archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > In de polder delen printen terug
Triootje over De Kloof Dik Kruithof

1407BS Dik KruithofDe kloof tussen welgestelden en armen, tussen kansrijken en kanslozen bestaat al lang en misschien is het wel een wezenlijk onderdeel van de maatschappij. Kapitalisme werkt alleen door uitbuiting van een onderliggende laag.

(1)
In Leuven is het feit herdacht dat 500 jaar geleden het boek Utopia van Tomas More voor het eerst verscheen. Utopia (Nergensland) gaf een beeld van een samenleving waar de misstanden van de bestaande middeleeuwse maatschappij niet meer voorkwamen. Die misstanden, vooral particulier grondbezit, zag More als de oorzaak van armoede en hongersnood. In zijn ideaalbeeld bestaat er dan ook geen particulier bezit en is de sociale ongelijkheid grotendeels uitgebannen. Grotendeels, omdat More nog altijd  slavernij kent: twee slaven voor een huishouding van ongeveer zestien mensen maakt een onderklasse van ongeveer tien procent. (Slaven kwamen van buiten de gemeenschap of het waren gestrafte misdadigers.)
In principe werkte iedereen in de landbouw, wie bekwaamheid toont kan handarbeider worden en de mensen die goed kunnen leren worden priester of bestuurder. Het geloof is nog een belangrijk gegeven, het opmerkelijke is dat More geloofsvrijheid voorstaat. Zelf was hij een gelovig katholiek die ter dood gebracht werd toen hij weigerde om de uittreding van zijn koning Hendrik de Achtste uit de katholieke kerk te volgen. Afschaffing van het privébezit leidt volgens More tot een betere samenleving.  

(2)
Na de Tweede Wereldoorlog is de overtuiging ontstaan dat meer mensen goed onderwijs moesten krijgen. Misschien was die gedachte ingegeven door de groei van de industrie en de techniek. Bijkomend gevolg was wel dat er (ook) een grote instroom beschikbaar kwam voor de bestuurlijke kant van de maatschappij. Onze samenleving heeft dat keurig opgevangen door het scheppen van banen voor een nieuwe middenklasse van beleidsmedewerkers, stafmedewerkers, bedrijfskundigen etc etc.
Bijkomend verschijnsel was dat de arbeidsvreugde van de ‘gewone’ werkende mensen door al het geregel en gestuur tot een minimum werd teruggebracht. Gerard van Westerloo heeft hier in zijn ‘Niet praten met de bestuurder’ (voor het eerst?) over geschreven en het wordt nu zo langzamerhand als een maatschappelijk probleem gezien. Daar kwam nog bij dat het zich afspeelde in een tijd van opbloeiend kapitalisme (ook in overheidskringen werd zo gedacht) die een voorhoede van deze golf de kans bood om zichzelf te verrijken en hun bedrijven en instellingen om zeep te helpen.

(3)
De kloof  wordt ook mooi gedemonstreerd in ‘Het geluk van Limburg’ van Marcia Luyten, over de geschiedenis van de mijnbouw in Limburg. In een gezamenlijke aanpak van elite en kerk werden de arbeiders met huisjes, werk en afleiding rustig gehouden zolang het goed ging met de opbrengst van de mijnen. De bestuurlijke laag vulde zich aan vanuit de bovenlaag of het westen, de Limburgers van het platteland gingen naar de mijnschool en werden zo mijnwerkers. Als er te weinig waren kwamen er buitenlandse gastarbeiders. Socialisten en andersdenkenden werden geweerd en door samenspel van Kerk en Mijn buiten de deur gehouden. Mijn eigen grootvader moest zijn raadslidmaatschap in Roermond opgeven toen hij door de NS werd overgeplaatst, naar verluidt op aandrang van de Bisschop.


© 2017 Dik Kruithof meer Dik Kruithof - meer "In de polder" -
Beschouwingen > In de polder
Triootje over De Kloof Dik Kruithof
1407BS Dik KruithofDe kloof tussen welgestelden en armen, tussen kansrijken en kanslozen bestaat al lang en misschien is het wel een wezenlijk onderdeel van de maatschappij. Kapitalisme werkt alleen door uitbuiting van een onderliggende laag.

(1)
In Leuven is het feit herdacht dat 500 jaar geleden het boek Utopia van Tomas More voor het eerst verscheen. Utopia (Nergensland) gaf een beeld van een samenleving waar de misstanden van de bestaande middeleeuwse maatschappij niet meer voorkwamen. Die misstanden, vooral particulier grondbezit, zag More als de oorzaak van armoede en hongersnood. In zijn ideaalbeeld bestaat er dan ook geen particulier bezit en is de sociale ongelijkheid grotendeels uitgebannen. Grotendeels, omdat More nog altijd  slavernij kent: twee slaven voor een huishouding van ongeveer zestien mensen maakt een onderklasse van ongeveer tien procent. (Slaven kwamen van buiten de gemeenschap of het waren gestrafte misdadigers.)
In principe werkte iedereen in de landbouw, wie bekwaamheid toont kan handarbeider worden en de mensen die goed kunnen leren worden priester of bestuurder. Het geloof is nog een belangrijk gegeven, het opmerkelijke is dat More geloofsvrijheid voorstaat. Zelf was hij een gelovig katholiek die ter dood gebracht werd toen hij weigerde om de uittreding van zijn koning Hendrik de Achtste uit de katholieke kerk te volgen. Afschaffing van het privébezit leidt volgens More tot een betere samenleving.  

(2)
Na de Tweede Wereldoorlog is de overtuiging ontstaan dat meer mensen goed onderwijs moesten krijgen. Misschien was die gedachte ingegeven door de groei van de industrie en de techniek. Bijkomend gevolg was wel dat er (ook) een grote instroom beschikbaar kwam voor de bestuurlijke kant van de maatschappij. Onze samenleving heeft dat keurig opgevangen door het scheppen van banen voor een nieuwe middenklasse van beleidsmedewerkers, stafmedewerkers, bedrijfskundigen etc etc.
Bijkomend verschijnsel was dat de arbeidsvreugde van de ‘gewone’ werkende mensen door al het geregel en gestuur tot een minimum werd teruggebracht. Gerard van Westerloo heeft hier in zijn ‘Niet praten met de bestuurder’ (voor het eerst?) over geschreven en het wordt nu zo langzamerhand als een maatschappelijk probleem gezien. Daar kwam nog bij dat het zich afspeelde in een tijd van opbloeiend kapitalisme (ook in overheidskringen werd zo gedacht) die een voorhoede van deze golf de kans bood om zichzelf te verrijken en hun bedrijven en instellingen om zeep te helpen.

(3)
De kloof  wordt ook mooi gedemonstreerd in ‘Het geluk van Limburg’ van Marcia Luyten, over de geschiedenis van de mijnbouw in Limburg. In een gezamenlijke aanpak van elite en kerk werden de arbeiders met huisjes, werk en afleiding rustig gehouden zolang het goed ging met de opbrengst van de mijnen. De bestuurlijke laag vulde zich aan vanuit de bovenlaag of het westen, de Limburgers van het platteland gingen naar de mijnschool en werden zo mijnwerkers. Als er te weinig waren kwamen er buitenlandse gastarbeiders. Socialisten en andersdenkenden werden geweerd en door samenspel van Kerk en Mijn buiten de deur gehouden. Mijn eigen grootvader moest zijn raadslidmaatschap in Roermond opgeven toen hij door de NS werd overgeplaatst, naar verluidt op aandrang van de Bisschop.
© 2017 Dik Kruithof
powered by CJ2