archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Een rustig mens delen printen terug
Joost Juffermans is lekker nuchter Edisa Labrujère

0213 Joost Juffermans
In de woonkamer van marathonschaatser Joost Juffermans wordt het eten opgeschept. Als ik binnenkom op de afgesproken tijd zitten hij en zijn vriendin Annemarie aan tafel en ik word zonder aarzelen uitgenodigd om aan te schuiven. Maar ik neem liever in de zithoek plaats om de woning eens rustig te observeren. De omgebouwde bovenverdieping van de stal naast de boerderij van zijn ouders is van binnen veel luxer en moderner dan ik van buiten had gedacht. Afgezien van de Kip Tandoori wordt er hier overigens niet opgeschept. Geen grote bokalen, schaatsmedailles, lintjes en foto’s van triomfen te bekennen. Niet dat Joost ze niet heeft. Op de leeftijd van 29 heeft hij al heel wat overwinningen op zijn naam staan. In de tijd dat hij nog aan shorttrack deed, bracht hij het tot Nederlands kampioen bij de junioren. Tegenwoordig maakt hij als marathonschaatser deel uit van het succesvolle team TNT Angenent. Afgelopen januari won hij voor zijn team nog een Essent-cup wedstrijd, een belangrijke competitie in de wereld van het marathonschaatsen.

Joost begon met schaatsen toen hij negen jaar was. Het schaatsen was een ideale uitlaatklep voor zijn overtollige energie. Hij had zoveel energie dat hij niet goed kon leren omdat hij zich niet lang genoeg kon concentreren. Vandaag de dag goed voor een etiket ‘ADHD’.
‘Ja, de sport was wat dat betreft heel goed voor me, dan kon m’n moeder me toch moe naar bed sturen.’ De energie werd in ‘shorttrackbanen’ geleid en dat wierp zijn vruchten af. Op zijn achttiende werd hij Nederlands kampioen waarna hij in de Nederlandse kernploeg terecht kwam, met een professionele trainer en een fysiotherapeut. Ondanks dat hij zichzelf verder ontwikkelde, zakte hij toch in het klassement, doordat hij als junioren A-rijder wedstrijden tegen de senioren moest schaatsen, grotere en oudere jongens. Als zevende in het klassement was hij net niet goed genoeg om aan te blijven en verliet hij de kernploeg op zijn negentiende. Drie jaar later begon hij met marathonschaatsen. Hij behoorde al snel tot de beste tien van Nederland. ‘Ik ben blij dat ik de switch naar marathonschaatsen heb gemaakt. Ik ben toch meer van de lange adem. Prettig van marathonschaatsen is ook dat ik flexibeler kan trainen. Ik werk overdag en wil ’s avonds kunnen trainen.’

Ook zijn jongere broer Cees is een wedstrijdschaatser. Cees is op dit moment de beste shorttrackschaatser van Nederland en werd onlangs tweede bij de Europese kampioenschappen in Den Haag. Toch is er volgens Joost geen sprake van wedijver of jaloezie tussen de broers. Integendeel. ‘Ik kan me nog een moment herinneren toen ik vijftien was en nog samen met mijn broer shorttrack deed. Tijdens een van de wedstrijden schaatste hij mij eruit. Maar toen iemand daar een lullige opmerking over maakte, in de trant van ‘ha ha, die Joost heeft zich door zijn kleine broertje laten verslaan’, nam Cees het meteen voor me op en beet terug ‘jij hebt je zelf toch ook door mij laten verslaan’. We gunnen elkaar succes. Ik sta te juichen als mijn broer wint, en hij ook voor mij, dat weet ik honderd procent zeker. ‘

Het marathonteam waar Joost toe behoort, wordt gesponsord door vervoersbedrijf TNT en aangevoerd door Henk Angenent, winnaar van de Elfstedentocht in 1997. De derde schaatser is Martijn van Es. Een klein team maar wel een hecht team. Het feit dat ze alle drie een agrarische achtergrond hebben, schept een band. ‘Als je goed bevriend bent, gun je elkaar iets. Als een van ons wil wegschaatsen van de groep, dan moet de ander de rest van de schaatsers ‘stoppen’, anders gezegd: ‘hinderen’. Als het lukt en een van ons loopt uit, zakt een teamgenoot vervolgens iets af om hem bij de groep te halen als hij bijna een hele ronde heeft ingehaald. De eerste 20 over de finish krijgen punten. Soms ben ik helemaal voor Henk gegaan en dan ben ik leeg maar krijg ik toch geen punten. Maar daar gaat het niet om, we schaatsen om als team te winnen. Andere keren stopt Henk ook voor mij.’

Ondanks dat het team succesvol is, kan Joost er toch geen goed belegde boterham mee verdienen. Na de agrarische school ging hij in de leer bij een dakbedekker. ‘Ik vind het een mooi vak omdat het een oud ambacht is. Een vak dat je niet op school kan leren. Ik ben in de leer geweest bij een bedrijf waar ik begon met een bijbaantje op zaterdag toen ik veertien of vijftien was. Maar in het begin was het meer chocomel drinken en een beetje klieren. Vier jaar geleden ben ik voor mezelf begonnen, ook omdat ik als eigen baas meer mijn eigen tijd kon indelen zodat ik het marathonschaatsen erbij kan doen.’ Zijn bedrijf, met twee vaste krachten en een scholier, vervangt gewone daken door rieten daken en voert onderhoud uit. ‘Riet kan ik hier bij de boerderij mooi opslaan.’

Waarom ben je niet boer geworden, zoals je vader? ‘Mijn vader heeft er nooit zo op aan gestuurd. Toen ik jong was, voorzag hij dat het in de toekomst steeds moeilijker zou worden om als boer een bestaan te verwerven. De grond is erg duur en er komen steeds meer regels bij. Je zou bijna iemand in dienst moeten nemen om dat bij te houden. Zo zijn er regels over hoe je wel en niet mag gieren en over het afdekken van mest. Het kost elke keer weer geld om aan die nieuwe voorschriften te voldoen. Ik heb wel de lagere land- en tuinbouwschool gedaan, maar alleen omdat ik nog niet goed wist wat ik wilde. ‘

‘Het leuke aan het rietdekken vind ik dat het steeds weer op een andere plek is. Ik zit niet een jaar lang in dezelfde bouwput, zoals bouwvakkers. Dan weer een tuinhuis, een villa, een boerderij, elke dakconstructie is anders. Dat houdt het boeiend. Ik moet er niet aan denken om elke dag op dezelfde plek op een kantoor te zitten. Alhoewel, als het regent.’ Een rieten dak blijkt tegenwoordig niet meer zo brandgevoelig te zijn. ‘Vroeger was het een open-dakconstructie en keek je zo tegen het riet aan. Tegenwoordig wordt het riet op platen geschroefd. Zo komt er geen zuurstof rechtstreeks bij het riet. Minder leuk vind ik het als er een oude rieten kap vervangen moet worden. Het oude riet moet eraf gehaald worden en dat is een erg stoffige klus. Het is vies en ongezond werk. Maar gelukkig is dat maar een paar keer per jaar.’
Bij wie zou je nog eens graag zijn dak willen bedekken? Maar ook daar blijkt weer de nuchtere aard van Joost. ‘Oh, geen idee. Ik ben niet zo iemand die idolen heeft. Als ik echt iemand moet noemen,’ grinnikt hij: ‘Vanessa?’

Als het interview afgelopen is zie ik de prijzenkast toch nog even staan op de gang. Drie planken vol, weggestopt in een hoek. ‘Mijn moeder wilde ze neerzetten. Van mij had het niet gehoeven, ik vind het een beetje opschepperig.’


© 2005 Edisa Labrujère meer Edisa Labrujère - meer "Een rustig mens"
Beschouwingen > Een rustig mens
Joost Juffermans is lekker nuchter Edisa Labrujère
0213 Joost Juffermans
In de woonkamer van marathonschaatser Joost Juffermans wordt het eten opgeschept. Als ik binnenkom op de afgesproken tijd zitten hij en zijn vriendin Annemarie aan tafel en ik word zonder aarzelen uitgenodigd om aan te schuiven. Maar ik neem liever in de zithoek plaats om de woning eens rustig te observeren. De omgebouwde bovenverdieping van de stal naast de boerderij van zijn ouders is van binnen veel luxer en moderner dan ik van buiten had gedacht. Afgezien van de Kip Tandoori wordt er hier overigens niet opgeschept. Geen grote bokalen, schaatsmedailles, lintjes en foto’s van triomfen te bekennen. Niet dat Joost ze niet heeft. Op de leeftijd van 29 heeft hij al heel wat overwinningen op zijn naam staan. In de tijd dat hij nog aan shorttrack deed, bracht hij het tot Nederlands kampioen bij de junioren. Tegenwoordig maakt hij als marathonschaatser deel uit van het succesvolle team TNT Angenent. Afgelopen januari won hij voor zijn team nog een Essent-cup wedstrijd, een belangrijke competitie in de wereld van het marathonschaatsen.

Joost begon met schaatsen toen hij negen jaar was. Het schaatsen was een ideale uitlaatklep voor zijn overtollige energie. Hij had zoveel energie dat hij niet goed kon leren omdat hij zich niet lang genoeg kon concentreren. Vandaag de dag goed voor een etiket ‘ADHD’.
‘Ja, de sport was wat dat betreft heel goed voor me, dan kon m’n moeder me toch moe naar bed sturen.’ De energie werd in ‘shorttrackbanen’ geleid en dat wierp zijn vruchten af. Op zijn achttiende werd hij Nederlands kampioen waarna hij in de Nederlandse kernploeg terecht kwam, met een professionele trainer en een fysiotherapeut. Ondanks dat hij zichzelf verder ontwikkelde, zakte hij toch in het klassement, doordat hij als junioren A-rijder wedstrijden tegen de senioren moest schaatsen, grotere en oudere jongens. Als zevende in het klassement was hij net niet goed genoeg om aan te blijven en verliet hij de kernploeg op zijn negentiende. Drie jaar later begon hij met marathonschaatsen. Hij behoorde al snel tot de beste tien van Nederland. ‘Ik ben blij dat ik de switch naar marathonschaatsen heb gemaakt. Ik ben toch meer van de lange adem. Prettig van marathonschaatsen is ook dat ik flexibeler kan trainen. Ik werk overdag en wil ’s avonds kunnen trainen.’

Ook zijn jongere broer Cees is een wedstrijdschaatser. Cees is op dit moment de beste shorttrackschaatser van Nederland en werd onlangs tweede bij de Europese kampioenschappen in Den Haag. Toch is er volgens Joost geen sprake van wedijver of jaloezie tussen de broers. Integendeel. ‘Ik kan me nog een moment herinneren toen ik vijftien was en nog samen met mijn broer shorttrack deed. Tijdens een van de wedstrijden schaatste hij mij eruit. Maar toen iemand daar een lullige opmerking over maakte, in de trant van ‘ha ha, die Joost heeft zich door zijn kleine broertje laten verslaan’, nam Cees het meteen voor me op en beet terug ‘jij hebt je zelf toch ook door mij laten verslaan’. We gunnen elkaar succes. Ik sta te juichen als mijn broer wint, en hij ook voor mij, dat weet ik honderd procent zeker. ‘

Het marathonteam waar Joost toe behoort, wordt gesponsord door vervoersbedrijf TNT en aangevoerd door Henk Angenent, winnaar van de Elfstedentocht in 1997. De derde schaatser is Martijn van Es. Een klein team maar wel een hecht team. Het feit dat ze alle drie een agrarische achtergrond hebben, schept een band. ‘Als je goed bevriend bent, gun je elkaar iets. Als een van ons wil wegschaatsen van de groep, dan moet de ander de rest van de schaatsers ‘stoppen’, anders gezegd: ‘hinderen’. Als het lukt en een van ons loopt uit, zakt een teamgenoot vervolgens iets af om hem bij de groep te halen als hij bijna een hele ronde heeft ingehaald. De eerste 20 over de finish krijgen punten. Soms ben ik helemaal voor Henk gegaan en dan ben ik leeg maar krijg ik toch geen punten. Maar daar gaat het niet om, we schaatsen om als team te winnen. Andere keren stopt Henk ook voor mij.’

Ondanks dat het team succesvol is, kan Joost er toch geen goed belegde boterham mee verdienen. Na de agrarische school ging hij in de leer bij een dakbedekker. ‘Ik vind het een mooi vak omdat het een oud ambacht is. Een vak dat je niet op school kan leren. Ik ben in de leer geweest bij een bedrijf waar ik begon met een bijbaantje op zaterdag toen ik veertien of vijftien was. Maar in het begin was het meer chocomel drinken en een beetje klieren. Vier jaar geleden ben ik voor mezelf begonnen, ook omdat ik als eigen baas meer mijn eigen tijd kon indelen zodat ik het marathonschaatsen erbij kan doen.’ Zijn bedrijf, met twee vaste krachten en een scholier, vervangt gewone daken door rieten daken en voert onderhoud uit. ‘Riet kan ik hier bij de boerderij mooi opslaan.’

Waarom ben je niet boer geworden, zoals je vader? ‘Mijn vader heeft er nooit zo op aan gestuurd. Toen ik jong was, voorzag hij dat het in de toekomst steeds moeilijker zou worden om als boer een bestaan te verwerven. De grond is erg duur en er komen steeds meer regels bij. Je zou bijna iemand in dienst moeten nemen om dat bij te houden. Zo zijn er regels over hoe je wel en niet mag gieren en over het afdekken van mest. Het kost elke keer weer geld om aan die nieuwe voorschriften te voldoen. Ik heb wel de lagere land- en tuinbouwschool gedaan, maar alleen omdat ik nog niet goed wist wat ik wilde. ‘

‘Het leuke aan het rietdekken vind ik dat het steeds weer op een andere plek is. Ik zit niet een jaar lang in dezelfde bouwput, zoals bouwvakkers. Dan weer een tuinhuis, een villa, een boerderij, elke dakconstructie is anders. Dat houdt het boeiend. Ik moet er niet aan denken om elke dag op dezelfde plek op een kantoor te zitten. Alhoewel, als het regent.’ Een rieten dak blijkt tegenwoordig niet meer zo brandgevoelig te zijn. ‘Vroeger was het een open-dakconstructie en keek je zo tegen het riet aan. Tegenwoordig wordt het riet op platen geschroefd. Zo komt er geen zuurstof rechtstreeks bij het riet. Minder leuk vind ik het als er een oude rieten kap vervangen moet worden. Het oude riet moet eraf gehaald worden en dat is een erg stoffige klus. Het is vies en ongezond werk. Maar gelukkig is dat maar een paar keer per jaar.’
Bij wie zou je nog eens graag zijn dak willen bedekken? Maar ook daar blijkt weer de nuchtere aard van Joost. ‘Oh, geen idee. Ik ben niet zo iemand die idolen heeft. Als ik echt iemand moet noemen,’ grinnikt hij: ‘Vanessa?’

Als het interview afgelopen is zie ik de prijzenkast toch nog even staan op de gang. Drie planken vol, weggestopt in een hoek. ‘Mijn moeder wilde ze neerzetten. Van mij had het niet gehoeven, ik vind het een beetje opschepperig.’
© 2005 Edisa Labrujère
powered by CJ2