archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > Een omweg waard delen printen terug
Naar den tandmeester! Carlo van Praag

0414VG Omweg
Als mensen onze binnenstad bezoeken, dan doen zij dit in het algemeen omdat zij worden aangetrokken door het decor van een nog redelijk gave 16e‑ en 17e‑eeuwse bebouwing. Ik heb er nog niet veel ontmoet die voor de nieuwbouw kwamen. En dat is begrijpelijk. De nieuwbouw is in oude binnensteden vrijwel altijd een storend element. Ik zou het niet zeggen als ik het niet zelf had gezien. Weinig bestuurders zouden er tegenwoordig nog aan denken een 17e‑eeuws gebied kaal te slaan ten gunste van een meer eigentijdse bebouwing. Op het microniveau is dat helaas anders. Door allerlei oorzaken zoals brand en wanbeheer, zijn er gaten gevallen in de binnenstedelijke gevelwanden. Deze gaten worden gaandeweg gevuld. Er is veel voor te zeggen om de oorspronkelijke panden te reconstrueren, maar dat gebeurt nooit. Waarom niet?

Soms is het omdat men een pand wil dat beter voldoet aan de eisen van de tijd. Als je een hotel of een kantoorgebouw wilt, is de kleinschaligheid die in voorbije eeuwen gebruikelijk was, een belemmering. Ook als de nieuwbouw gericht is op appartementen voor bewoners en kleinschaligheid dus mogelijk is, willen de nieuwe panden graag wat hoger uitvallen dan de aangrenzende bebouwing. Een verdieping extra levert de projectontwikkelaar immers geld op. Om die reden wordt de goothoogte bijna altijd tot aan het toegestane maximum opgetrokken, met als gevolg dat het appartementencomplex als een blok afsteekt tegen zijn naar bouwhoogte meer gedifferentieerde omgeving. Ten slotte zal modern bouwen ook wel goedkoper zijn dan geïndividualiseerd ambachtelijk werk.

Ik denk echter dat aan deze overwegingen een ander motief voorafgaat. Getrouwe reconstructie van een verloren pand vormt onvoldoende uitdaging voor een architect. Een architect is geen tandarts die verloren gebitselementen vervangt, maar een kunstenaar die een visie uitdrukt. Tot schade van de binnenstad! Noch bij gemeentebestuurders, noch bij projectontwikkelaars komt ooit de gedachte op die architect er geheel buiten te laten en in plaats daarvan een archivaris en een aantal goede ambachtslieden aan het werk te zetten. Zelfs als een ontwerp alleen maar reminiscenties oproept aan vroeger wordt het laatdunkend afgedaan als ‘historiserend’ en onvermijdelijk valt dan de term ‘Anton Pieck’ die gelijk staat met een genadeslag.

Ik laat nu even de tegenpartij aan het woord. ‘Een stad is geen openluchtmuseum. Een stad moet de maatschappelijke dynamiek weerspiegelen! De binnenstad die ik zo mooi vind, is zelf ook het resultaat van een ontwikkeling en al lang niet meer wat zij ooit was. Waarom dit toevallige tussenresultaat heilig verklaard? Waarom zou de ontwikkeling hier en nu moeten stoppen?’

Daarvoor zijn redenen. De binnenstad is in feite natuurlijk wel een openluchtmuseum. Dat weet elke monumentbewoner die iets aan zijn woning wil vertimmeren. Het bestaande is wel degelijk heilig. De eigentijdse bouwkunst kan zich in het algemeen slechts meester maken van open gaten en niet van de huizen die nog overeind staan of deze moeten wel zeer ernstig verkrot zijn. Dat is een hele geruststelling, zij het dat er uitzonderingen op deze regel bestaan. Soms staat een energiek gemeentebestuur zichzelf een dergelijke uitzondering toe en treedt als boosdoener op. Een schilderachtig en licht vervallen stukje binnenstad alhier moet het ontgelden omdat het in de loop van de winkelende consument ligt, maar die tezelfdertijd onderbreekt in zijn winkelgenot. Die consument moet in zijn gang langs de etalages ineens honderd meter non-commerciële woestijn overbruggen voordat de volgende winkels weer in zicht komen. Dan kan een gemeente niet dulden! De stad moet verkocht; elke vierkante meter ervan!

Dan dat argument van de dynamiek die er altijd al was en daarom ook nu niet mag worden gestuit: het is nogal theoretisch en nogal harteloos. Gebruikers van dit argument beroepen zich op een anonieme kracht, dynamiek genaamd, waartegen de mens niet moet willen optornen. Zoiets als ‘de vooruitgang’! Zij ontlopen daarmee hun verantwoordelijkheid voor het deplorabele resultaat van de ‘onstuitbare’ ontwikkeling. Is trouwens een ontwikkeling niet het resultaat van verschillende krachten? Is niet ook het conservatisme, ditmaal in een letterlijke betekenis, een vector in het krachtenveld?

Hoeveel geslaagde nieuwbouwprojecten kent u in uw eigen oude binnenstad? Het is tijd dat wij onszelf toegeven dat wij het momenteel niet kunnen: de binnenstad verfraaien. De probeersels over de laatste tientallen jaren bieden een triest resultaat. Het binnenstadsmilieu laat kennelijk geen eigentijdse expressievormen toe.
Gaten in de binnenstad? Naar den tandmeester!
 
****************************
Kijk eens op www.meermanno.nl


© 2007 Carlo van Praag meer Carlo van Praag - meer "Een omweg waard" -
Vermaak en Genot > Een omweg waard
Naar den tandmeester! Carlo van Praag
0414VG Omweg
Als mensen onze binnenstad bezoeken, dan doen zij dit in het algemeen omdat zij worden aangetrokken door het decor van een nog redelijk gave 16e‑ en 17e‑eeuwse bebouwing. Ik heb er nog niet veel ontmoet die voor de nieuwbouw kwamen. En dat is begrijpelijk. De nieuwbouw is in oude binnensteden vrijwel altijd een storend element. Ik zou het niet zeggen als ik het niet zelf had gezien. Weinig bestuurders zouden er tegenwoordig nog aan denken een 17e‑eeuws gebied kaal te slaan ten gunste van een meer eigentijdse bebouwing. Op het microniveau is dat helaas anders. Door allerlei oorzaken zoals brand en wanbeheer, zijn er gaten gevallen in de binnenstedelijke gevelwanden. Deze gaten worden gaandeweg gevuld. Er is veel voor te zeggen om de oorspronkelijke panden te reconstrueren, maar dat gebeurt nooit. Waarom niet?

Soms is het omdat men een pand wil dat beter voldoet aan de eisen van de tijd. Als je een hotel of een kantoorgebouw wilt, is de kleinschaligheid die in voorbije eeuwen gebruikelijk was, een belemmering. Ook als de nieuwbouw gericht is op appartementen voor bewoners en kleinschaligheid dus mogelijk is, willen de nieuwe panden graag wat hoger uitvallen dan de aangrenzende bebouwing. Een verdieping extra levert de projectontwikkelaar immers geld op. Om die reden wordt de goothoogte bijna altijd tot aan het toegestane maximum opgetrokken, met als gevolg dat het appartementencomplex als een blok afsteekt tegen zijn naar bouwhoogte meer gedifferentieerde omgeving. Ten slotte zal modern bouwen ook wel goedkoper zijn dan geïndividualiseerd ambachtelijk werk.

Ik denk echter dat aan deze overwegingen een ander motief voorafgaat. Getrouwe reconstructie van een verloren pand vormt onvoldoende uitdaging voor een architect. Een architect is geen tandarts die verloren gebitselementen vervangt, maar een kunstenaar die een visie uitdrukt. Tot schade van de binnenstad! Noch bij gemeentebestuurders, noch bij projectontwikkelaars komt ooit de gedachte op die architect er geheel buiten te laten en in plaats daarvan een archivaris en een aantal goede ambachtslieden aan het werk te zetten. Zelfs als een ontwerp alleen maar reminiscenties oproept aan vroeger wordt het laatdunkend afgedaan als ‘historiserend’ en onvermijdelijk valt dan de term ‘Anton Pieck’ die gelijk staat met een genadeslag.

Ik laat nu even de tegenpartij aan het woord. ‘Een stad is geen openluchtmuseum. Een stad moet de maatschappelijke dynamiek weerspiegelen! De binnenstad die ik zo mooi vind, is zelf ook het resultaat van een ontwikkeling en al lang niet meer wat zij ooit was. Waarom dit toevallige tussenresultaat heilig verklaard? Waarom zou de ontwikkeling hier en nu moeten stoppen?’

Daarvoor zijn redenen. De binnenstad is in feite natuurlijk wel een openluchtmuseum. Dat weet elke monumentbewoner die iets aan zijn woning wil vertimmeren. Het bestaande is wel degelijk heilig. De eigentijdse bouwkunst kan zich in het algemeen slechts meester maken van open gaten en niet van de huizen die nog overeind staan of deze moeten wel zeer ernstig verkrot zijn. Dat is een hele geruststelling, zij het dat er uitzonderingen op deze regel bestaan. Soms staat een energiek gemeentebestuur zichzelf een dergelijke uitzondering toe en treedt als boosdoener op. Een schilderachtig en licht vervallen stukje binnenstad alhier moet het ontgelden omdat het in de loop van de winkelende consument ligt, maar die tezelfdertijd onderbreekt in zijn winkelgenot. Die consument moet in zijn gang langs de etalages ineens honderd meter non-commerciële woestijn overbruggen voordat de volgende winkels weer in zicht komen. Dan kan een gemeente niet dulden! De stad moet verkocht; elke vierkante meter ervan!

Dan dat argument van de dynamiek die er altijd al was en daarom ook nu niet mag worden gestuit: het is nogal theoretisch en nogal harteloos. Gebruikers van dit argument beroepen zich op een anonieme kracht, dynamiek genaamd, waartegen de mens niet moet willen optornen. Zoiets als ‘de vooruitgang’! Zij ontlopen daarmee hun verantwoordelijkheid voor het deplorabele resultaat van de ‘onstuitbare’ ontwikkeling. Is trouwens een ontwikkeling niet het resultaat van verschillende krachten? Is niet ook het conservatisme, ditmaal in een letterlijke betekenis, een vector in het krachtenveld?

Hoeveel geslaagde nieuwbouwprojecten kent u in uw eigen oude binnenstad? Het is tijd dat wij onszelf toegeven dat wij het momenteel niet kunnen: de binnenstad verfraaien. De probeersels over de laatste tientallen jaren bieden een triest resultaat. Het binnenstadsmilieu laat kennelijk geen eigentijdse expressievormen toe.
Gaten in de binnenstad? Naar den tandmeester!
 
****************************
Kijk eens op www.meermanno.nl
© 2007 Carlo van Praag
powered by CJ2