archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > Misdaadboeken delen printen terug
Bureaucraten zijn nog erger Theo Capel

0601VG Lecarre
John le Carré zou je met enige overdrijving de Dickens of Zola van onze tijd kunnen noemen. Met veel vertoon en bravoure en met uiterste aandacht voor het detail schildert hij met zijn pen breed opgezette boeken waarin de moderne bureaucraat zijn ambacht uitoefent en waarin vaak zwakkeren vermalen worden. Hij heeft een voorkeur voor hoofdpersonen die ongemakkelijk in hun vel zitten en zoekende zijn naar vastigheid, zekerheid, vriendschap en vertrouwen. Hij blikt in in hun ziel en toont ons hun innerlijk. In Aangeschoten wild (Sijthoff, € 19,95) is dat ook weer het geval.

In Hamburg, waar de auteur zelf ooit op het Engelse consulaat werkte, komt een jonge Tsjetsjeens-Russische asielzoeker in contact met een bankier en een advocate. Hij is een Engelsman die directeur is van een bank voor vermogende cliënten, waaronder diversen die een geheime rekening aanhouden. Zij is een Duitse die voor een opvangcentrum voor vluchtelingen werkt en zo haar familie epateert die maatschappelijk ingekapseld is. Beiden zijn op zoek naar een verlossing van een in hun ogen besmette achtergrond. Geen wonder dat de jongeman Issa heet, een verbastering van Jezus. En de lezer die weet wat er met Jezus gebeurde, houdt zijn hart vast.

Zo lijkt het wel of Le Carré een traditionele roman heeft geschreven, maar een belangrijk deel van het boek is gevuld met de machinaties van geheime diensten die in Issa een terrorist zien. Hamburg heeft wat dat betreft een slechte naam sinds bleek dat de aanslag op het World Trade Center in New York min of meer hier werd voorbereid. Het persoonlijke en het nationale belang klutst Le Carré op zijn eigen manier fraai door elkaar. Dat alle handelingen voor de buitenstaander niet altijd even logisch te verklaren zijn, weet hij in de wervelingen van het verhaal aardig te verhullen.

Een mooi detail is de aanduiding voor de bankrekeningen waarmee iets loos is. Ze heten de Lippizaner, naar de paarden uit de Weense rijschool die als veulen zwart zijn en dan langzaam maar zeker naar lichtgrijs tot wit verkleuren. Een handige bankier weet ook hoe je van zwart tot wit kan komen.
Een leuk detail is verder de vermelding van het bestaan van een Azan-wekker. Het is een klokje voor Moslems dat vijf maal per dag de oproep voor het gebed laat horen.
De bureaucraten in het verhaal hebben het zoals gebruikelijk vaak drukker met elkaar dan met de zaken waarvoor ze staan. Kippedrift en hanengevechten zijn voor hen dagelijkse kost.

Le Carré begint nu de tachtig te naderen, maar weet dus van geen ophouden en zit binnen het genre boven op de Olympus. Ik ken eigenlijk geen andere auteur in het genre die in de jaren zestig debuteerde en nog steeds met nieuw werk komt. De enige, maar tegelijkertijd onvergelijkbare, is onze landgenoot Baantjer. Die is wat ouder dan Le Carré en met pensioen gegaan nu het zeventigste avontuur van rechercheur De Cock binnenkort verschijnt. Ja, inderdaad De Cock met Cee-Oo-Cee-Kaa.

Het afscheid van Baantjer als auteur werd onlangs gevierd met een biografie. Geertje Bos schreef Baantjer alias De Cock (de Fontein, € 16,95) waarin nauwgezet het leven van de auteur is opgetekend. Baantjer blijkt een man met vele hobby's, waarvan zijn voorliefde voor groot uitgevallen modeltreintjes de bekendste is. Hij is ook handig met geluidsapparatuur en zo lees je dat Appie, zoals iedereen hem noemt, samen met zijn vrouw wegzwijmelde bij de tonen van bigbands. Ze genoten van het orkest van James Last en van The Ramblers onder leiding van Theo Uden Masman. Ze hielden verder ook van populaire schlagers, als dat niet dubbelop is. Het is net alsof je een verhaal van De Cock leest waarin aan het eind altijd schalen met lekkernijen door de vrouw des huizes worden binnengedragen.
Baantjer debuteerde met korte verhalen eind jaren vijftig, maar zijn alter ego De Cock begon te leven midden jaren zestig. Nu is die dus opgegaan in het pantheon van fictieve politiemannen als inspecteur Lestrade, commissaris Maigret en Martin Beck, die naar ik meen diverse rangen doorliep.

De een schrijft rustig door, de ander houdt er mee op en dan zijn er ook die weggerukt worden. Dat overkwam onlangs Gregory McDonald die net de zeventig aantikte. Het bizarre was dat ik zijn debuut Fletch uit 1974 mee had genomen om nog eens te herlezen en vervolgens op mijn vakantieadres achter te laten. De dag dat ik het boek dicht sloeg, bleek achteraf de sterfdag van de auteur te zijn. Volg dit voorbeeld niet, want dan kan het hard gaan. Fletch bleek overigens echt een kind van zijn tijd toen alles moest kunnen. Een schelm zou hij in de boeken van Baantjer heten en John le Carré zou hem een ondergeschikte rol bij een geheime operatie geven. Fletch is overigens een journalist die wordt uitgenodigd een moord te plegen. Dat prikkelt uiteraard zijn professionele interesse. Zijn speurwerk is niet zo vreselijk interessant. Fletch zelf vormt het verhaal. Heette het toen ook niet het Ik-tijdperk?


© 2008 Theo Capel meer Theo Capel - meer "Misdaadboeken"
Vermaak en Genot > Misdaadboeken
Bureaucraten zijn nog erger Theo Capel
0601VG Lecarre
John le Carré zou je met enige overdrijving de Dickens of Zola van onze tijd kunnen noemen. Met veel vertoon en bravoure en met uiterste aandacht voor het detail schildert hij met zijn pen breed opgezette boeken waarin de moderne bureaucraat zijn ambacht uitoefent en waarin vaak zwakkeren vermalen worden. Hij heeft een voorkeur voor hoofdpersonen die ongemakkelijk in hun vel zitten en zoekende zijn naar vastigheid, zekerheid, vriendschap en vertrouwen. Hij blikt in in hun ziel en toont ons hun innerlijk. In Aangeschoten wild (Sijthoff, € 19,95) is dat ook weer het geval.

In Hamburg, waar de auteur zelf ooit op het Engelse consulaat werkte, komt een jonge Tsjetsjeens-Russische asielzoeker in contact met een bankier en een advocate. Hij is een Engelsman die directeur is van een bank voor vermogende cliënten, waaronder diversen die een geheime rekening aanhouden. Zij is een Duitse die voor een opvangcentrum voor vluchtelingen werkt en zo haar familie epateert die maatschappelijk ingekapseld is. Beiden zijn op zoek naar een verlossing van een in hun ogen besmette achtergrond. Geen wonder dat de jongeman Issa heet, een verbastering van Jezus. En de lezer die weet wat er met Jezus gebeurde, houdt zijn hart vast.

Zo lijkt het wel of Le Carré een traditionele roman heeft geschreven, maar een belangrijk deel van het boek is gevuld met de machinaties van geheime diensten die in Issa een terrorist zien. Hamburg heeft wat dat betreft een slechte naam sinds bleek dat de aanslag op het World Trade Center in New York min of meer hier werd voorbereid. Het persoonlijke en het nationale belang klutst Le Carré op zijn eigen manier fraai door elkaar. Dat alle handelingen voor de buitenstaander niet altijd even logisch te verklaren zijn, weet hij in de wervelingen van het verhaal aardig te verhullen.

Een mooi detail is de aanduiding voor de bankrekeningen waarmee iets loos is. Ze heten de Lippizaner, naar de paarden uit de Weense rijschool die als veulen zwart zijn en dan langzaam maar zeker naar lichtgrijs tot wit verkleuren. Een handige bankier weet ook hoe je van zwart tot wit kan komen.
Een leuk detail is verder de vermelding van het bestaan van een Azan-wekker. Het is een klokje voor Moslems dat vijf maal per dag de oproep voor het gebed laat horen.
De bureaucraten in het verhaal hebben het zoals gebruikelijk vaak drukker met elkaar dan met de zaken waarvoor ze staan. Kippedrift en hanengevechten zijn voor hen dagelijkse kost.

Le Carré begint nu de tachtig te naderen, maar weet dus van geen ophouden en zit binnen het genre boven op de Olympus. Ik ken eigenlijk geen andere auteur in het genre die in de jaren zestig debuteerde en nog steeds met nieuw werk komt. De enige, maar tegelijkertijd onvergelijkbare, is onze landgenoot Baantjer. Die is wat ouder dan Le Carré en met pensioen gegaan nu het zeventigste avontuur van rechercheur De Cock binnenkort verschijnt. Ja, inderdaad De Cock met Cee-Oo-Cee-Kaa.

Het afscheid van Baantjer als auteur werd onlangs gevierd met een biografie. Geertje Bos schreef Baantjer alias De Cock (de Fontein, € 16,95) waarin nauwgezet het leven van de auteur is opgetekend. Baantjer blijkt een man met vele hobby's, waarvan zijn voorliefde voor groot uitgevallen modeltreintjes de bekendste is. Hij is ook handig met geluidsapparatuur en zo lees je dat Appie, zoals iedereen hem noemt, samen met zijn vrouw wegzwijmelde bij de tonen van bigbands. Ze genoten van het orkest van James Last en van The Ramblers onder leiding van Theo Uden Masman. Ze hielden verder ook van populaire schlagers, als dat niet dubbelop is. Het is net alsof je een verhaal van De Cock leest waarin aan het eind altijd schalen met lekkernijen door de vrouw des huizes worden binnengedragen.
Baantjer debuteerde met korte verhalen eind jaren vijftig, maar zijn alter ego De Cock begon te leven midden jaren zestig. Nu is die dus opgegaan in het pantheon van fictieve politiemannen als inspecteur Lestrade, commissaris Maigret en Martin Beck, die naar ik meen diverse rangen doorliep.

De een schrijft rustig door, de ander houdt er mee op en dan zijn er ook die weggerukt worden. Dat overkwam onlangs Gregory McDonald die net de zeventig aantikte. Het bizarre was dat ik zijn debuut Fletch uit 1974 mee had genomen om nog eens te herlezen en vervolgens op mijn vakantieadres achter te laten. De dag dat ik het boek dicht sloeg, bleek achteraf de sterfdag van de auteur te zijn. Volg dit voorbeeld niet, want dan kan het hard gaan. Fletch bleek overigens echt een kind van zijn tijd toen alles moest kunnen. Een schelm zou hij in de boeken van Baantjer heten en John le Carré zou hem een ondergeschikte rol bij een geheime operatie geven. Fletch is overigens een journalist die wordt uitgenodigd een moord te plegen. Dat prikkelt uiteraard zijn professionele interesse. Zijn speurwerk is niet zo vreselijk interessant. Fletch zelf vormt het verhaal. Heette het toen ook niet het Ik-tijdperk?
© 2008 Theo Capel
powered by CJ2