archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Een rustig mens delen printen terug
Frans Beekman graaft diep Frits Hoorweg

1217BS BeekmanLaatst was Frans Beekman in het radioprogramma Vroege Vogels * te beluisteren. Hij liet een presentatrice op Schouwen-Duiveland de plek zien waar hij, samen met Haagse vrijwillige archeologen, oude botten van een jonge bruine beer heeft gevonden. Het leidde tot beschouwingen over hoe die daar konden zijn gekomen. Tot 1100 of zo kwam de bruine beer nog wel in ons land voor, maar Schouwen was toen een eiland en niet direct de natuurlijke habitat van de bruine beer. Zijn die botten erheen gebracht of gespoeld? Hilariteit kreeg bijna de overhand. Aanleiding voor een interview.

‘Goh, dat was nog een heel gedoe hoor. Eerst kreeg ik de vraag of ze daar ter plekke een opname konden maken. Toen heb ik geroepen: >Nee, want het is midden in het broedseizoen<. Nou, of ik niet toch kon regelen dat er bij uitzondering …. . En ja hoor, voor Vroege Vogels doet iedereen bij dat soort clubs een stap extra. We stonden daar uiteindelijk met een klein gezelschap, maar die mevrouw van het programma zei heel behendig: >Luister, ik maak met Frans een interview<.’

’Een beetje publiciteit konden wij wel gebruiken, want we wilden die botten graag laten ‘dateren’. Wanneer heeft dat beest geleefd? Maar ja, dat kost geld en niet zo weinig ook, wel honderden euro’s per datering. Die publiciteit helpt dan mee om een instantie te vinden die bereid is daar geld in te steken. Het lijkt er nu op dat de provincie Zeeland er een potje voor gaat zoeken.’

Je kunt hem gerust een kenner van Schouwen-Duiveland en zijn geschiedenis noemen. In 2006 (inmiddels gepensioneerd) promoveerde hij op een studie over: ‘Duizend jaar duinvorming en duingebruik op een Zeeuws eiland’. De handelseditie kreeg de titel: ‘De Kop van Schouwen onder het zand’; prachtig boek en nog steeds te krijgen (bestel het vooral bij bolcom, via de banner hiernaast, dan pikken wij ook nog een graantje mee).
Deze studie leidde tot het inzicht dat de duinvorming op Schouwen anders is verlopen dan langs de kust van Holland. Er zijn op Schouwen twee ‘duinoverstuivingen’ geweest, zeg maar verschuivingen van de duinenrij landinwaarts, die niet (zoals eerder verondersteld) het gevolg waren van klimaatverandering, maar van veranderingen in de geulen rondom het eiland die andere oorzaken hadden. Hoe gewichtig die conclusie ook is, voor mij is de weg waarlangs die conclusie tot stand kwam eigenlijk wel zo interessant en ik verdenk Frans ervan dat hij er net zo over denkt.

‘Ja dat is wel zo. Zoiets komt namelijk tot stand via veel veldwerk, het speuren naar oude resten, munten vaak, die het mogelijk maken bepaalde lagen te dateren en vast te stellen of er bewoning is geweest, en of de grond bewerkt is voor landbouwdoeleinden. Er op uit trekken vind ik nu eenmaal heerlijk, liefst met een paar anderen. Mijn ouders, ik ben in Scheveningen opgegroeid (in 1940 geboren), hebben mij en m’n broer ooit aangemeld bij de NJN (Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie; ja, ik kom uit een socialistisch nest) en dat bleek helemaal bij mij te passen. Mijn broer vond er niks aan, dat kan ook.’

‘Daarnaast moet je vaak de archieven in. Om uit te vinden wat anderen gevonden hebben en hoe ze dat hebben geïnterpreteerd. Vervolgens leg je dat naast je eigen vondsten en dan kan er soms een nieuwe visie ontwikkeld worden. Dat geheel ligt mij wel, er is veel geduld voor nodig maar als je dan bijvoorbeeld iets essentieels terugvindt is het erg bevredigend.’

Een voorbeeld hiervan is te vinden op pag. 35 van het genoemde boek. Daar is sprake van een verloren gewaand schoolcahier (met vindplaatsen en dateringen) van J.A. Hubregtse, een schoolmeester uit de jaren ’30, dat door Frans bij toeval werd teruggevonden bij een mosselvisser in Zierikzee.

‘Waarom Schouwen zo’n belangrijk onderzoeksobject is geworden? In zekere zin is dat puur toeval geweest. Ik had in de avonduren de kweekschool gedaan en was daarna terecht gekomen bij de befaamde Werkplaats Kindergemeenschap van Kees Boeke in Bilthoven. We waren inmiddels getrouwd, hadden twee kinderen, en woonden in een flat. Dus we wilden wel iets anders en daarom ging ik solliciteren. Het had ook Twello kunnen worden, ik herinner me dat ik tegelijkertijd daar ook een brief heen stuurde, maar het werd dus Zierikzee. Daar ging ik aardrijkskunde, biologie en natuurkunde geven aan de MAVO. Ik had een applicatiecursus gevolgd om de betreffende bevoegdheid te verwerven. Later heb ik ook nog andere aktes gehaald, maar naast de bovenbouw HAVO en VWO gaf ik ook les in de onderbouw. Ik vond het leuk om ook de jongsten les te blijven geven, een echte schoolmeester zou je kunnen zeggen.’

’Wat dat is? Nou, het is in ieder geval niet zo dat er zoiets bestaat als een ‘geboren’ schoolmeester. Er is veel ervaring nodig, naast de kennis die je natuurlijk moet verwerven. Je moet er lol in hebben een verhaal zo te vertellen dat het bij een bepaalde klas aanspreekt en dan ook nog past bij de stemming die op een bepaald moment heerst. Flexibiliteit is echt heel belangrijk, er gebeuren altijd weer dingen die verwerkt moeten worden en liefst op soepele wijze geïntegreerd in de les. Lukt niet altijd, hoor. Ja, ik nam een klas graag mee naar buiten op Schouwen. Dat paste goed bij de stof.’

Misschien hielp het dat Frans z’n eigen belangstelling ook alle kanten uit kan gaan. Voor dat we van start gingen had hij me al verteld dat hij op dit moment druk is met familieonderzoek.

‘Mijn grootvader van moederszijde is aan het eind van de oorlog in Duitsland overleden. Maar het bijzondere is dat hij er niet via de Arbeitseinsatz terecht is gekomen, maar vrijwillig. Hij was smid en zat al tijden zonder werk en heeft aan het begin van de bezetting de keuze gemaakt in Duitsland te gaan werken. Zijn gezin bleef hier en daardoor zijn er heel wat brieven bewaard gebleven. Die ben ik aan het bestuderen en we zijn ook daar, waar hij verbleef, onderzoek wezen doen.’

Als hij er tijdens het gesprek lucht van krijgt dat een aantal medewerkers van De Leunstoel eerder samenwerkten aan Thrillers&Detectives komt hij op de proppen met een artikel van eigen hand over Martin Mons.

‘Ken je die niet? Martin Mons was het pseudoniem dat twee zusters Monsma gebruikten voor hun detectiveboeken in de Accoladereeks. Een van die boeken (Mijn zoon Gerrit) is een sleutelroman die voor een belangrijk deel speelt op het Professor Zeemanlyceum in Zierikzee, rond 1960. Dat lyceum is later opgegaan in de school waar ik les heb gegeven, vandaar mijn interesse. Ik heb er een artikel over geschreven voor de 'Kroniek van het Land van de Zeemeermin'. In het boek is een hoofdrol weggelegd voor ene Gerrit Schel, maar achter dat alias gaat Ger Harmsen schuil, die enige jaren geschiedenis gaf aan het lyceum en later hoogleraar werd in Groningen.’

Een paar dagen later stopt hij een dikke enveloppe bij mij in de bus met het betreffende artikel. Het laat zich niet in een paar regels samenvatten en daarom volsta ik met een paar saillante punten. Tijdens het onderzoekje dat hij destijds deed ontdekte hij dat de familie Harmsen (Ger zelf leefde niet meer) niets van deze sleutelroman afwist. Zij waren er vrij zeker van dat de betrokkene zelf er ook niets van heeft geweten. Zijn dochter Jantien dacht dat haar vader het geweldig zou hebben gevonden, omdat hij dol was op roddels, intrige en achterklap. Verder waagde de auteur van het artikel zich ook aan een poging te achterhalen wie de dames Monsma van informatie heeft voorzien over wat zich allemaal in het lyceum had afgespeeld. Hij meent met redelijke zekerheid te kunnen vaststellen dat het Harmsens opvolger als geschiedenisleraar: Pim Martens, moet zijn geweest.

De enveloppe bevatte nog twee fascinerende artikelen. De ene over een verloren gewaande kaart van de Nederlandse duinen uit 1828 en de andere over een unieke vogelgids voor Suriname gemaakt door de, in de oorlog in Nederlands-Indië omgekomen, Jan Joost ter Pelkwijk. Het is allemaal met grote toewijding gemaakt en nauwgezet opgeschreven. Hij neemt het mij vast kwalijk dat ik er niet meer uit citeer, maar dit artikel wordt toch al te lang voor een website als De Leunstoel. Ik volsta met de verwijzingen hieronder.

* Vroege Vogels
------------------------------------------------
De Kop van Schouwen onder het zand. Duizend jaar duinvorming en duingebruik op een Zeeuws eiland. Uitgeverij Matrijs 2008.

Mijn zoon Gerrit. Een onbekende sleutelroman over het Zierikzees lyceum omstreeks 1960. In: Kroniek van het land van de zeemeermin (Schouwen-Duiveland) 2013.

Met Ron Guleij. Verloren gewaande kaart van de Nederlandse duinen uit 1828 teruggevonden. In: Caert Thresoor, 2011-4.

Met Wouter Renaud. Jan Joost ter Pelkwijk maakte in 1940 een unieke vogelgids voor Suriname. In: het Vogeljaar, juli-september 2014.
--------------------------------------------------
De foto is geleverd door de geinterviewde


© 2015 Frits Hoorweg meer Frits Hoorweg - meer "Een rustig mens" -
Beschouwingen > Een rustig mens
Frans Beekman graaft diep Frits Hoorweg
1217BS BeekmanLaatst was Frans Beekman in het radioprogramma Vroege Vogels * te beluisteren. Hij liet een presentatrice op Schouwen-Duiveland de plek zien waar hij, samen met Haagse vrijwillige archeologen, oude botten van een jonge bruine beer heeft gevonden. Het leidde tot beschouwingen over hoe die daar konden zijn gekomen. Tot 1100 of zo kwam de bruine beer nog wel in ons land voor, maar Schouwen was toen een eiland en niet direct de natuurlijke habitat van de bruine beer. Zijn die botten erheen gebracht of gespoeld? Hilariteit kreeg bijna de overhand. Aanleiding voor een interview.

‘Goh, dat was nog een heel gedoe hoor. Eerst kreeg ik de vraag of ze daar ter plekke een opname konden maken. Toen heb ik geroepen: >Nee, want het is midden in het broedseizoen<. Nou, of ik niet toch kon regelen dat er bij uitzondering …. . En ja hoor, voor Vroege Vogels doet iedereen bij dat soort clubs een stap extra. We stonden daar uiteindelijk met een klein gezelschap, maar die mevrouw van het programma zei heel behendig: >Luister, ik maak met Frans een interview<.’

’Een beetje publiciteit konden wij wel gebruiken, want we wilden die botten graag laten ‘dateren’. Wanneer heeft dat beest geleefd? Maar ja, dat kost geld en niet zo weinig ook, wel honderden euro’s per datering. Die publiciteit helpt dan mee om een instantie te vinden die bereid is daar geld in te steken. Het lijkt er nu op dat de provincie Zeeland er een potje voor gaat zoeken.’

Je kunt hem gerust een kenner van Schouwen-Duiveland en zijn geschiedenis noemen. In 2006 (inmiddels gepensioneerd) promoveerde hij op een studie over: ‘Duizend jaar duinvorming en duingebruik op een Zeeuws eiland’. De handelseditie kreeg de titel: ‘De Kop van Schouwen onder het zand’; prachtig boek en nog steeds te krijgen (bestel het vooral bij bolcom, via de banner hiernaast, dan pikken wij ook nog een graantje mee).
Deze studie leidde tot het inzicht dat de duinvorming op Schouwen anders is verlopen dan langs de kust van Holland. Er zijn op Schouwen twee ‘duinoverstuivingen’ geweest, zeg maar verschuivingen van de duinenrij landinwaarts, die niet (zoals eerder verondersteld) het gevolg waren van klimaatverandering, maar van veranderingen in de geulen rondom het eiland die andere oorzaken hadden. Hoe gewichtig die conclusie ook is, voor mij is de weg waarlangs die conclusie tot stand kwam eigenlijk wel zo interessant en ik verdenk Frans ervan dat hij er net zo over denkt.

‘Ja dat is wel zo. Zoiets komt namelijk tot stand via veel veldwerk, het speuren naar oude resten, munten vaak, die het mogelijk maken bepaalde lagen te dateren en vast te stellen of er bewoning is geweest, en of de grond bewerkt is voor landbouwdoeleinden. Er op uit trekken vind ik nu eenmaal heerlijk, liefst met een paar anderen. Mijn ouders, ik ben in Scheveningen opgegroeid (in 1940 geboren), hebben mij en m’n broer ooit aangemeld bij de NJN (Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie; ja, ik kom uit een socialistisch nest) en dat bleek helemaal bij mij te passen. Mijn broer vond er niks aan, dat kan ook.’

‘Daarnaast moet je vaak de archieven in. Om uit te vinden wat anderen gevonden hebben en hoe ze dat hebben geïnterpreteerd. Vervolgens leg je dat naast je eigen vondsten en dan kan er soms een nieuwe visie ontwikkeld worden. Dat geheel ligt mij wel, er is veel geduld voor nodig maar als je dan bijvoorbeeld iets essentieels terugvindt is het erg bevredigend.’

Een voorbeeld hiervan is te vinden op pag. 35 van het genoemde boek. Daar is sprake van een verloren gewaand schoolcahier (met vindplaatsen en dateringen) van J.A. Hubregtse, een schoolmeester uit de jaren ’30, dat door Frans bij toeval werd teruggevonden bij een mosselvisser in Zierikzee.

‘Waarom Schouwen zo’n belangrijk onderzoeksobject is geworden? In zekere zin is dat puur toeval geweest. Ik had in de avonduren de kweekschool gedaan en was daarna terecht gekomen bij de befaamde Werkplaats Kindergemeenschap van Kees Boeke in Bilthoven. We waren inmiddels getrouwd, hadden twee kinderen, en woonden in een flat. Dus we wilden wel iets anders en daarom ging ik solliciteren. Het had ook Twello kunnen worden, ik herinner me dat ik tegelijkertijd daar ook een brief heen stuurde, maar het werd dus Zierikzee. Daar ging ik aardrijkskunde, biologie en natuurkunde geven aan de MAVO. Ik had een applicatiecursus gevolgd om de betreffende bevoegdheid te verwerven. Later heb ik ook nog andere aktes gehaald, maar naast de bovenbouw HAVO en VWO gaf ik ook les in de onderbouw. Ik vond het leuk om ook de jongsten les te blijven geven, een echte schoolmeester zou je kunnen zeggen.’

’Wat dat is? Nou, het is in ieder geval niet zo dat er zoiets bestaat als een ‘geboren’ schoolmeester. Er is veel ervaring nodig, naast de kennis die je natuurlijk moet verwerven. Je moet er lol in hebben een verhaal zo te vertellen dat het bij een bepaalde klas aanspreekt en dan ook nog past bij de stemming die op een bepaald moment heerst. Flexibiliteit is echt heel belangrijk, er gebeuren altijd weer dingen die verwerkt moeten worden en liefst op soepele wijze geïntegreerd in de les. Lukt niet altijd, hoor. Ja, ik nam een klas graag mee naar buiten op Schouwen. Dat paste goed bij de stof.’

Misschien hielp het dat Frans z’n eigen belangstelling ook alle kanten uit kan gaan. Voor dat we van start gingen had hij me al verteld dat hij op dit moment druk is met familieonderzoek.

‘Mijn grootvader van moederszijde is aan het eind van de oorlog in Duitsland overleden. Maar het bijzondere is dat hij er niet via de Arbeitseinsatz terecht is gekomen, maar vrijwillig. Hij was smid en zat al tijden zonder werk en heeft aan het begin van de bezetting de keuze gemaakt in Duitsland te gaan werken. Zijn gezin bleef hier en daardoor zijn er heel wat brieven bewaard gebleven. Die ben ik aan het bestuderen en we zijn ook daar, waar hij verbleef, onderzoek wezen doen.’

Als hij er tijdens het gesprek lucht van krijgt dat een aantal medewerkers van De Leunstoel eerder samenwerkten aan Thrillers&Detectives komt hij op de proppen met een artikel van eigen hand over Martin Mons.

‘Ken je die niet? Martin Mons was het pseudoniem dat twee zusters Monsma gebruikten voor hun detectiveboeken in de Accoladereeks. Een van die boeken (Mijn zoon Gerrit) is een sleutelroman die voor een belangrijk deel speelt op het Professor Zeemanlyceum in Zierikzee, rond 1960. Dat lyceum is later opgegaan in de school waar ik les heb gegeven, vandaar mijn interesse. Ik heb er een artikel over geschreven voor de 'Kroniek van het Land van de Zeemeermin'. In het boek is een hoofdrol weggelegd voor ene Gerrit Schel, maar achter dat alias gaat Ger Harmsen schuil, die enige jaren geschiedenis gaf aan het lyceum en later hoogleraar werd in Groningen.’

Een paar dagen later stopt hij een dikke enveloppe bij mij in de bus met het betreffende artikel. Het laat zich niet in een paar regels samenvatten en daarom volsta ik met een paar saillante punten. Tijdens het onderzoekje dat hij destijds deed ontdekte hij dat de familie Harmsen (Ger zelf leefde niet meer) niets van deze sleutelroman afwist. Zij waren er vrij zeker van dat de betrokkene zelf er ook niets van heeft geweten. Zijn dochter Jantien dacht dat haar vader het geweldig zou hebben gevonden, omdat hij dol was op roddels, intrige en achterklap. Verder waagde de auteur van het artikel zich ook aan een poging te achterhalen wie de dames Monsma van informatie heeft voorzien over wat zich allemaal in het lyceum had afgespeeld. Hij meent met redelijke zekerheid te kunnen vaststellen dat het Harmsens opvolger als geschiedenisleraar: Pim Martens, moet zijn geweest.

De enveloppe bevatte nog twee fascinerende artikelen. De ene over een verloren gewaande kaart van de Nederlandse duinen uit 1828 en de andere over een unieke vogelgids voor Suriname gemaakt door de, in de oorlog in Nederlands-Indië omgekomen, Jan Joost ter Pelkwijk. Het is allemaal met grote toewijding gemaakt en nauwgezet opgeschreven. Hij neemt het mij vast kwalijk dat ik er niet meer uit citeer, maar dit artikel wordt toch al te lang voor een website als De Leunstoel. Ik volsta met de verwijzingen hieronder.

* Vroege Vogels
------------------------------------------------
De Kop van Schouwen onder het zand. Duizend jaar duinvorming en duingebruik op een Zeeuws eiland. Uitgeverij Matrijs 2008.

Mijn zoon Gerrit. Een onbekende sleutelroman over het Zierikzees lyceum omstreeks 1960. In: Kroniek van het land van de zeemeermin (Schouwen-Duiveland) 2013.

Met Ron Guleij. Verloren gewaande kaart van de Nederlandse duinen uit 1828 teruggevonden. In: Caert Thresoor, 2011-4.

Met Wouter Renaud. Jan Joost ter Pelkwijk maakte in 1940 een unieke vogelgids voor Suriname. In: het Vogeljaar, juli-september 2014.
--------------------------------------------------
De foto is geleverd door de geinterviewde
© 2015 Frits Hoorweg
powered by CJ2