reptielenbrein, een element dat ons evolutionair tot een superieur soort maakte want in de oertijd stelde het ons mensensoort in staat snel de meestal goede beslissing te nemen: vrede sluiten, vechten of vluchten. Maar dat sturende element van stereotypering in ons brein hindert regelmatig in de hoogontwikkelde maatschappij waarin we nu verkeren, en zet ons meer dan eens op het verkeerde been.
Zelf ben ik meermaals in de valkuil van de stereotypering gevallen. Als ik hoor dat iemand schaakt dan kan die persoon eigenlijk niet meer stuk. Ik heb een kennis die na de eerste ontmoeting, zo’n 40 jaar geleden, geen kwaad meer bij me kon doen toen ik van hem hoorde dat hij een enthousiast schaker was. Zijn kostbare verzameling bijzondere schaakspellen versterkte alleen maar het gevoel dat ik met een geestverwant van doen had.
Volkomen onbelangrijk leken me al die signalen die op iets anders duidden zoals een villa net over de grens met België, een wagenpark met grote dure auto’s, dure kleding en eeuwig opzichtige rode bretels. Hij sprak me altijd aan met ‘maestro’ en ik dacht dan dat hij hintte op onze gemeenschappelijke schaakhobby en dat hij op vriendelijk grappige toon de onderlinge schaakhiërarchie wilde bevestigen. Totdat ik heel recent in de krant een stukje las van een columniste die zich vrolijk maakte over die kakkers met hun dure auto’s en grote horloges die elkaar aanspreken met ‘maestro’.

En ineens drong het tot me door dat ik al die tijd slachtoffer was geweest van een stereotype: het imago van de schaker, dat wil zeggen beetje van de wereld, niet materialistisch, intelligent en in niets een kakker.

Quod non est semper verum.

------
Het plaatje is van Petra Busstra
Meer informatie: www.petrabusstra.com


© 2021 Wim Westerveld meer Wim Westerveld - meer "Doe toch een spelletje mee" -
Vermaak en Genot > Doe toch een spelletje mee
Het schakersbrein Wim Westerveld
1815VG BreinHet brein en professor Scherder. Onafscheidelijk zijn ze. Laatst was hij niet te beroerd om de heilzame werking van schaken op de ontwikkeling van het brein onder de aandacht te brengen. Sterker nog: een schakersleven belooft volgens hem een vijf jaar langer leven zonder enge hersenziektes.

Ik wil van zijn claims onmiddellijk aannemen dat ze waar zijn. Maar natuurlijk is het wel zo – en Scherder beaamt dat ook – dat andere breinbrekers net zo’n positief effect hebben op het zachte, kneedbare, zich ontwikkelende kinderbrein waar de witte stof in de hersenen zich nog helemaal moet ontplooien. En ongetwijfeld zal de beoefening op latere leeftijd van heel veel andere spelletjes dan schaken de staat van de bovenkamer net zo goed langer op orde houden. Zo bijzonder is schaken dus nu ook weer niet als het erom gaat de hersenen lenig te maken en te houden. Maar schaken heeft wel iets waar andere spelvormen niet aan kunnen tippen.

Een uiterst positief imago!
Daar heb ik mijn hele leven van geprofiteerd. Zodra de ander wist dat ik een zeer behoorlijke schaker was werden mijn (ambtelijke) meningen en adviezen serieuzer genomen. Zo leek het tenminste. Zeker weten doe je zoiets natuurlijk niet. Maar daar zijn wel aanwijzingen voor. Een voorbeeld.
Toen Rick van der Ploeg aantrad als staatssecretaris voor Cultuur in het kabinet Kok II, ook wel Paars II, maakte hij onmiddellijk duidelijk dat hij grote ambities had. Bij de kennismaking met de OCW-ambtenaren zeiden minister Loek Hermans en staatssecretaris Karin Adelmund braaf dat ‘hun rugzakje’ leeg was en dat ze de eerste dagen vooral zouden luisteren naar de ambtenaren. Zo niet Rick van der Ploeg. Hij nam het woord en zei dat zijn rugzak vol ideeën en plannen zat. Dat gaat nog wat worden, zeiden wij cultuurambtenaren toen tegen elkaar.
En inderdaad, de botsing met de hoogste ambtenaren liet niet lang op zich wachten. Tussen Van der Ploeg en die ambtenaren ontstond een soort vreedzame co-existentie die zijn gehele ambtsperiode, vier jaar dus, heeft voortgeduurd. Maar van der Ploeg wilde natuurlijk wel zijn ambitieuze agenda uitvoeren en zo kwam het tweede ambtelijke echelon, waar ik deel van uit maakte, op de eerste rij te zitten. Wij moesten hem helpen en daarmee ook voorkomen dat de moeizame relatie met de ambtelijke top tot een breuk zou leiden. Tja, zo gaan die dingen soms in een bureaucratie.

Enfin, al tijdens één van de eerste vergaderingen begon Rick over zijn zoon Boris uit zijn huwelijk met een Britse. Boris bleek een schaker en niet zomaar een schaker maar een jeugdkampioen van een district in Zuid Engeland. Toen ik vertelde dat ik ook een schaker was, wilde hij weten hoe goed ik dan wel was. ‘O, dan moet je beslist een keer tegen Boris spelen!’, zei hij op mijn antwoord. Bijna iedere vergadering kwam hij erop terug, maar het kwam er nooit van. Het gevolg was wel dat hij steeds één en al oor was als ik iets te berde bracht en dat was bijzonder want Rick was meer zender dan ontvanger.

Het leidde echter ook tot overschatting van mijn bevattingsvermogen en dat bleek toen ik een keer een nota van de staatssecretaris terug kreeg met voor mij volstrekt onbegrijpelijke aantekeningen. Ik kon daar geen chocola van maken. Nu kregen we van Rick wel vaker nota’s terug met vrijwel onleesbare aantekeningen omdat de inkt van zijn krabbels geheel was uitgelopen. Van der Ploeg had namelijk de merkwaardige gewoonte om als een soort Archimedes nota’s in bad af te doen. Duidelijk was dan te zien dat er met water gespetterd was met alle desastreuze gevolgen van dien voor de leesbaarheid van zijn hanenpoten. Of hij het zelf was geweest die voor het waterballet had gezorgd weet ik niet en als ik het wel zou weten zou ik daar natuurlijk discreet het zwijgen toe doen. Rick had een zekere reputatie …

Maar ik kreeg een keer een nota terug met aantekeningen die door een geheel andere oorzaak onbegrijpelijk waren en hoogstwaarschijnlijk een gevolg waren van de hoge pet die hij op had van mij, goeie schaker tenslotte. Dat zat zo. Ik had hem een keus voorgelegd voor de financiering van de monumentenzorg: leningen of subsidies. De volgende dag kwam de desbetreffende nota retour. De achterkant was geheel volgeschreven met wiskundige formules inclusief dubbele integralen en meer van dat moois. Het mathematisch geformuleerde antwoord op mijn vraag had hij met zoon Boris opgesteld en ik mocht uitzoeken wat zijn beslissing was, leningen of subsidies. Ik moest het hem de volgende dag vragen en toen ik dat deed keek hij me verwonderd aan. Dat ik dat niet begrepen had … Ach, mooie herinneringen heb ik aan die vier jaar met hem, een even briljante als eigenzinnige man.

Stereotyperingen zijn grof en oppervlakkig en de stereotypering van ‘de schaker’ is daarop geen uitzondering. We weten dat, maar we kunnen ons daar niet aan onttrekken. Wie Tranen van de krokodil van Piet Vroon gelezen heeft weet ook dat stereotyperingen en de daaruit voortvloeiende discriminatie onuitroeibaar zijn. Het zit in ons reptielenbrein, een element dat ons evolutionair tot een superieur soort maakte want in de oertijd stelde het ons mensensoort in staat snel de meestal goede beslissing te nemen: vrede sluiten, vechten of vluchten. Maar dat sturende element van stereotypering in ons brein hindert regelmatig in de hoogontwikkelde maatschappij waarin we nu verkeren, en zet ons meer dan eens op het verkeerde been.
Zelf ben ik meermaals in de valkuil van de stereotypering gevallen. Als ik hoor dat iemand schaakt dan kan die persoon eigenlijk niet meer stuk. Ik heb een kennis die na de eerste ontmoeting, zo’n 40 jaar geleden, geen kwaad meer bij me kon doen toen ik van hem hoorde dat hij een enthousiast schaker was. Zijn kostbare verzameling bijzondere schaakspellen versterkte alleen maar het gevoel dat ik met een geestverwant van doen had.
Volkomen onbelangrijk leken me al die signalen die op iets anders duidden zoals een villa net over de grens met België, een wagenpark met grote dure auto’s, dure kleding en eeuwig opzichtige rode bretels. Hij sprak me altijd aan met ‘maestro’ en ik dacht dan dat hij hintte op onze gemeenschappelijke schaakhobby en dat hij op vriendelijk grappige toon de onderlinge schaakhiërarchie wilde bevestigen. Totdat ik heel recent in de krant een stukje las van een columniste die zich vrolijk maakte over die kakkers met hun dure auto’s en grote horloges die elkaar aanspreken met ‘maestro’.

En ineens drong het tot me door dat ik al die tijd slachtoffer was geweest van een stereotype: het imago van de schaker, dat wil zeggen beetje van de wereld, niet materialistisch, intelligent en in niets een kakker.

Quod non est semper verum.

------
Het plaatje is van Petra Busstra
Meer informatie: www.petrabusstra.com
© 2021 Wim Westerveld
powered by CJ2