archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > In de polder delen printen terug
De tijd zal het leren Arie de Jong

1712BS De tijdDe redactie meent, getuige de kop boven het vorige Redactioneel, dat escapisme ons gaat redden. Gelooft u het? Ik wil het over heel iets anders hebben. Of is dat juist het ultieme escapisme?

Recent is Joop Goudsblom overleden. Een interessante socioloog, van wie ik helaas te weinig gelezen heb. Zelfs aan zijn boek over de betekenis van het vuur voor de ontwikkeling van de beschaving kom ik maar niet toe. Terwijl het al heel lang in de boekenkast mij probeert te verleiden. Joop Goudsblom associeer ik met Norbert Elias, hij was in Nederland diens wegbereider. Van Elias heb ik wel het hoofdwerk gelezen, al is dat jaren her, over de ontwikkeling van de beschaving. Een fascinerend boek, dat ik ooit kocht in een uitgave waarin dat hoofdwerk werd gevolgd door een beschrijving van leven aan het hof van Lodewijk XIV.

Ik memoreer dat, omdat ik gefascineerd wordt door de snelheid waarmee zich allerlei ontwikkelingen voltrekken in de hedendaagse beschaving, veel sneller dan bij Joop Goudsblom en Norbert Elias. Ik noem er een paar en daarna ga ik daar chocola van proberen te maken.

Toen ik jong was, rookten bijna alle mannen. Ik vond het maar vies en ben er nooit aan begonnen. Soms nam ik mij wel voor op latere leeftijd sigaren te gaan roken, net als mijn grootvader. Die was sigarenmaker geweest, was daarmee de oorlog goed doorgekomen. Hij rookte nog immer zelf gemaakte sigaren, ook gekochte trouwens, zodat ik een kleine verzameling sigarenbandjes kon opbouwen. Een hobby waar je niets meer over hoort. Vooral de verschillende bandjes met Elisabeth Bas gaven me grote voldoening. Hoe dan ook, de meeste volwassen mannen rookten, iets tussen de 80 en 90%. Vooral sigaretten, soms sigaren en een enkeling pijp (en vreemd genoeg stonden die vaak voor de klas). Mijn vader kauwde soms ook wel op pruimtabak, maar dat valt niet onder roken natuurlijk.

Op de middelbare school rookten de meeste leraren bij het lesgeven. Later maakte ik ook mee dat tijdens vergaderingen volop werd gerookt. Nooit zal ik vergeten dat Wim Polak, toen burgemeester van Amsterdam, maar ook lid van de Commissie Zeehavenoverleg waarvan ik adjunct-secretaris was, halverwege een betoog zijn pijp in de mond wilde duwen. Tijdens die handeling viel hij echter in slaap, zodat de steel van de pijp op een decimeter afstand van zijn licht geopende mond bleef steken.

Een deel van de vrouwen rookte ook. Ik vond dat in het begin nogal vreemd, misschien omdat mijn moeder niet rookte. Bij ons in de familie rookten vrouwen niet. Op verjaardagen stonden er sigaretten klaar voor de mannen en die zorgden ervoor dat binnen een half uur onze huiskamer blauw stond van de rook. Dat was wel vies, maar niemand vond het gek.
Ook op de televisie rookten heel wat mensen. Joop den Uyl trok aan zijn sigaar, Godfried Bomans joeg er met verbeten blik sigaretten doorheen, Kees van Kooten liet een pseudo-intellectueel aan een pijp lurken die hij met speels gemak in zijn mond ronddraaide. Het is allemaal verleden tijd. Wie nog rookt is een loser.

Weer terug naar mijn jeugd. Bij ons in de buurt woonden ontzettend veel gezinnen. Nagenoeg overal bestaande uit een werkende man, een huisvrouw en kinderen. Als een vrouw moest vertellen wat haar beroep was, dan was dat huisvrouw. Schrijft iemand dat nog wel eens op als er naar het beroep wordt gevraagd? Vrouwen en mannen waren geheel verschillende wezens. Mijn vader zei altijd dat hij er trots op was dat zijn vrouw niet uit werken hoefde (dat was niet helemaal waar, soms had mijn moeder een ‘werkadresje’, waar ze een ochtend de boel schoonmaakte, om iets bij te verdienen bij het lage loon van mijn vader). De meeste mannen hadden helemaal geen mooie banen. Ze werkten in een fabriek of beulden zich op een andere manier af. Dat veel vrouwen huisvrouw waren was op zich geen bewijs van onderdrukking. Het beeld ging kantelen vanaf de jaren ’60, toen steeds meer goed opgeleide vrouwen aanliepen tegen de verkalkte idee dat vrouwen achter het aanrecht hoorden.

Kijk hoe ver we al gekomen zijn. Meisjes doen het beter in het onderwijs. Jonge vrouwen bestormen voormalige mannenvestingen: de medische sector, advocatuur, rechterlijke macht, het onderwijs, noem maar op. Ik vind het een revolutionaire verandering.
Hoewel nog niet helemaal uitgekristalliseerd, mag ook de omslag door de MeToo beweging niet onderschat worden. Soms is er een zeker risico van nieuw puriteins optreden, maar veel belangrijker is dat de arrogante houding ten opzichte van vrouwen van veel mannen in machtsposities wordt afgebroken.

Zo kan ik doorgaan. Sommige zaken zijn nog maar aan het begin van een grote omslag. Het eten van vlees bijvoorbeeld. Geen idee of dat bij volgende generaties wordt uitgebannen. Niets is onmogelijk.
Waar het nu om gaat: de snelheid waarmee belangrijke culturele veranderingen plaatsvinden. Ongekend. Dachten sociologen als Norbert Elias en Joop Goudsblom nog in eeuwenlange geleidelijke stappen in de beschaving, nu maak je het gewoon zelf mee.

Toch ook nog even over de ‘coronacrisis’. Er wordt al enorm gespeculeerd dat het nooit meer zal worden als vroeger. Een deel van deze voorspellers verwacht overigens dat de verandering erg lijkt op wat ze al jaren willen. Ik weet het niet zo net en ik laat me graag verrassen. Zoals mijn moeder dan zei en ik kan het haar nazeggen: ‘De tijd zal het leren.’

----
Het plaatje is van Petra Busstra
Meer informatie op: www.petrabusstra.com

© 2020 Arie de Jong meer Arie de Jong - meer "In de polder" -
Beschouwingen > In de polder
De tijd zal het leren Arie de Jong
1712BS De tijdDe redactie meent, getuige de kop boven het vorige Redactioneel, dat escapisme ons gaat redden. Gelooft u het? Ik wil het over heel iets anders hebben. Of is dat juist het ultieme escapisme?

Recent is Joop Goudsblom overleden. Een interessante socioloog, van wie ik helaas te weinig gelezen heb. Zelfs aan zijn boek over de betekenis van het vuur voor de ontwikkeling van de beschaving kom ik maar niet toe. Terwijl het al heel lang in de boekenkast mij probeert te verleiden. Joop Goudsblom associeer ik met Norbert Elias, hij was in Nederland diens wegbereider. Van Elias heb ik wel het hoofdwerk gelezen, al is dat jaren her, over de ontwikkeling van de beschaving. Een fascinerend boek, dat ik ooit kocht in een uitgave waarin dat hoofdwerk werd gevolgd door een beschrijving van leven aan het hof van Lodewijk XIV.

Ik memoreer dat, omdat ik gefascineerd wordt door de snelheid waarmee zich allerlei ontwikkelingen voltrekken in de hedendaagse beschaving, veel sneller dan bij Joop Goudsblom en Norbert Elias. Ik noem er een paar en daarna ga ik daar chocola van proberen te maken.

Toen ik jong was, rookten bijna alle mannen. Ik vond het maar vies en ben er nooit aan begonnen. Soms nam ik mij wel voor op latere leeftijd sigaren te gaan roken, net als mijn grootvader. Die was sigarenmaker geweest, was daarmee de oorlog goed doorgekomen. Hij rookte nog immer zelf gemaakte sigaren, ook gekochte trouwens, zodat ik een kleine verzameling sigarenbandjes kon opbouwen. Een hobby waar je niets meer over hoort. Vooral de verschillende bandjes met Elisabeth Bas gaven me grote voldoening. Hoe dan ook, de meeste volwassen mannen rookten, iets tussen de 80 en 90%. Vooral sigaretten, soms sigaren en een enkeling pijp (en vreemd genoeg stonden die vaak voor de klas). Mijn vader kauwde soms ook wel op pruimtabak, maar dat valt niet onder roken natuurlijk.

Op de middelbare school rookten de meeste leraren bij het lesgeven. Later maakte ik ook mee dat tijdens vergaderingen volop werd gerookt. Nooit zal ik vergeten dat Wim Polak, toen burgemeester van Amsterdam, maar ook lid van de Commissie Zeehavenoverleg waarvan ik adjunct-secretaris was, halverwege een betoog zijn pijp in de mond wilde duwen. Tijdens die handeling viel hij echter in slaap, zodat de steel van de pijp op een decimeter afstand van zijn licht geopende mond bleef steken.

Een deel van de vrouwen rookte ook. Ik vond dat in het begin nogal vreemd, misschien omdat mijn moeder niet rookte. Bij ons in de familie rookten vrouwen niet. Op verjaardagen stonden er sigaretten klaar voor de mannen en die zorgden ervoor dat binnen een half uur onze huiskamer blauw stond van de rook. Dat was wel vies, maar niemand vond het gek.
Ook op de televisie rookten heel wat mensen. Joop den Uyl trok aan zijn sigaar, Godfried Bomans joeg er met verbeten blik sigaretten doorheen, Kees van Kooten liet een pseudo-intellectueel aan een pijp lurken die hij met speels gemak in zijn mond ronddraaide. Het is allemaal verleden tijd. Wie nog rookt is een loser.

Weer terug naar mijn jeugd. Bij ons in de buurt woonden ontzettend veel gezinnen. Nagenoeg overal bestaande uit een werkende man, een huisvrouw en kinderen. Als een vrouw moest vertellen wat haar beroep was, dan was dat huisvrouw. Schrijft iemand dat nog wel eens op als er naar het beroep wordt gevraagd? Vrouwen en mannen waren geheel verschillende wezens. Mijn vader zei altijd dat hij er trots op was dat zijn vrouw niet uit werken hoefde (dat was niet helemaal waar, soms had mijn moeder een ‘werkadresje’, waar ze een ochtend de boel schoonmaakte, om iets bij te verdienen bij het lage loon van mijn vader). De meeste mannen hadden helemaal geen mooie banen. Ze werkten in een fabriek of beulden zich op een andere manier af. Dat veel vrouwen huisvrouw waren was op zich geen bewijs van onderdrukking. Het beeld ging kantelen vanaf de jaren ’60, toen steeds meer goed opgeleide vrouwen aanliepen tegen de verkalkte idee dat vrouwen achter het aanrecht hoorden.

Kijk hoe ver we al gekomen zijn. Meisjes doen het beter in het onderwijs. Jonge vrouwen bestormen voormalige mannenvestingen: de medische sector, advocatuur, rechterlijke macht, het onderwijs, noem maar op. Ik vind het een revolutionaire verandering.
Hoewel nog niet helemaal uitgekristalliseerd, mag ook de omslag door de MeToo beweging niet onderschat worden. Soms is er een zeker risico van nieuw puriteins optreden, maar veel belangrijker is dat de arrogante houding ten opzichte van vrouwen van veel mannen in machtsposities wordt afgebroken.

Zo kan ik doorgaan. Sommige zaken zijn nog maar aan het begin van een grote omslag. Het eten van vlees bijvoorbeeld. Geen idee of dat bij volgende generaties wordt uitgebannen. Niets is onmogelijk.
Waar het nu om gaat: de snelheid waarmee belangrijke culturele veranderingen plaatsvinden. Ongekend. Dachten sociologen als Norbert Elias en Joop Goudsblom nog in eeuwenlange geleidelijke stappen in de beschaving, nu maak je het gewoon zelf mee.

Toch ook nog even over de ‘coronacrisis’. Er wordt al enorm gespeculeerd dat het nooit meer zal worden als vroeger. Een deel van deze voorspellers verwacht overigens dat de verandering erg lijkt op wat ze al jaren willen. Ik weet het niet zo net en ik laat me graag verrassen. Zoals mijn moeder dan zei en ik kan het haar nazeggen: ‘De tijd zal het leren.’

----
Het plaatje is van Petra Busstra
Meer informatie op: www.petrabusstra.com
© 2020 Arie de Jong
powered by CJ2