archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Een rustig mens delen printen terug
De onverstoorbare Igor Cornelissen Jan Stoof

1811BS IgorHerinneringen aan mijn tijd bij Vrij Nederland naar aanleiding van de dood van Igor Cornelissen (zaterdag 13 maart 2021).

Oktober 1976, ik werkte een paar maanden bij Vrij Nederland. Het koffieapparaat stond tussen de kamer van Rinus Ferdinandusse en die van mij in. Rinus nam ook koffie. En sprak me aan. Of ik Igor even wilde vragen wanneer hij zijn aangekondigde stuk dacht in te leveren. Maar natuurlijk.

Ik naar Igor. Hij keek me schuins aan, met glimmende ogen: Hoe lang werk je hier nu? Drie maanden? ' Hij begon te schateren. 'Jan, iedere nieuwkomer wordt op een dag door Rinus op me afgestuurd met een vraag.
Hij en ik praten al meer dan tien jaar niet met elkaar. Waarom dat zo is, vertel ik je nog wel eens.
Rinus was hoofdredacteur, geen sturende, zo werd me steeds duidelijker, en ook geen type dat het, al was het maar voor het gemak, weer een beetje goed zou maken met Igor.

In de redactievergadering, een klas met een vijfentwintigtal moeilijk opvoedbare kinderen, behoorde Igor niet tot degenen die zichzelf graag hoorden praten. Hij zat een beetje uit de buurt van de hoofdredacteur, rookte zijn pijp en nam meestal alleen het woord om een schets te geven van een weliswaar niet wereldberoemde maar toch reuze interessante linkse wereldverbeteraar wiens naam hij in belangrijke geschriften had ontdekt en die hij zou gaan interviewen. Zulke mensen woonden veelal in Oost-Europa. Igor zocht ze op, was weken niet ter redactie en leverde dan een prachtig stuk in over iemand die een kiezeltje in de oceaan der arbeidersbeweging had gegooid, een nietig gebaar maar Igor wist het op zijn waarde te schatten.

Vaak zat ik naast hem, aan de redactietafel, we wisselden een enkel vriendelijk woord. Soms kwam Igor wat laat ter vergadering, regelrecht van de visboer, een zak met gebakken hom en kuit in de hand. Hij deelde royaal.

Stemverheffing binnen het gezelschap, een te ellenlang verhaal, Igor keek er niet van op, hij had immer iets te lezen bij zich. Een enkele keer humde hij, of bromde zelfs iets half verstaanbaars. Grote gebeurtenissen deerden hem nauwelijks. De Joodse kwestie deed hij, helder sprekend, af als een stommiteit van de betrokken eindredacteur, Marian Husken. Zij had vanaf een cafétafel beweerd dat een ‘Joodse lobby’ er voor zorgde dat er nooit pro-Palestijnse stukken in Vrij Nederland verschenen. De kippendrift die collegas toen tentoonspreidden, die deelde hij niet.'

Toen duidelijk werd dat een aantal redacteuren al geruime tijd anonieme dreigbrieven ontving, die van de dames zelfs met toespelingen inzake hun liefdesleven, was Igor geamuseerd. Toen Frits Abrahams, ook ontvanger van dergelijke brieven, tijdens een redactievergadering verslag aan het doen was van zijn onderzoek naar de herkomst van de brieven (ze waren in ieder geval geschreven op de machine van de hoofdredacteur) en een deel van de redactie krijsend en tierend Abrahams het woord ontnam, sprak Igor onverwacht luid: 'Laat die man toch uitpraten!'
Toen op een dag bleek dat Ageeth Scherphuis, innige vriendin van Joop van Tijn, zonder de beroemde ballotage redacteur was geworden, zat ik naast hem aan de redactietafel. 'Is zij journaliste dan?', vroeg hij zich achter zijn snor af.

Op een kwade dag vroeg Ferdinandusse de redacteuren om hun visie op de toekomst van de krant op papier te zetten, Igor liet zich ontvallen daar niets in te zien. Toen tijdens de bijbehorende bijeenkomst bleek dat er maar één opvatting was, ingediend door een handvol redacteuren en, ik kan het niet anders zeggen, terstond een algemene pleuris uitbrak omdat het stuk de hoofd- en de eindredactie nogal bekritiseerde, merkte Igor op dat hij het toch had gezegd, dat het nergens toe zou leiden.

Hoewel we elkaar in de loop der jaren steeds vaker spraken, veelal in etablissementen met volledige vergunning, liet Igor nooit veel los. Over zijn liefdesleven, niet al te monogaam, sprak bijna iedereen – Igor niet. Liever mopperde hij wat over de verrechtsing van de PvdA (rond 1980 was dat!) en over de verloedering van de jazzmuziek, het verschijnen van Birth of the Cool was voor hem een ijzeren gordijn tussen zijn vooroorlogse jazz en alles wat daarna kwam. Het kon hem nauwelijks oud genoeg zijn. De optredens van zijn Igoriginal New Hotshots in het redactiecafé De Engelbewaarder waren mooi. Igor genoot, vanachter zijn trompet, zichtbaar van het spelen van jazz uit de tijd rond zijn geboortejaar, 1935.

Uit de redactie verdwenen gaandeweg wat mensen. Martin van Amerongen liet weten zich na de zachtzinnige afhandeling van de Joodse kwestie niet meer veilig te voelen op de redactie. Frits Barend en Henk Bongaarts (beter bekend als ‘Henk van Dorp’) zeiden niets maar gingen toch weg. Frits Abrahams verliet het redactiepand met de tekst van zijn onafgemaakte onderzoeksverslag nog in zijn handen. Feike Salverda noemde de hoofdredactie incompetent en vertrok. Frans Peeters vond dat hij moest wegwezen. Het was een gaan van belang. Maar Igor bleef zijn stukken leveren, leek een eenzaat maar door het gebrek aan samenhang van de redactie viel dat niet op: in feite was het een roedel van free-lancers, alleen op de woensdagmiddagse redactievergadering tot elkaar veroordeeld.

Eind 1985 begon het woord bezuinigingen te vallen. Er werden namen genoemd, niet die van Igor. Niettemin sprak hij mij aan. Ik was voorzitter van de ondernemingsraad, ik zou dus wel weten hoe het met die Vut zat. Dat legde ik hem uit. Hm. Hij nog een pruimenjenever, ik nog een oude Bokma.

Eind 1986 moest de redactie stemmen over twee gedwongen ontslagen, dat van Gerald Mulder en dat van mij. Igor kwam naar me toe en zei: 'Van die bezuinigingen geloof ik niks, Van Tijn heeft al zeker 15 jaar een dubbel loon. En die stukken van Gerard en jou zijn de slechtste niet. Ik stem tegen.'
Dat hielp niet.

Igor schreef een reeks autobiografische boeken, waarin zijn wedervaren bij Vrij Nederland niet onbesproken bleef. ‘Terug naar Zwolle’ en ‘Raamgracht 4’, bijvoorbeeld. Hij toonde zich een mens die lang niet ontevreden was over zichzelf. Over anderen was hij niet altijd even mild. Zo sprak hij, tot verontwaardiging van een enkeling, over een mederedacteur als een lelijk klein dikkerdje, hij bedoelde Tessel Pollman.
Aan zijn ogen mankeerde Igor niks.

-----
Het plaatje is van Han Busstra


© 2021 Jan Stoof meer Jan Stoof - meer "Een rustig mens"
Beschouwingen > Een rustig mens
De onverstoorbare Igor Cornelissen Jan Stoof
1811BS IgorHerinneringen aan mijn tijd bij Vrij Nederland naar aanleiding van de dood van Igor Cornelissen (zaterdag 13 maart 2021).

Oktober 1976, ik werkte een paar maanden bij Vrij Nederland. Het koffieapparaat stond tussen de kamer van Rinus Ferdinandusse en die van mij in. Rinus nam ook koffie. En sprak me aan. Of ik Igor even wilde vragen wanneer hij zijn aangekondigde stuk dacht in te leveren. Maar natuurlijk.

Ik naar Igor. Hij keek me schuins aan, met glimmende ogen: Hoe lang werk je hier nu? Drie maanden? ' Hij begon te schateren. 'Jan, iedere nieuwkomer wordt op een dag door Rinus op me afgestuurd met een vraag.
Hij en ik praten al meer dan tien jaar niet met elkaar. Waarom dat zo is, vertel ik je nog wel eens.
Rinus was hoofdredacteur, geen sturende, zo werd me steeds duidelijker, en ook geen type dat het, al was het maar voor het gemak, weer een beetje goed zou maken met Igor.

In de redactievergadering, een klas met een vijfentwintigtal moeilijk opvoedbare kinderen, behoorde Igor niet tot degenen die zichzelf graag hoorden praten. Hij zat een beetje uit de buurt van de hoofdredacteur, rookte zijn pijp en nam meestal alleen het woord om een schets te geven van een weliswaar niet wereldberoemde maar toch reuze interessante linkse wereldverbeteraar wiens naam hij in belangrijke geschriften had ontdekt en die hij zou gaan interviewen. Zulke mensen woonden veelal in Oost-Europa. Igor zocht ze op, was weken niet ter redactie en leverde dan een prachtig stuk in over iemand die een kiezeltje in de oceaan der arbeidersbeweging had gegooid, een nietig gebaar maar Igor wist het op zijn waarde te schatten.

Vaak zat ik naast hem, aan de redactietafel, we wisselden een enkel vriendelijk woord. Soms kwam Igor wat laat ter vergadering, regelrecht van de visboer, een zak met gebakken hom en kuit in de hand. Hij deelde royaal.

Stemverheffing binnen het gezelschap, een te ellenlang verhaal, Igor keek er niet van op, hij had immer iets te lezen bij zich. Een enkele keer humde hij, of bromde zelfs iets half verstaanbaars. Grote gebeurtenissen deerden hem nauwelijks. De Joodse kwestie deed hij, helder sprekend, af als een stommiteit van de betrokken eindredacteur, Marian Husken. Zij had vanaf een cafétafel beweerd dat een ‘Joodse lobby’ er voor zorgde dat er nooit pro-Palestijnse stukken in Vrij Nederland verschenen. De kippendrift die collegas toen tentoonspreidden, die deelde hij niet.'

Toen duidelijk werd dat een aantal redacteuren al geruime tijd anonieme dreigbrieven ontving, die van de dames zelfs met toespelingen inzake hun liefdesleven, was Igor geamuseerd. Toen Frits Abrahams, ook ontvanger van dergelijke brieven, tijdens een redactievergadering verslag aan het doen was van zijn onderzoek naar de herkomst van de brieven (ze waren in ieder geval geschreven op de machine van de hoofdredacteur) en een deel van de redactie krijsend en tierend Abrahams het woord ontnam, sprak Igor onverwacht luid: 'Laat die man toch uitpraten!'
Toen op een dag bleek dat Ageeth Scherphuis, innige vriendin van Joop van Tijn, zonder de beroemde ballotage redacteur was geworden, zat ik naast hem aan de redactietafel. 'Is zij journaliste dan?', vroeg hij zich achter zijn snor af.

Op een kwade dag vroeg Ferdinandusse de redacteuren om hun visie op de toekomst van de krant op papier te zetten, Igor liet zich ontvallen daar niets in te zien. Toen tijdens de bijbehorende bijeenkomst bleek dat er maar één opvatting was, ingediend door een handvol redacteuren en, ik kan het niet anders zeggen, terstond een algemene pleuris uitbrak omdat het stuk de hoofd- en de eindredactie nogal bekritiseerde, merkte Igor op dat hij het toch had gezegd, dat het nergens toe zou leiden.

Hoewel we elkaar in de loop der jaren steeds vaker spraken, veelal in etablissementen met volledige vergunning, liet Igor nooit veel los. Over zijn liefdesleven, niet al te monogaam, sprak bijna iedereen – Igor niet. Liever mopperde hij wat over de verrechtsing van de PvdA (rond 1980 was dat!) en over de verloedering van de jazzmuziek, het verschijnen van Birth of the Cool was voor hem een ijzeren gordijn tussen zijn vooroorlogse jazz en alles wat daarna kwam. Het kon hem nauwelijks oud genoeg zijn. De optredens van zijn Igoriginal New Hotshots in het redactiecafé De Engelbewaarder waren mooi. Igor genoot, vanachter zijn trompet, zichtbaar van het spelen van jazz uit de tijd rond zijn geboortejaar, 1935.

Uit de redactie verdwenen gaandeweg wat mensen. Martin van Amerongen liet weten zich na de zachtzinnige afhandeling van de Joodse kwestie niet meer veilig te voelen op de redactie. Frits Barend en Henk Bongaarts (beter bekend als ‘Henk van Dorp’) zeiden niets maar gingen toch weg. Frits Abrahams verliet het redactiepand met de tekst van zijn onafgemaakte onderzoeksverslag nog in zijn handen. Feike Salverda noemde de hoofdredactie incompetent en vertrok. Frans Peeters vond dat hij moest wegwezen. Het was een gaan van belang. Maar Igor bleef zijn stukken leveren, leek een eenzaat maar door het gebrek aan samenhang van de redactie viel dat niet op: in feite was het een roedel van free-lancers, alleen op de woensdagmiddagse redactievergadering tot elkaar veroordeeld.

Eind 1985 begon het woord bezuinigingen te vallen. Er werden namen genoemd, niet die van Igor. Niettemin sprak hij mij aan. Ik was voorzitter van de ondernemingsraad, ik zou dus wel weten hoe het met die Vut zat. Dat legde ik hem uit. Hm. Hij nog een pruimenjenever, ik nog een oude Bokma.

Eind 1986 moest de redactie stemmen over twee gedwongen ontslagen, dat van Gerald Mulder en dat van mij. Igor kwam naar me toe en zei: 'Van die bezuinigingen geloof ik niks, Van Tijn heeft al zeker 15 jaar een dubbel loon. En die stukken van Gerard en jou zijn de slechtste niet. Ik stem tegen.'
Dat hielp niet.

Igor schreef een reeks autobiografische boeken, waarin zijn wedervaren bij Vrij Nederland niet onbesproken bleef. ‘Terug naar Zwolle’ en ‘Raamgracht 4’, bijvoorbeeld. Hij toonde zich een mens die lang niet ontevreden was over zichzelf. Over anderen was hij niet altijd even mild. Zo sprak hij, tot verontwaardiging van een enkeling, over een mederedacteur als een lelijk klein dikkerdje, hij bedoelde Tessel Pollman.
Aan zijn ogen mankeerde Igor niks.

-----
Het plaatje is van Han Busstra
© 2021 Jan Stoof
powered by CJ2