archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > Misdaadboeken delen printen terug
Vrouwen met een boodschap Theo Capel

0301 VG Capel
Het lievelingsboek van Tomas Ross is Dag van de Jakhals van Frederick Forsyth. Hij heeft met De Hand van God een poging gedaan dat boek te verbeteren dat de aanslag door een huurmoordenaar op De Gaulle beschreef. Zijn nieuwste thriller in een lange reeks beschrijft de aanslag op het VVD-lid van de Tweede Kamer, Hirsi Ali. Hij hanteert daarvoor dezelfde indeling in drieën als zijn grote voorbeeld met praktisch dezelfde aanduidingen. Wat bij Forsyth in de vertaling bijvoorbeeld ‘Anatomie van een Komplot’ heet, noemt hij de ‘Anatomie van een Samenzwering’. Verder heeft Ross de intrige ingewikkelder gemaakt. Je kan je afvragen of dat een verbetering is, zoals je ook kunt afvragen of zijn gewoonte om bestaande, algemeen bekende personen in zijn werk op te laten treden wel deugt. Forsyth liet zich duidelijk inspireren door de werkelijkheid, maar verzon op het oog iedereen behalve het beoogde slachtoffer.

Ross schept er een vilein genoegen in om politici als premier Balkenende en minister van Binnenlandse Zaken Remkes als sukkels en jandoedels neer te zetten en indirect via zijn fictieve personages Hirsi Ali te beledigen. Bestaande, springlevende mensen sprekend invoeren in situaties waar je niet bij bent geweest of die zelfs ook niet hebben plaatsgevonden moet een auteur niet doen. Het zou hem misschien zelfs onmogelijk moeten worden gemaakt. Via een verbod bedoel ik dan en niet op de manieren die thrillerschrijvers meestal bedenken. Ross verdedigt zijn handelwijze altijd door te stellen dat hij mensen dingen laat zeggen en doen die waar hadden kunnen zijn. 'Faction' noemt hij dat geleerd, maar laster ligt soms meer voor de hand. Zo neemt hij in een niet ter zake terzijde eurocommissaris Neelie Kroes onfatsoenlijk te grazen.

De hand van God is verder een vakkundig in elkaar gezet boek, waarbij de auteur zelf ook af en toe de hand van God nodig heeft om het verhaal draaiend te houden en hoewel hij zijn uiterste doet om alles plausibel te maken, lijkt het toch wel erg bedacht om een hooggeplaatste veiligheidsfunctionaris de verblijfplaats van Ali te laten verraden. Het feit dat dit gebeurt tijdens een uitgewalste seksscène, maakt het er niet geloofwaardiger op.

Het verhaal begint met een mislukte aanslag, net als De Dag van de Jakhals. Het verschil is dat Ross de aanslag laat uitlokken door de veiligheidsdiensten. Het waarom daarvan blijft een raadsel. Verderop in het verhaal moet een Deense huurmoordenaar alsnog proberen de klus te klaren, dit maal op de hielen gezeten door diezelfde diensten. Om het niet allemaal te zwaar te maken, zitten er ook de nodige menselijke besognes in het verhaal. Een aangereden hondje van het zoontje van een politieman die weduwnaar is, wekte bij mij geen traantjes op. De afloop is op zich geen verrassing, omdat iedereen weet dat Hirsi Ali tot nu toe alleen maar bedreigd is en gelukkig geen slachtoffer is geworden. De reden van de mislukking zet Ross geforceerd, maar behendig in elkaar. De discussie of hij zich door Forsyth liet inspireren of hem kopieerde is verder aan de lezers. Misschien moet je de vergelijking maken met de Hollandse grootmeesters van de schilderkunst in de Gouden Eeuw. Die hadden soms zulke begaafde leerlingen, dat men later het verschil tussen het werk van beider handen niet meer zag.

Vanwege de verfilming van The Constant Gardener verscheen er ook een herdruk van het gelijknamige boek van John LeCarré waarop de film is gebaseerd. Het heeft in het Nederlands dezelfde titel gekregen, met De Toegewijde Tuinier als ondertitel. Verwarrend staat binnenin de Nederlandse titel waaronder het eerder verscheen in het groot met de Engelse (film)titel eronder. Hoewel ik een liefhebber van tuinieren ben, had ik het nog niet eerder gelezen. De film heb ik niet gezien, maar in het boek komt nauwelijks een tuin voor en laat staan een tuinier. Wel is er de verwijzing naar de nogal sukkelachtige diplomaat die meer om zijn tuin zou geven dan om zijn aantrekkelijke echtgenote die zich graag aan andere mannen zou overgeven of hen in ieder geval op overspelige gedachten brengt.

Het lijkt er meer op dat LeCarré de titel overdrachtelijk bedoelt. De sukkel blijkt toch meer ruggengraat te hebben dan men dacht. Dat blijkt nadat zijn vrouw vermoord is aangetroffen in een uithoek van Kenia waar hij op de ambassade werkt. Zij doet iets bij een niet nader genoemde huporganisatie en lijkt op het spoor gekomen van enge praktijken van een schimmig mondiaal farmaceutisch bedrijf. Je zou kunnen zeggen dat LeCarré langzaam maar zeker een bewoner van Ludlum-land is geworden. Gelukkig kan hij in tegenstelling tot Ludlum vreselijk mooi schrijven en beperkt hij zich voor een belangrijk deel tot zijn echte terrein: de kleine wereld van Britse bureaucraten. Het monsterverbond van overheid en zakenwereld vond ik minder overtuigend, maar de auteur legt in een nawoord uit dat wat hij verzonnen heeft, nog tam is vergeleken met de realiteit.

Het verhaal begint met de dood van de vrouw en een lange terugblik daarop volgend. Tenslotte besluit de diplomaat die verdacht wordt van betrokkenheid bij de kruistocht tegen het grootkapitaal door zijn echtgenote, zelf de waarheid bloot te leggen. Dat geeft onder meer aanleiding tot reizen naar Elba, Bielefeld en Winnipeg en tot het bekijken van allerlei documenten in de computer van zijn echtgenote die hij in het geniep heeft weten te bemachtigen. Ik ben niet zo gek op boeken met documenten erin afgedrukt en het slimme jongetje dat de diplomaat bijstaat vond ik ook niet echt interessant.

Na al die jaren lijkt LeCarré nog het meest op een literaire schrijver die bij toeval verstrikt is geraakt is in het verkeerde genre. Lees zijn werk als uitgebreide zedenromans over de bureaucratie die als moderne priesters ons allen graag onder de duim houden en vooral geen inkijkje willen gunnen in hun machinaties die achter het vrome uiterlijk verscholen gaan. Zijn sympathie gaat daarbij uit naar wat je uitgetreden priesters zou kunnen noemen die graag de hand bijten die hen jarenlang heeft gevoed.

John LeCarré (2001). De Toegewijde Tuinier. Sijthoff (€ 12.50).
Tomas Ross (2005). De Hand van God. Cargo (€ 18.50).
 


© 2005 Theo Capel meer Theo Capel - meer "Misdaadboeken"
Vermaak en Genot > Misdaadboeken
Vrouwen met een boodschap Theo Capel
0301 VG Capel
Het lievelingsboek van Tomas Ross is Dag van de Jakhals van Frederick Forsyth. Hij heeft met De Hand van God een poging gedaan dat boek te verbeteren dat de aanslag door een huurmoordenaar op De Gaulle beschreef. Zijn nieuwste thriller in een lange reeks beschrijft de aanslag op het VVD-lid van de Tweede Kamer, Hirsi Ali. Hij hanteert daarvoor dezelfde indeling in drieën als zijn grote voorbeeld met praktisch dezelfde aanduidingen. Wat bij Forsyth in de vertaling bijvoorbeeld ‘Anatomie van een Komplot’ heet, noemt hij de ‘Anatomie van een Samenzwering’. Verder heeft Ross de intrige ingewikkelder gemaakt. Je kan je afvragen of dat een verbetering is, zoals je ook kunt afvragen of zijn gewoonte om bestaande, algemeen bekende personen in zijn werk op te laten treden wel deugt. Forsyth liet zich duidelijk inspireren door de werkelijkheid, maar verzon op het oog iedereen behalve het beoogde slachtoffer.

Ross schept er een vilein genoegen in om politici als premier Balkenende en minister van Binnenlandse Zaken Remkes als sukkels en jandoedels neer te zetten en indirect via zijn fictieve personages Hirsi Ali te beledigen. Bestaande, springlevende mensen sprekend invoeren in situaties waar je niet bij bent geweest of die zelfs ook niet hebben plaatsgevonden moet een auteur niet doen. Het zou hem misschien zelfs onmogelijk moeten worden gemaakt. Via een verbod bedoel ik dan en niet op de manieren die thrillerschrijvers meestal bedenken. Ross verdedigt zijn handelwijze altijd door te stellen dat hij mensen dingen laat zeggen en doen die waar hadden kunnen zijn. 'Faction' noemt hij dat geleerd, maar laster ligt soms meer voor de hand. Zo neemt hij in een niet ter zake terzijde eurocommissaris Neelie Kroes onfatsoenlijk te grazen.

De hand van God is verder een vakkundig in elkaar gezet boek, waarbij de auteur zelf ook af en toe de hand van God nodig heeft om het verhaal draaiend te houden en hoewel hij zijn uiterste doet om alles plausibel te maken, lijkt het toch wel erg bedacht om een hooggeplaatste veiligheidsfunctionaris de verblijfplaats van Ali te laten verraden. Het feit dat dit gebeurt tijdens een uitgewalste seksscène, maakt het er niet geloofwaardiger op.

Het verhaal begint met een mislukte aanslag, net als De Dag van de Jakhals. Het verschil is dat Ross de aanslag laat uitlokken door de veiligheidsdiensten. Het waarom daarvan blijft een raadsel. Verderop in het verhaal moet een Deense huurmoordenaar alsnog proberen de klus te klaren, dit maal op de hielen gezeten door diezelfde diensten. Om het niet allemaal te zwaar te maken, zitten er ook de nodige menselijke besognes in het verhaal. Een aangereden hondje van het zoontje van een politieman die weduwnaar is, wekte bij mij geen traantjes op. De afloop is op zich geen verrassing, omdat iedereen weet dat Hirsi Ali tot nu toe alleen maar bedreigd is en gelukkig geen slachtoffer is geworden. De reden van de mislukking zet Ross geforceerd, maar behendig in elkaar. De discussie of hij zich door Forsyth liet inspireren of hem kopieerde is verder aan de lezers. Misschien moet je de vergelijking maken met de Hollandse grootmeesters van de schilderkunst in de Gouden Eeuw. Die hadden soms zulke begaafde leerlingen, dat men later het verschil tussen het werk van beider handen niet meer zag.

Vanwege de verfilming van The Constant Gardener verscheen er ook een herdruk van het gelijknamige boek van John LeCarré waarop de film is gebaseerd. Het heeft in het Nederlands dezelfde titel gekregen, met De Toegewijde Tuinier als ondertitel. Verwarrend staat binnenin de Nederlandse titel waaronder het eerder verscheen in het groot met de Engelse (film)titel eronder. Hoewel ik een liefhebber van tuinieren ben, had ik het nog niet eerder gelezen. De film heb ik niet gezien, maar in het boek komt nauwelijks een tuin voor en laat staan een tuinier. Wel is er de verwijzing naar de nogal sukkelachtige diplomaat die meer om zijn tuin zou geven dan om zijn aantrekkelijke echtgenote die zich graag aan andere mannen zou overgeven of hen in ieder geval op overspelige gedachten brengt.

Het lijkt er meer op dat LeCarré de titel overdrachtelijk bedoelt. De sukkel blijkt toch meer ruggengraat te hebben dan men dacht. Dat blijkt nadat zijn vrouw vermoord is aangetroffen in een uithoek van Kenia waar hij op de ambassade werkt. Zij doet iets bij een niet nader genoemde huporganisatie en lijkt op het spoor gekomen van enge praktijken van een schimmig mondiaal farmaceutisch bedrijf. Je zou kunnen zeggen dat LeCarré langzaam maar zeker een bewoner van Ludlum-land is geworden. Gelukkig kan hij in tegenstelling tot Ludlum vreselijk mooi schrijven en beperkt hij zich voor een belangrijk deel tot zijn echte terrein: de kleine wereld van Britse bureaucraten. Het monsterverbond van overheid en zakenwereld vond ik minder overtuigend, maar de auteur legt in een nawoord uit dat wat hij verzonnen heeft, nog tam is vergeleken met de realiteit.

Het verhaal begint met de dood van de vrouw en een lange terugblik daarop volgend. Tenslotte besluit de diplomaat die verdacht wordt van betrokkenheid bij de kruistocht tegen het grootkapitaal door zijn echtgenote, zelf de waarheid bloot te leggen. Dat geeft onder meer aanleiding tot reizen naar Elba, Bielefeld en Winnipeg en tot het bekijken van allerlei documenten in de computer van zijn echtgenote die hij in het geniep heeft weten te bemachtigen. Ik ben niet zo gek op boeken met documenten erin afgedrukt en het slimme jongetje dat de diplomaat bijstaat vond ik ook niet echt interessant.

Na al die jaren lijkt LeCarré nog het meest op een literaire schrijver die bij toeval verstrikt is geraakt is in het verkeerde genre. Lees zijn werk als uitgebreide zedenromans over de bureaucratie die als moderne priesters ons allen graag onder de duim houden en vooral geen inkijkje willen gunnen in hun machinaties die achter het vrome uiterlijk verscholen gaan. Zijn sympathie gaat daarbij uit naar wat je uitgetreden priesters zou kunnen noemen die graag de hand bijten die hen jarenlang heeft gevoed.

John LeCarré (2001). De Toegewijde Tuinier. Sijthoff (€ 12.50).
Tomas Ross (2005). De Hand van God. Cargo (€ 18.50).
 
© 2005 Theo Capel
powered by CJ2