archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > Luister! delen printen terug
Misdaad loont niet Henk Klaren

0311VG Luister2
“John Wesley Hardin was a friend to the poor,” zong Bob Dylan. Vergeet het maar. Domineeszoon John Wesley Hardin was een niets ontziende moordenaar in de tweede helft van de negentiende eeuw in Texas. Hetzelfde geldt voor Jesse James en – veel later – Pretty Boy Floyd. Het waren geen Robin Hoods. Jazeker, ze stalen van de rijken, maar ze hielden het zelf. Zoals Aage M., de legendarische brandkastkraker, ook zei: “Brandkasten staan bij de rijken”.

Toch hebben misdadigers en legenden over misdadigers veel muzikale inspiratie opgeleverd. John Wesley Hardin is een prachtig nummer. Woody Guthries Pretty Boy Floyd is een klassieker en vele malen gecoverd. Om te beginnen door zoon Arlo, maar ook door Pete Seeger, Kinky Friedman, Joan Baez en niet te vergeten The Byrds. Die laatste versie staat op het geweldige album Sweetheart of the Rodeo. Toen dat album verscheen en er een paar nummers op de radio te horen waren moest ik van mijn vrouw meteen op de fiets de stad in om het aan te schaffen. Zelfs over Aage M. is een liedje gemaakt, maar dat kan onmiddellijk worden vergeten.

Dat geldt wel voor meer nummers over misdadigers. Neem Bonnie en Clyde, net als Hardin en Floyd ook vrij bloeddorstige types, maar dat is toch niet echt geweldig. Joe Dassin’s Les Daltons is ook niet om over naar huis te schrijven. Ik weet ook niet zeker of dat nummer over de echte Daltons gaat of over de figuren uit Lucky Luke. Nog erger is Ma Baker van Boney M. Vreselijke muziek. Milli Vanilli heeft het ook gedaan, nou ja…. Het verháál klopt al helemaal niet. Ten eerste heette ze niet Ma Baker, maar Ma Barker. Ma Baker zal wel lekkerder zingen of zo. Ma Barker zelf had vermoedelijk niets op haar kerfstok. Haar zoons wel, maar de moeder zat voornamelijk thuis legpuzzels te maken. Het verhaal dat ze in feite de leidster van de Karpis-Barkerbende was is in de wereld gebracht door J. Edgar Hoover. Ma Barker is door de FBI doodgeschoten bij een belegering van een huis waar de bende zich ophield. Onschuldige oude vrouwen doodschieten was niet goed voor het imago van een instituut als de FBI, dat zich in die tijd nog bewijzen moest. Daarom maakte Hoover haar zwart in zijn verhalen.

Je hebt niet alleen nummers die zijn geïnspireerd door misdadigers. Je hebt ook een rapper, die Butch Cassidy (Sound System) heet en een band Dillinger. En een vrij interessante band die zich volgens zeggen laat inspireren door Ma Barker is: Maylene en the Sons of Disaster. Southern-rock met een vleugje country. Dat van die ‘sons of disaster’ kan wel kloppen. Zoons Dock en Fred waren geen lieverdjes, maar dat Maylene kan ik niet zo goed thuisbrengen. Ze heette Kate.

Op zoek naar de misdaad in de popmuziek doe je ook leuke ontdekkingen. The Supreme Beings of Leisure hebben een fraai nummer gemaakt over Calamity Jane. ‘A woman low down’ volgens het onmisbare naslag werk: Pictorial History of the Wild West van James D. Horan en Paul Sann uit 1961. Butch Cassidy, de baas van de Hole-in-the-Wall bende – ook wel de Wild-Bunch genoemd – , is bezongen door My Morning Jacket. Ook zeer de moeite waard. Etherisch bijna. Dat past niet erg bij de Wild-Bunch, maar het is wel mooi. Robert LeRoy Parker – de echte naam van Butch Cassidy – had een partner: Harry Longbaugh, ofwel de Sundance Kid. Hij is het onderwerp van een aardig lied van Kent. David Olney, één van de favorieten van Jan Donkers*, heeft over John Dillinger gezongen. Ook zo’n slechterik. En zo komt hij ook uit de tekst. Ik weet nog niet hoe het klinkt.

Eén van de echte ontdekkingen was Pat Green uit Texas. En dat wil hij weten ook. Een titel als I Like Texas is typerend. En aan Yankees heeft hij een grondige hekel. Toch is het allemaal niet onkritisch, zoals blijkt uit een inleidende zin voor West Texas Holiday als: “Now this is all about how in Texas you can mix live ammunition and alcohol and call it a family outing”. Hij verheerlijkt zijn misdadigers niet. In Me and Billy the Kid zingt hij: “we never got along” en “he was bad to the bone”. De ik-figuur in het lied is een rivaal. Pat Garrett misschien. In The Ballad of Arkansas Dave Rudebaugh laat hij Dave zelf zeggen: “Mister I was born of sin”. En sla je de geschiedenis van Rudebaugh er op na dan klopt dat. Wat een boef.. Lekkere muziek. Country, jawel, maar met stevige rock-‘n-roll invloeden.

Jesse James neemt een bijzondere plaats in. Zijn geschiedenis heeft velen geïnspireerd. Woody Guthrie heeft over hem gezongen, David Olney, the Pogues, Lonnie Donegan met Van Morrison (prachtig). De naam komt voor in nummers van Scarface (veel mothafuckin’) en Cher. Een apart verhaal is het album The Legend of Jesse James. Het is een concept-album uit 1980 over het leven van Jesse James. Het hele verhaal en de muziek is geschreven door Paul Kennerley. Een Engelsman, die na het beluisteren van een Waylon Jennings-nummer aan country verslingerd is geraakt. Hij begon toen country-nummers te schrijven, maar omdat hij voelde dat hij als Engelsman geen typisch contemporaine Amerikaanse teksten kon maken, zocht hij het in het verleden. Dat leidde in 1978 eerst tot het album White Mansions over de Amerikaanse burgeroorlog, bezien vanuit het perspectief van de zuidelijken (met Waylon Jennings, Bernie Leadon, Eric Clapton e.v.a.). Later volgde de Jesse Jamesplaat.
 
De plaat is net als White Mansions een beetje opgezet als een film. De verschillende zangers spelen de rollen van hoofdrolspelers uit het verhaal. Het zijn niet de minsten: Levon Helm (destijds drummer en zanger van The Band), Johnny Cash, Emmylou Harris, Charlie Daniels, Albert Lee. Bernie Leadon van de Eagles speelt mee, ga zo maar door. Het verhaal is historisch vast niet compleet, maar wel juist. Jesse is geen Robin Hood, maar gewoon een boef, die uiteindelijk slecht aan zijn eind kwam. Hij werd in zijn eigen huis voor een beloning in de rug geschoten door Bob Ford, zijn neef en voormalig mede-bendelid. In The Ballad of Jesse James: “The dirty little coward that shot Mister Howard”. Mr. Howard was het pseudoniem waar Jesse James toen onder leefde. Het is een curieuze plaat. De muziek is bij tijden geweldig. De vorm is op zijn minst bijzonder. Maar misdaad loont niet. De plaat is nooit een commercieel succes geworden. Wat mij betreft is het wel een echt collector’s item. Paul Kinnerley is inmiddels al lang naar Amerika verhuisd. Hij schrijft voor toppers als Emmylou Harris en Bernie Leadon en maakt zelf zo nu en dan ook een album.

* Jan Donkers (2006). Mijn Muziek. Amstel Uitgevers.
 
************************************
La Cadena is het enige Nederlandse tangoblad.
Ga voor informatie naar: www.lacadena.nl .


© 2006 Henk Klaren meer Henk Klaren - meer "Luister!" -
Vermaak en Genot > Luister!
Misdaad loont niet Henk Klaren
0311VG Luister2
“John Wesley Hardin was a friend to the poor,” zong Bob Dylan. Vergeet het maar. Domineeszoon John Wesley Hardin was een niets ontziende moordenaar in de tweede helft van de negentiende eeuw in Texas. Hetzelfde geldt voor Jesse James en – veel later – Pretty Boy Floyd. Het waren geen Robin Hoods. Jazeker, ze stalen van de rijken, maar ze hielden het zelf. Zoals Aage M., de legendarische brandkastkraker, ook zei: “Brandkasten staan bij de rijken”.

Toch hebben misdadigers en legenden over misdadigers veel muzikale inspiratie opgeleverd. John Wesley Hardin is een prachtig nummer. Woody Guthries Pretty Boy Floyd is een klassieker en vele malen gecoverd. Om te beginnen door zoon Arlo, maar ook door Pete Seeger, Kinky Friedman, Joan Baez en niet te vergeten The Byrds. Die laatste versie staat op het geweldige album Sweetheart of the Rodeo. Toen dat album verscheen en er een paar nummers op de radio te horen waren moest ik van mijn vrouw meteen op de fiets de stad in om het aan te schaffen. Zelfs over Aage M. is een liedje gemaakt, maar dat kan onmiddellijk worden vergeten.

Dat geldt wel voor meer nummers over misdadigers. Neem Bonnie en Clyde, net als Hardin en Floyd ook vrij bloeddorstige types, maar dat is toch niet echt geweldig. Joe Dassin’s Les Daltons is ook niet om over naar huis te schrijven. Ik weet ook niet zeker of dat nummer over de echte Daltons gaat of over de figuren uit Lucky Luke. Nog erger is Ma Baker van Boney M. Vreselijke muziek. Milli Vanilli heeft het ook gedaan, nou ja…. Het verháál klopt al helemaal niet. Ten eerste heette ze niet Ma Baker, maar Ma Barker. Ma Baker zal wel lekkerder zingen of zo. Ma Barker zelf had vermoedelijk niets op haar kerfstok. Haar zoons wel, maar de moeder zat voornamelijk thuis legpuzzels te maken. Het verhaal dat ze in feite de leidster van de Karpis-Barkerbende was is in de wereld gebracht door J. Edgar Hoover. Ma Barker is door de FBI doodgeschoten bij een belegering van een huis waar de bende zich ophield. Onschuldige oude vrouwen doodschieten was niet goed voor het imago van een instituut als de FBI, dat zich in die tijd nog bewijzen moest. Daarom maakte Hoover haar zwart in zijn verhalen.

Je hebt niet alleen nummers die zijn geïnspireerd door misdadigers. Je hebt ook een rapper, die Butch Cassidy (Sound System) heet en een band Dillinger. En een vrij interessante band die zich volgens zeggen laat inspireren door Ma Barker is: Maylene en the Sons of Disaster. Southern-rock met een vleugje country. Dat van die ‘sons of disaster’ kan wel kloppen. Zoons Dock en Fred waren geen lieverdjes, maar dat Maylene kan ik niet zo goed thuisbrengen. Ze heette Kate.

Op zoek naar de misdaad in de popmuziek doe je ook leuke ontdekkingen. The Supreme Beings of Leisure hebben een fraai nummer gemaakt over Calamity Jane. ‘A woman low down’ volgens het onmisbare naslag werk: Pictorial History of the Wild West van James D. Horan en Paul Sann uit 1961. Butch Cassidy, de baas van de Hole-in-the-Wall bende – ook wel de Wild-Bunch genoemd – , is bezongen door My Morning Jacket. Ook zeer de moeite waard. Etherisch bijna. Dat past niet erg bij de Wild-Bunch, maar het is wel mooi. Robert LeRoy Parker – de echte naam van Butch Cassidy – had een partner: Harry Longbaugh, ofwel de Sundance Kid. Hij is het onderwerp van een aardig lied van Kent. David Olney, één van de favorieten van Jan Donkers*, heeft over John Dillinger gezongen. Ook zo’n slechterik. En zo komt hij ook uit de tekst. Ik weet nog niet hoe het klinkt.

Eén van de echte ontdekkingen was Pat Green uit Texas. En dat wil hij weten ook. Een titel als I Like Texas is typerend. En aan Yankees heeft hij een grondige hekel. Toch is het allemaal niet onkritisch, zoals blijkt uit een inleidende zin voor West Texas Holiday als: “Now this is all about how in Texas you can mix live ammunition and alcohol and call it a family outing”. Hij verheerlijkt zijn misdadigers niet. In Me and Billy the Kid zingt hij: “we never got along” en “he was bad to the bone”. De ik-figuur in het lied is een rivaal. Pat Garrett misschien. In The Ballad of Arkansas Dave Rudebaugh laat hij Dave zelf zeggen: “Mister I was born of sin”. En sla je de geschiedenis van Rudebaugh er op na dan klopt dat. Wat een boef.. Lekkere muziek. Country, jawel, maar met stevige rock-‘n-roll invloeden.

Jesse James neemt een bijzondere plaats in. Zijn geschiedenis heeft velen geïnspireerd. Woody Guthrie heeft over hem gezongen, David Olney, the Pogues, Lonnie Donegan met Van Morrison (prachtig). De naam komt voor in nummers van Scarface (veel mothafuckin’) en Cher. Een apart verhaal is het album The Legend of Jesse James. Het is een concept-album uit 1980 over het leven van Jesse James. Het hele verhaal en de muziek is geschreven door Paul Kennerley. Een Engelsman, die na het beluisteren van een Waylon Jennings-nummer aan country verslingerd is geraakt. Hij begon toen country-nummers te schrijven, maar omdat hij voelde dat hij als Engelsman geen typisch contemporaine Amerikaanse teksten kon maken, zocht hij het in het verleden. Dat leidde in 1978 eerst tot het album White Mansions over de Amerikaanse burgeroorlog, bezien vanuit het perspectief van de zuidelijken (met Waylon Jennings, Bernie Leadon, Eric Clapton e.v.a.). Later volgde de Jesse Jamesplaat.
 
De plaat is net als White Mansions een beetje opgezet als een film. De verschillende zangers spelen de rollen van hoofdrolspelers uit het verhaal. Het zijn niet de minsten: Levon Helm (destijds drummer en zanger van The Band), Johnny Cash, Emmylou Harris, Charlie Daniels, Albert Lee. Bernie Leadon van de Eagles speelt mee, ga zo maar door. Het verhaal is historisch vast niet compleet, maar wel juist. Jesse is geen Robin Hood, maar gewoon een boef, die uiteindelijk slecht aan zijn eind kwam. Hij werd in zijn eigen huis voor een beloning in de rug geschoten door Bob Ford, zijn neef en voormalig mede-bendelid. In The Ballad of Jesse James: “The dirty little coward that shot Mister Howard”. Mr. Howard was het pseudoniem waar Jesse James toen onder leefde. Het is een curieuze plaat. De muziek is bij tijden geweldig. De vorm is op zijn minst bijzonder. Maar misdaad loont niet. De plaat is nooit een commercieel succes geworden. Wat mij betreft is het wel een echt collector’s item. Paul Kinnerley is inmiddels al lang naar Amerika verhuisd. Hij schrijft voor toppers als Emmylou Harris en Bernie Leadon en maakt zelf zo nu en dan ook een album.

* Jan Donkers (2006). Mijn Muziek. Amstel Uitgevers.
 
************************************
La Cadena is het enige Nederlandse tangoblad.
Ga voor informatie naar: www.lacadena.nl .
© 2006 Henk Klaren
powered by CJ2