archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > In de polder delen printen terug
Onnodig moeilijk doen? * Arie de Jong

1801BS WetgevingAl jaren erger ik mij aan de privacywetgeving. Die berust op een illusie dat iedereen afgeschermd wil zijn van de medemens. Dat is het uitgangspunt. Er zijn mensen die zo in elkaar zitten. Die schrikken van de ander, als ze die niet kennen. De meeste mensen zitten anders in elkaar. Die vinden het helemaal niet erg als iemand ze opbelt als die het nummer heeft doorgekregen van een gemeenschappelijke kennis. Natuurlijk, soms zijn er ontsporingen. En het is een goede zaak dat commerciële instellingen je niet te pas en te onpas mogen lastig vallen. Maar in mijn ogen is het behoorlijk doorgeslagen.
Hoe heeft het zover kunnen komen?

Ik geef een recente ervaring met de privacyregels. Ik ben secretaris van een mooi gezelschap, de Vereniging van Oud-Parlementariërs. Volgens de normen van de Kamer van Koophandel een ‘besloten gezelligheidsvereniging’. Nu zijn er al heel wat mensen ex-lid van de Tweede Kamer, de Eerste Kamer of het Europees Parlement, maar de meesten leven niet meer. Meer dan achthonderd van deze bijzondere mensensoort zijn in leven en je zou willen dat die allemaal lid zijn van die vereniging. In mijn ogen, of je nu een maand of twintig jaar het Nederlandse volk hebt mogen vertegenwoordigen, mag je daar trots op zijn en hoor je lid te zijn van die vereniging. Een jaar terug waren we gevorderd tot ongeveer 350 leden. In mijn ogen was het ‘stuwmeer’ van potentiële leden nog erg groot: tijd om leden te gaan winnen. Maar hoe doe je dat?

Gelukkig is er een instituut, het Parlementair Documentatiecentrum, dat van een heleboel mensen die (naar ik meen sinds 1813) een functie hebben vervuld in de Nederlandse parlementen, in de kabinetten en hoge colleges van staat een biografietje heeft gemaakt. Men kon mij helpen aan de lijst van nog levende oud-parlementariërs die vanaf 1994 in de Tweede Kamer, de Eerste Kamer of het Europees Parlement hadden gezeten. Ik had zelf de grens gelegd bij 1994, in de veronderstelling dat mensen die nog langer geleden parlementariër waren geweest en nog niet waren overleden, te lang uit functie waren om nog belangstelling te hebben voor een lidmaatschap. Nadat ik iedereen die al wel lid was van onze vereniging geschrapt had van die lijst, hield ik meer dan vierhonderd namen over met het doel ze te benaderen. Alleen, hoe kwam ik aan hun contactgegevens? Vanaf toen had ik te maken met de privacywetgeving.

De griffie van de Tweede Kamer kon, met verwijzing naar de wetgeving, geen informatie verstrekken over oud-leden. Uiteraard deed ik het voorstel dat zij dan een brief (ondertekend door de voorzitter van de Tweede Kamer) naar oud-leden van de Tweede Kamer konden sturen, waarbij geattendeerd werd op de mogelijkheid om lid van onze vereniging te worden. Het duurde even, maar toen kwam de reactie dat men dat niet wilde. Het bleek me echter dat men de gegevens van oudleden van de Tweede Kamer ook helemaal niet bijhield. Dat verbaasde mij zeer, maar dat is een ander verhaal. Bij het overzichtelijk aantal oudleden van het Europees Parlement werkte de Nederlandse vestiging wel mee om daar een brief te bezorgen. De Eerste Kamer konden we ook vergeten.

Een volgende stap was een verzoek aan de partijbureaus. Veel oudparlementariërs waren immers lid gebleven van hun partij en dat zou bij een actueel gehouden ledenadministratie een grote hulp kunnen zijn. Helaas, de privacywetgeving zat in de weg: daar konden we ook al geen beroep op doen! Er zat niets anders op dan de moeizame weg te bewandelen van gegevens die via internet op te sporen zijn. Dat heeft me veel tijd gekost, maar het besteden van vele uren werd gecompenseerd door een bijzonder gevoel om speurder te zijn en tot het gaatje te gaan om die gegevens te achterhalen.

Een eerste begin was altijd het bekijken van de pagina op de website van het Parlementair Documentatiecentrum over de betreffende persoon. Dat gaf vaak al wat zoekgegevens prijs: dat iemand ergens burgemeester was geworden, of in een gemeenteraad had gezeten, of een eigen bedrijfje was gestart (meestal een adviesbureau met alleen de betrokkene als medewerker). Een belangrijke bron in de naspeuringen waren vervolgens de telefoongegevens die op internet staan. Er zijn wel een stuk of vijf van dat soort websites die je kunt raadplegen. Alleen: bij welke plaatsnaam moet je iemand zoeken? Dan moest ik eerst naar een zoekmachine van de rijksoverheid om door het achterhalen van de kandidatenlijsten en berichten over de opvolging te achterhalen waar iemand toen woonde. Die woonplaatsen worden namelijk altijd vermeld (M. Rutte te ’s-Gravenhage).

Op die manier lukte het om meer dan de helft van de mensen te achterhalen, vooral als ze meerdere voorletters hadden en niet in Amsterdam woonden (zoek maar eens uit welke De Jong of De Vries het is in namenlijsten van soms meer dan honderd). Bij de rest moest ik het proberen door de naam in Google te lanceren. Dat leverde vaak wat informatie op. Dan bleek iemands naam op te duiken als bestuurslid van de een of andere vereniging (zo had ik iemand die ik alleen kon traceren als voorzitter van een plaatselijke imkersvereniging) of de vestigingsplaats van iemands ‘bedrijf’. Als ik dan het adres opzocht via Google Maps en vervolgens ‘streetview’ gebruikte en zag dat het een normale woning was: bingo! En zo waren er nog wat hulpmiddelen om mensen te achterhalen, waarbij ik bijvoorbeeld veel plezier had van onbedoelde adreslijsten die op internet te vinden waren. Zoals de adreslijst van leden van de Eerste Kamer uit het vergaderjaar 2015 en een adreslijst van een lobbybureau van Tweede Kamerleden uit 2002. En wat ook kon helpen: familieberichten en iemand achterhalen door de huwelijkspartner te volgen.

Als zelfs al deze bronnen niets opleverden, dan was er altijd nog de uitweg van LinkedIn waar ook veel mensen te vinden zijn met wie je een berichtje kunt wisselen. Ik deed ook nog wat navraag in mijn omgeving en dat leverde nog het een en ander op. Bovendien gebruikte ik voor de verzending van een brief bij ongeveer vijftig mensen hun werkadres. Vooral burgemeesters zijn, als het om de privégegevens gaat, slecht vindbaar als gevolg van de bedreigingen waar ze mee te maken hebben.

Uiteindelijk waren er een stuk of vijftig mensen die volmaakt onvindbaar bleken. Bijna altijd mensen die voor de PVV, de LPF of de SP in de politiek hadden gezeten, of die boven de 80 waren en simpelweg geen sporen hadden op Internet. En na verzending van alle brieven en mails bleek dat ongeveer dertig brieven onbestelbaar retour kwamen: de op internet beschikbare gegevens waren niet actueel meer. Hoe dan ook, om het verhaal af te maken van het ontwijken van de privacywetgeving door linksom en rechtsom naspeuringen te doen: een ledenwinst van zo’n 50 nieuwe leden. En helemaal niemand klaagde erover dat men ongevraagd een brief of mail kreeg.

-------
Het plaatje is van Freek de VriesLentsch
Meer informatie: www.instagram.com/_studioagape_

© 2020 Arie de Jong meer Arie de Jong - meer "In de polder" -
Beschouwingen > In de polder
Onnodig moeilijk doen? * Arie de Jong
1801BS WetgevingAl jaren erger ik mij aan de privacywetgeving. Die berust op een illusie dat iedereen afgeschermd wil zijn van de medemens. Dat is het uitgangspunt. Er zijn mensen die zo in elkaar zitten. Die schrikken van de ander, als ze die niet kennen. De meeste mensen zitten anders in elkaar. Die vinden het helemaal niet erg als iemand ze opbelt als die het nummer heeft doorgekregen van een gemeenschappelijke kennis. Natuurlijk, soms zijn er ontsporingen. En het is een goede zaak dat commerciële instellingen je niet te pas en te onpas mogen lastig vallen. Maar in mijn ogen is het behoorlijk doorgeslagen.
Hoe heeft het zover kunnen komen?

Ik geef een recente ervaring met de privacyregels. Ik ben secretaris van een mooi gezelschap, de Vereniging van Oud-Parlementariërs. Volgens de normen van de Kamer van Koophandel een ‘besloten gezelligheidsvereniging’. Nu zijn er al heel wat mensen ex-lid van de Tweede Kamer, de Eerste Kamer of het Europees Parlement, maar de meesten leven niet meer. Meer dan achthonderd van deze bijzondere mensensoort zijn in leven en je zou willen dat die allemaal lid zijn van die vereniging. In mijn ogen, of je nu een maand of twintig jaar het Nederlandse volk hebt mogen vertegenwoordigen, mag je daar trots op zijn en hoor je lid te zijn van die vereniging. Een jaar terug waren we gevorderd tot ongeveer 350 leden. In mijn ogen was het ‘stuwmeer’ van potentiële leden nog erg groot: tijd om leden te gaan winnen. Maar hoe doe je dat?

Gelukkig is er een instituut, het Parlementair Documentatiecentrum, dat van een heleboel mensen die (naar ik meen sinds 1813) een functie hebben vervuld in de Nederlandse parlementen, in de kabinetten en hoge colleges van staat een biografietje heeft gemaakt. Men kon mij helpen aan de lijst van nog levende oud-parlementariërs die vanaf 1994 in de Tweede Kamer, de Eerste Kamer of het Europees Parlement hadden gezeten. Ik had zelf de grens gelegd bij 1994, in de veronderstelling dat mensen die nog langer geleden parlementariër waren geweest en nog niet waren overleden, te lang uit functie waren om nog belangstelling te hebben voor een lidmaatschap. Nadat ik iedereen die al wel lid was van onze vereniging geschrapt had van die lijst, hield ik meer dan vierhonderd namen over met het doel ze te benaderen. Alleen, hoe kwam ik aan hun contactgegevens? Vanaf toen had ik te maken met de privacywetgeving.

De griffie van de Tweede Kamer kon, met verwijzing naar de wetgeving, geen informatie verstrekken over oud-leden. Uiteraard deed ik het voorstel dat zij dan een brief (ondertekend door de voorzitter van de Tweede Kamer) naar oud-leden van de Tweede Kamer konden sturen, waarbij geattendeerd werd op de mogelijkheid om lid van onze vereniging te worden. Het duurde even, maar toen kwam de reactie dat men dat niet wilde. Het bleek me echter dat men de gegevens van oudleden van de Tweede Kamer ook helemaal niet bijhield. Dat verbaasde mij zeer, maar dat is een ander verhaal. Bij het overzichtelijk aantal oudleden van het Europees Parlement werkte de Nederlandse vestiging wel mee om daar een brief te bezorgen. De Eerste Kamer konden we ook vergeten.

Een volgende stap was een verzoek aan de partijbureaus. Veel oudparlementariërs waren immers lid gebleven van hun partij en dat zou bij een actueel gehouden ledenadministratie een grote hulp kunnen zijn. Helaas, de privacywetgeving zat in de weg: daar konden we ook al geen beroep op doen! Er zat niets anders op dan de moeizame weg te bewandelen van gegevens die via internet op te sporen zijn. Dat heeft me veel tijd gekost, maar het besteden van vele uren werd gecompenseerd door een bijzonder gevoel om speurder te zijn en tot het gaatje te gaan om die gegevens te achterhalen.

Een eerste begin was altijd het bekijken van de pagina op de website van het Parlementair Documentatiecentrum over de betreffende persoon. Dat gaf vaak al wat zoekgegevens prijs: dat iemand ergens burgemeester was geworden, of in een gemeenteraad had gezeten, of een eigen bedrijfje was gestart (meestal een adviesbureau met alleen de betrokkene als medewerker). Een belangrijke bron in de naspeuringen waren vervolgens de telefoongegevens die op internet staan. Er zijn wel een stuk of vijf van dat soort websites die je kunt raadplegen. Alleen: bij welke plaatsnaam moet je iemand zoeken? Dan moest ik eerst naar een zoekmachine van de rijksoverheid om door het achterhalen van de kandidatenlijsten en berichten over de opvolging te achterhalen waar iemand toen woonde. Die woonplaatsen worden namelijk altijd vermeld (M. Rutte te ’s-Gravenhage).

Op die manier lukte het om meer dan de helft van de mensen te achterhalen, vooral als ze meerdere voorletters hadden en niet in Amsterdam woonden (zoek maar eens uit welke De Jong of De Vries het is in namenlijsten van soms meer dan honderd). Bij de rest moest ik het proberen door de naam in Google te lanceren. Dat leverde vaak wat informatie op. Dan bleek iemands naam op te duiken als bestuurslid van de een of andere vereniging (zo had ik iemand die ik alleen kon traceren als voorzitter van een plaatselijke imkersvereniging) of de vestigingsplaats van iemands ‘bedrijf’. Als ik dan het adres opzocht via Google Maps en vervolgens ‘streetview’ gebruikte en zag dat het een normale woning was: bingo! En zo waren er nog wat hulpmiddelen om mensen te achterhalen, waarbij ik bijvoorbeeld veel plezier had van onbedoelde adreslijsten die op internet te vinden waren. Zoals de adreslijst van leden van de Eerste Kamer uit het vergaderjaar 2015 en een adreslijst van een lobbybureau van Tweede Kamerleden uit 2002. En wat ook kon helpen: familieberichten en iemand achterhalen door de huwelijkspartner te volgen.

Als zelfs al deze bronnen niets opleverden, dan was er altijd nog de uitweg van LinkedIn waar ook veel mensen te vinden zijn met wie je een berichtje kunt wisselen. Ik deed ook nog wat navraag in mijn omgeving en dat leverde nog het een en ander op. Bovendien gebruikte ik voor de verzending van een brief bij ongeveer vijftig mensen hun werkadres. Vooral burgemeesters zijn, als het om de privégegevens gaat, slecht vindbaar als gevolg van de bedreigingen waar ze mee te maken hebben.

Uiteindelijk waren er een stuk of vijftig mensen die volmaakt onvindbaar bleken. Bijna altijd mensen die voor de PVV, de LPF of de SP in de politiek hadden gezeten, of die boven de 80 waren en simpelweg geen sporen hadden op Internet. En na verzending van alle brieven en mails bleek dat ongeveer dertig brieven onbestelbaar retour kwamen: de op internet beschikbare gegevens waren niet actueel meer. Hoe dan ook, om het verhaal af te maken van het ontwijken van de privacywetgeving door linksom en rechtsom naspeuringen te doen: een ledenwinst van zo’n 50 nieuwe leden. En helemaal niemand klaagde erover dat men ongevraagd een brief of mail kreeg.

-------
Het plaatje is van Freek de VriesLentsch
Meer informatie: www.instagram.com/_studioagape_
© 2020 Arie de Jong
powered by CJ2