archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Een rustig mens delen printen terug
Een leven lang kaas maken Frits Hoorweg

1007BS Jo de Jong
In Zoeterwoude wonen en werken nog negen boeren die zelf kaas maken. Volgens insiders is dat heden ten dage uniek, maar …. het zijn er veel meer geweest! Op een zondagmiddag ben ik te gast bij Jo de Jong – van Velsen, 93 jaar oud, een ervaringsdeskundige, om over vroeger te praten. Zij heeft ervoor gezorgd dat twee andere oudgedienden: Wim van Veen en zijn vrouw Riek erbij zijn. Drie weten tenslotte meer dan één en bovendien is het gezellig.
In het navolgende zijn de citaten (tussen enkele aanhalingstekens) uitspraken van mevrouw de Jong.

‘Hoeveel het er vroeger waren? Nou misschien wel 50 of 60.’ Voor Van Veen is dat niet exact genoeg. Hij loopt in gedachten de belangrijkste wegen langs: Weipoort, Geerweg, Noord-Aa, Westeinde, Zuidbuurt, goochelt wat met getallen en komt dan toch ongeveer op hetzelfde uit.

Het wordt mij al snel duidelijk dat het kaasmaken in belangrijke mate een “vrouwending” was en waarschijnlijk nog is. Wim van Veen kan je wel precies uitleggen hoe het in zijn werk gaat, dat je er zuursel en stremsel voor nodig hebt en welke temperaturen je moet aanhouden, maar zijn vrouw deed het meestal. Waarom eigenlijk?

‘Vrouwen zijn denk ik geduldiger, secuurder. Je moet steeds op tijd bepaalde dingen doen, een kleine afwijking kan de kwaliteit van de kaas al sterk doen afnemen. Mannen zijn daar te ongeduldig voor. Opa (dit in een terzijde, minzaam glimlachend, in de richting van mevrouw Van Veen) pakte dan al gauw weer dat grote mes, dat daar altijd boven lag, weet je wel, en dan ging hij staan roeren.’ De aanwezige mannen doen er het zwijgen toe; zelfs de interviewer, die vooral blij is dat het modieuze woord “multi-tasken” niet valt.

En leerden die vrouwen het vak dan ook van hun moeders? Nee, dat is te schematisch gedacht.
‘Wij maakten vroeger thuis Leidse kaas en dat gaat toch weer even anders. Bovendien, ik heb daar wel eens bij geholpen, maar toen kon mijn vader niet meer werken en veranderde er van alles. Daarna moest ik vooral helpen met het huishouden. Dus ik heb het eigenlijk later pas echt geleerd, toen ik getrouwd was.’

Hoe belangrijk was het kaasmaken financieel voor de boeren? Als die vraag gesteld wordt valt er even een stilte. Ik begin al na te denken over een volgende, maar dan verschijnt er om de mond van mevrouw de Jong een lachje, dat daar trouwens regelmatig te zien is.
‘Ja, toevallig, ik heb toen nog eens zelf wat aan de boekhouding gedaan, omdat de man die dat altijd deed niet kon. In dat jaar bracht het kaasmaken 4000 gulden op.’
De volgende vraag is natuurlijk wanneer dat was. Na enig heen en weer praten wordt vastgesteld dat het rond 1960 moet zijn geweest. Waarna de conclusie wordt getrokken dat 4000 gulden in die tijd een niet te versmaden bijdrage aan het inkomen was. Natuurlijk, als je gaat kijken wat voor werk je eraan hebt, merkt Van Veen op, dan kijk je daar misschien weer1007BS Van Veen anders tegenaan, maar dat geldt voor meer dingen die je op een boerderij doet.

Is dat de reden dat velen ermee opgehouden zijn? In de samenspraak die hierover ontstaat wordt de verklaring toch meer in andere ontwikkelingen gezocht. De schaalvergroting in de veeteelt zorgde ervoor dat het werk noodgedwongen gestroomlijnd moest worden. Bovendien, en dat was dan weer het gevolg van een ontwikkeling in de samenleving als geheel, er waren bijna geen knechten meer. De kinderen gingen steeds langer naar school en kregen andere ideeën. Hebben de melkfabrieken er niet ook de hand in gehad? Nee, dat herkent men niet, het lag vooral aan algemene ontwikkelingen.

Hoe werd de kaas vroeger eigenlijk aan de man gebracht? ‘Nee, niet aan huis, ja er liep wel eens iemand langs, maar dat vond ik eigenlijk heel vervelend. Dat kost zoveel tijd, en je moet je handen eerst wassen en zo. Wij verkochten veel aan een kaashandelaar hier in het dorp. Dat was natuurlijk heel gunstig, financieel, maar ik had ook wel een beetje de pest in. Want de kaas moest voor hem op een bepaalde manier bereid worden (in de kruim gemaakt = fijn gesneden) en dat was nu juist niet de manier waarop je de kaas bij de jaarlijkse keuringen moest inleveren (in één stuk in het vat gedaan, waardoor je een mooiere structuur krijgt). Dus die prijzen gingen altijd aan mijn neus voorbij. Toen heb ik met mijn man afgesproken dat we het voor één keer op die andere manier zouden doen. En dat is gebeurd en toen heb ik wel meteen de eerste prijs gewonnen.’ Weer is daar dat lachje, nu zelfs een beetje triomfantelijk.

Van Veen bracht zijn kaas naar de (kaas)markt in Bodegraven, met paard en wagen. Als je een beetje een goed wegpaard had dan deed je daar vijf kwartier over. Terwijl het kaasmaken vooral een “vrouwending” was zag je op die markt vrijwel alleen maar mannen. Op de diepere achtergronden van dat verschijnsel wordt niet ingegaan. Waarschijnlijk omdat iedereen daar wel een idee over heeft. Ja, zeker, het was best gezellig daar op die markt. Maar ja, op een gegeven moment had hij het idee gekregen dat de grote handelaren onderlinge afspraken maakten. Toevallig was hij toen, buiten de markt om, in contact gekomen met een handelaar die hem een goede prijs bood en de kaas ook nog kwam ophalen. Ja, en die markt liep ook om andere redenen, toch op zijn laatste benen.

Aan het eind van het gesprek komen uit de oude doos allerlei parafernalia van het kaasmaken tevoorschijn: diploma’s, erkenningen (je moest vroeger een vergunning hebben!), bekers, lepeltjes, oude ansichten. Misschien moet de Oudheidkamer zich erover ontfermen.
 
******************************
De foto's zijn gemaakt door Jack Luiten
 
*************************
Abonneert u op de Nieuwsbrief.


© 2013 Frits Hoorweg meer Frits Hoorweg - meer "Een rustig mens" -
Beschouwingen > Een rustig mens
Een leven lang kaas maken Frits Hoorweg
1007BS Jo de Jong
In Zoeterwoude wonen en werken nog negen boeren die zelf kaas maken. Volgens insiders is dat heden ten dage uniek, maar …. het zijn er veel meer geweest! Op een zondagmiddag ben ik te gast bij Jo de Jong – van Velsen, 93 jaar oud, een ervaringsdeskundige, om over vroeger te praten. Zij heeft ervoor gezorgd dat twee andere oudgedienden: Wim van Veen en zijn vrouw Riek erbij zijn. Drie weten tenslotte meer dan één en bovendien is het gezellig.
In het navolgende zijn de citaten (tussen enkele aanhalingstekens) uitspraken van mevrouw de Jong.

‘Hoeveel het er vroeger waren? Nou misschien wel 50 of 60.’ Voor Van Veen is dat niet exact genoeg. Hij loopt in gedachten de belangrijkste wegen langs: Weipoort, Geerweg, Noord-Aa, Westeinde, Zuidbuurt, goochelt wat met getallen en komt dan toch ongeveer op hetzelfde uit.

Het wordt mij al snel duidelijk dat het kaasmaken in belangrijke mate een “vrouwending” was en waarschijnlijk nog is. Wim van Veen kan je wel precies uitleggen hoe het in zijn werk gaat, dat je er zuursel en stremsel voor nodig hebt en welke temperaturen je moet aanhouden, maar zijn vrouw deed het meestal. Waarom eigenlijk?

‘Vrouwen zijn denk ik geduldiger, secuurder. Je moet steeds op tijd bepaalde dingen doen, een kleine afwijking kan de kwaliteit van de kaas al sterk doen afnemen. Mannen zijn daar te ongeduldig voor. Opa (dit in een terzijde, minzaam glimlachend, in de richting van mevrouw Van Veen) pakte dan al gauw weer dat grote mes, dat daar altijd boven lag, weet je wel, en dan ging hij staan roeren.’ De aanwezige mannen doen er het zwijgen toe; zelfs de interviewer, die vooral blij is dat het modieuze woord “multi-tasken” niet valt.

En leerden die vrouwen het vak dan ook van hun moeders? Nee, dat is te schematisch gedacht.
‘Wij maakten vroeger thuis Leidse kaas en dat gaat toch weer even anders. Bovendien, ik heb daar wel eens bij geholpen, maar toen kon mijn vader niet meer werken en veranderde er van alles. Daarna moest ik vooral helpen met het huishouden. Dus ik heb het eigenlijk later pas echt geleerd, toen ik getrouwd was.’

Hoe belangrijk was het kaasmaken financieel voor de boeren? Als die vraag gesteld wordt valt er even een stilte. Ik begin al na te denken over een volgende, maar dan verschijnt er om de mond van mevrouw de Jong een lachje, dat daar trouwens regelmatig te zien is.
‘Ja, toevallig, ik heb toen nog eens zelf wat aan de boekhouding gedaan, omdat de man die dat altijd deed niet kon. In dat jaar bracht het kaasmaken 4000 gulden op.’
De volgende vraag is natuurlijk wanneer dat was. Na enig heen en weer praten wordt vastgesteld dat het rond 1960 moet zijn geweest. Waarna de conclusie wordt getrokken dat 4000 gulden in die tijd een niet te versmaden bijdrage aan het inkomen was. Natuurlijk, als je gaat kijken wat voor werk je eraan hebt, merkt Van Veen op, dan kijk je daar misschien weer1007BS Van Veen anders tegenaan, maar dat geldt voor meer dingen die je op een boerderij doet.

Is dat de reden dat velen ermee opgehouden zijn? In de samenspraak die hierover ontstaat wordt de verklaring toch meer in andere ontwikkelingen gezocht. De schaalvergroting in de veeteelt zorgde ervoor dat het werk noodgedwongen gestroomlijnd moest worden. Bovendien, en dat was dan weer het gevolg van een ontwikkeling in de samenleving als geheel, er waren bijna geen knechten meer. De kinderen gingen steeds langer naar school en kregen andere ideeën. Hebben de melkfabrieken er niet ook de hand in gehad? Nee, dat herkent men niet, het lag vooral aan algemene ontwikkelingen.

Hoe werd de kaas vroeger eigenlijk aan de man gebracht? ‘Nee, niet aan huis, ja er liep wel eens iemand langs, maar dat vond ik eigenlijk heel vervelend. Dat kost zoveel tijd, en je moet je handen eerst wassen en zo. Wij verkochten veel aan een kaashandelaar hier in het dorp. Dat was natuurlijk heel gunstig, financieel, maar ik had ook wel een beetje de pest in. Want de kaas moest voor hem op een bepaalde manier bereid worden (in de kruim gemaakt = fijn gesneden) en dat was nu juist niet de manier waarop je de kaas bij de jaarlijkse keuringen moest inleveren (in één stuk in het vat gedaan, waardoor je een mooiere structuur krijgt). Dus die prijzen gingen altijd aan mijn neus voorbij. Toen heb ik met mijn man afgesproken dat we het voor één keer op die andere manier zouden doen. En dat is gebeurd en toen heb ik wel meteen de eerste prijs gewonnen.’ Weer is daar dat lachje, nu zelfs een beetje triomfantelijk.

Van Veen bracht zijn kaas naar de (kaas)markt in Bodegraven, met paard en wagen. Als je een beetje een goed wegpaard had dan deed je daar vijf kwartier over. Terwijl het kaasmaken vooral een “vrouwending” was zag je op die markt vrijwel alleen maar mannen. Op de diepere achtergronden van dat verschijnsel wordt niet ingegaan. Waarschijnlijk omdat iedereen daar wel een idee over heeft. Ja, zeker, het was best gezellig daar op die markt. Maar ja, op een gegeven moment had hij het idee gekregen dat de grote handelaren onderlinge afspraken maakten. Toevallig was hij toen, buiten de markt om, in contact gekomen met een handelaar die hem een goede prijs bood en de kaas ook nog kwam ophalen. Ja, en die markt liep ook om andere redenen, toch op zijn laatste benen.

Aan het eind van het gesprek komen uit de oude doos allerlei parafernalia van het kaasmaken tevoorschijn: diploma’s, erkenningen (je moest vroeger een vergunning hebben!), bekers, lepeltjes, oude ansichten. Misschien moet de Oudheidkamer zich erover ontfermen.
 
******************************
De foto's zijn gemaakt door Jack Luiten
 
*************************
Abonneert u op de Nieuwsbrief.
© 2013 Frits Hoorweg
powered by CJ2