archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
Poesjkin vertalen Gerbrand Muller

0402VG Lit.
In mijn vorige stukje beloofde ik iets te zeggen over Nederlandse vertalingen van Russische literatuur. Daarbij dacht ik in de eerste plaats aan W. Jonkers vertaling van Poesjkins Jewgeni Onegin, die in 1989 bij Van Oorschot verscheen en sindsdien meermalen werd herdrukt. Jewgeni Onegin, wie is dat ook alweer? Ik zou ik het u niet kwalijk nemen als u, lezer, zo zou reageren. Zelf berust ik erin dat ik bijna alles waarvan ik in de loop van mijn leven kennis heb genomen weer ben vergeten. Reden waarom ik me levendig kan voorstellen dat veel mensen weliswaar weten dat Jewgeni Onegin een opera van Tsjaikowsky is, gebaseerd op een tekst van Poesjkin, maar dat niet iedereen zich meer herinnert waar het stuk over handelt, laat staan dat veel mensen beseffen waarom het zo de moeite waard is het lange gedicht in de oorspronkelijke taal of in een goede vertaling te lezen.

De inhoud van het gedicht. Een jong meisje, Tatjana, wordt vurig verliefd op een oudere man, de door de wol geverfde levensgenieter Jewgeni Onegin. Verteerd door hartstocht bekent zij Onegin in een brief haar liefde. Onegin verklaart zoetsappig dat hij haar gevoelens niet kan beantwoorden: al zou hij willen, hij is geboren voor de vrijheid, niet voor de gevangenis van het huwelijk. Tatjana is gebroken, zij kwijnt weg, herstelt later toch weer en vertrekt naar de grote stad. Na jaren ontmoeten zij elkaar opnieuw. Tatjana, inmiddels getrouwd met een generaal, is nu een grande dame, en Onegin wordt op zijn beurt hartstochtelijk op haar verliefd. Hij schrijft haar een brief, niet minder vurig dan die Tatjana hem indertijd als meisje schreef. Zij antwoordt niet. Gekweld zoekt Onegin tijdens de ontvangsten ten huize van de generaal iets in de uitdrukking van haar gezicht dat hij als een reactie op zijn brief mag opvatten, maar haar gezicht verraadt niets, zij speelt haar rol van grande dame met verve en lijkt hem nauwelijks op te merken. Onegin schrijft haar brief na brief en ontvangt hierop taal noch teken. Ziek van smart vliegt hij op een vroege ochtend per slede naar haar huis om haar te spreken. Hij treft niemand in de ontvangsthal, waagt zich verder in het huis en treft Tatjana in negligé, “bleek, moe, als na een démasqué” (vert. Jonker). Hij verklaart Tatjana met een stortvloed van woorden zijn liefde, zij maakt hem duidelijk dat het te laat is: zij is nu getrouwd, geëerd en ongelukkig. Zeker heeft zij hem nog lief, maar de plicht weegt voor haar nu zwaarder dan haar gevoel en zij zal haar wettige echtgenoot nooit verlaten.

Het verhaal bevat nog meer smartelijks, Poesjkin onderbreekt zijn vertelling meer dan eens met mooie beschouwingen, maar met het bovenstaande is voor mijn gevoel de kern van de geschiedenis weergegeven. Karel van het Reve mag vinden dat de lezer er in deze tijd zijn schouders over zal ophalen (“Wat moet een lezer van eind twintigste, begin eenentwintigste eeuw, of laat ons eerlijk zijn, wat moet een criticus of literatuurtheoreticus met zulke verhalen beginnen?”; Geschiedenis van de Russische literatuur, p. 152), het blijft een schrijnende geschiedenis. Het lot brengt het geluk korte tijd binnen handbereik, maar Onegin ziet het niet en als hem later de ogen opengaan is het allang onbereikbaar geworden en rest hem slechts te treuren en zich te verbijten over zijn eigen kortzichtigheid.

Onvergetelijk wordt de geschiedenis natuurlijk door de trefzekere, subtiele, wonderschone bewoordingen waarin hij door Poesjkin wordt verteld, of eigenlijk juister, gezongen. Zo sterk zijn die bewoordingen dat ook ik erdoor gegrepen word, ik die de Russische taal toch nog maar net voldoende beheers om Poesjkin en andere Russische schrijvers in langzaam tempo in de oorspronkelijke taal te lezen. Ja, al zal men het Russisch nooit zo kunnen proeven als een geboren Rus, toch zeg ik tegen iedereen die zijn hart aan de literatuur verpand heeft: leer Russisch! Want vertalingen, hoe goed ze ook zijn… en nu kom ik op Jonkers vertaling die ik in het begin van dit stukje noemde.

“Jonker weet, zonder zich in allerlei onmogelijke bochten te wringen, de luchtige ironische toon van Poesjkin uitstekend te handhaven” schrijft Willem Weststeijn in zijn mooie Russische Literatuur (Amsterdam, Meulenhoff, 2004, p. 48). “…de negentiende-eeuwse geur is er af en de lezer kan meegenieten van Poesjkins originaliteit en superieure behandeling van zijn thema.” Daarmee geeft hij Jonker volgens mij teveel eer. Jonkers vertaling mag een knappe prestatie zijn en tot de beste behoren die er van Jewgeni Onegin in het Nederlands zijn gemaakt, al lezend had ik toch meestal niet het gevoel dat ik meegenoot van “Poesjkins originaliteit”. Genieten deed ik pas nadat ik de worsteling met de oorspronkelijke tekst was aangegaan. Ik had, telkens als ik weer met moeite enkele versregels had doorgrond, het gevoel alsof ik een stukje van een flonkerend oppervlak van een laag stof had ontbloot. Ik kroop op mijn knieën over het oppervlak voort, steeds weer verrukt en verwonderd als ik een hoeveelheid stof had verwijderd, dat wil zeggen als ik alle mij onbekende woorden in het woordenboek had opgezocht en hun betekenis in de context had vastgesteld. Een context gevormd door sobere, volkomen natuurlijke zinnen die klonken als een klok. Van een negentiende-eeuwse geur had ik geen last, maar voor mij zijn dan ook alle Russische woorden nieuw, van welke eeuw ze ook afkomstig zijn.

Leg je Jonkers vertaling naast de originele tekst, dan blijkt dat Jonker zich nogal wat vrijheden heeft veroorloofd. Allicht, wat verwacht je anders van een vertaler die ritme en rijm wil handhaven? Inderdaad, maar sommige van Jonkers vrijheden gaan mij te ver: op veel plaatsen lijkt het Nederlands maar in de verte op het origineel en kan je nauwelijks meer van een vertaling spreken. En op die plaatsen is de Nederlandse tekst helaas vaak gekunsteld en oubollig en vormt hij zelfs geen flauwe afspiegeling meer van het origineel. Dat zit me dwars. Want op deze manier wordt Poesjkin noch de Nederlandse lezer een dienst bewezen. Ja, wordt de Nederlandse lezer zo eigenlijk niet straal voor de gek gehouden? Die zal er toch van uitgaan dat Poesjkin in het Russisch althans ongeveer hetzelfde schreef als wat er in het Nederlands staat. Als hij dat doet, dan zou het me niet verbazen als hij zich al lezend zo nu en dan heimelijk afvraagt of Poesjkin nu echt wel zo’n groot dichter was als wordt beweerd. Een voorbeeld … Maar dat heeft u van mij tegoed.
 
***************************************
Literatuur en beeldende kunst onder één dak
Bij Buddenbrooks aan het Noordeinde in Den Haag.



© 2006 Gerbrand Muller meer Gerbrand Muller - meer "De wereldliteratuur roept" -
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Poesjkin vertalen Gerbrand Muller
0402VG Lit.
In mijn vorige stukje beloofde ik iets te zeggen over Nederlandse vertalingen van Russische literatuur. Daarbij dacht ik in de eerste plaats aan W. Jonkers vertaling van Poesjkins Jewgeni Onegin, die in 1989 bij Van Oorschot verscheen en sindsdien meermalen werd herdrukt. Jewgeni Onegin, wie is dat ook alweer? Ik zou ik het u niet kwalijk nemen als u, lezer, zo zou reageren. Zelf berust ik erin dat ik bijna alles waarvan ik in de loop van mijn leven kennis heb genomen weer ben vergeten. Reden waarom ik me levendig kan voorstellen dat veel mensen weliswaar weten dat Jewgeni Onegin een opera van Tsjaikowsky is, gebaseerd op een tekst van Poesjkin, maar dat niet iedereen zich meer herinnert waar het stuk over handelt, laat staan dat veel mensen beseffen waarom het zo de moeite waard is het lange gedicht in de oorspronkelijke taal of in een goede vertaling te lezen.

De inhoud van het gedicht. Een jong meisje, Tatjana, wordt vurig verliefd op een oudere man, de door de wol geverfde levensgenieter Jewgeni Onegin. Verteerd door hartstocht bekent zij Onegin in een brief haar liefde. Onegin verklaart zoetsappig dat hij haar gevoelens niet kan beantwoorden: al zou hij willen, hij is geboren voor de vrijheid, niet voor de gevangenis van het huwelijk. Tatjana is gebroken, zij kwijnt weg, herstelt later toch weer en vertrekt naar de grote stad. Na jaren ontmoeten zij elkaar opnieuw. Tatjana, inmiddels getrouwd met een generaal, is nu een grande dame, en Onegin wordt op zijn beurt hartstochtelijk op haar verliefd. Hij schrijft haar een brief, niet minder vurig dan die Tatjana hem indertijd als meisje schreef. Zij antwoordt niet. Gekweld zoekt Onegin tijdens de ontvangsten ten huize van de generaal iets in de uitdrukking van haar gezicht dat hij als een reactie op zijn brief mag opvatten, maar haar gezicht verraadt niets, zij speelt haar rol van grande dame met verve en lijkt hem nauwelijks op te merken. Onegin schrijft haar brief na brief en ontvangt hierop taal noch teken. Ziek van smart vliegt hij op een vroege ochtend per slede naar haar huis om haar te spreken. Hij treft niemand in de ontvangsthal, waagt zich verder in het huis en treft Tatjana in negligé, “bleek, moe, als na een démasqué” (vert. Jonker). Hij verklaart Tatjana met een stortvloed van woorden zijn liefde, zij maakt hem duidelijk dat het te laat is: zij is nu getrouwd, geëerd en ongelukkig. Zeker heeft zij hem nog lief, maar de plicht weegt voor haar nu zwaarder dan haar gevoel en zij zal haar wettige echtgenoot nooit verlaten.

Het verhaal bevat nog meer smartelijks, Poesjkin onderbreekt zijn vertelling meer dan eens met mooie beschouwingen, maar met het bovenstaande is voor mijn gevoel de kern van de geschiedenis weergegeven. Karel van het Reve mag vinden dat de lezer er in deze tijd zijn schouders over zal ophalen (“Wat moet een lezer van eind twintigste, begin eenentwintigste eeuw, of laat ons eerlijk zijn, wat moet een criticus of literatuurtheoreticus met zulke verhalen beginnen?”; Geschiedenis van de Russische literatuur, p. 152), het blijft een schrijnende geschiedenis. Het lot brengt het geluk korte tijd binnen handbereik, maar Onegin ziet het niet en als hem later de ogen opengaan is het allang onbereikbaar geworden en rest hem slechts te treuren en zich te verbijten over zijn eigen kortzichtigheid.

Onvergetelijk wordt de geschiedenis natuurlijk door de trefzekere, subtiele, wonderschone bewoordingen waarin hij door Poesjkin wordt verteld, of eigenlijk juister, gezongen. Zo sterk zijn die bewoordingen dat ook ik erdoor gegrepen word, ik die de Russische taal toch nog maar net voldoende beheers om Poesjkin en andere Russische schrijvers in langzaam tempo in de oorspronkelijke taal te lezen. Ja, al zal men het Russisch nooit zo kunnen proeven als een geboren Rus, toch zeg ik tegen iedereen die zijn hart aan de literatuur verpand heeft: leer Russisch! Want vertalingen, hoe goed ze ook zijn… en nu kom ik op Jonkers vertaling die ik in het begin van dit stukje noemde.

“Jonker weet, zonder zich in allerlei onmogelijke bochten te wringen, de luchtige ironische toon van Poesjkin uitstekend te handhaven” schrijft Willem Weststeijn in zijn mooie Russische Literatuur (Amsterdam, Meulenhoff, 2004, p. 48). “…de negentiende-eeuwse geur is er af en de lezer kan meegenieten van Poesjkins originaliteit en superieure behandeling van zijn thema.” Daarmee geeft hij Jonker volgens mij teveel eer. Jonkers vertaling mag een knappe prestatie zijn en tot de beste behoren die er van Jewgeni Onegin in het Nederlands zijn gemaakt, al lezend had ik toch meestal niet het gevoel dat ik meegenoot van “Poesjkins originaliteit”. Genieten deed ik pas nadat ik de worsteling met de oorspronkelijke tekst was aangegaan. Ik had, telkens als ik weer met moeite enkele versregels had doorgrond, het gevoel alsof ik een stukje van een flonkerend oppervlak van een laag stof had ontbloot. Ik kroop op mijn knieën over het oppervlak voort, steeds weer verrukt en verwonderd als ik een hoeveelheid stof had verwijderd, dat wil zeggen als ik alle mij onbekende woorden in het woordenboek had opgezocht en hun betekenis in de context had vastgesteld. Een context gevormd door sobere, volkomen natuurlijke zinnen die klonken als een klok. Van een negentiende-eeuwse geur had ik geen last, maar voor mij zijn dan ook alle Russische woorden nieuw, van welke eeuw ze ook afkomstig zijn.

Leg je Jonkers vertaling naast de originele tekst, dan blijkt dat Jonker zich nogal wat vrijheden heeft veroorloofd. Allicht, wat verwacht je anders van een vertaler die ritme en rijm wil handhaven? Inderdaad, maar sommige van Jonkers vrijheden gaan mij te ver: op veel plaatsen lijkt het Nederlands maar in de verte op het origineel en kan je nauwelijks meer van een vertaling spreken. En op die plaatsen is de Nederlandse tekst helaas vaak gekunsteld en oubollig en vormt hij zelfs geen flauwe afspiegeling meer van het origineel. Dat zit me dwars. Want op deze manier wordt Poesjkin noch de Nederlandse lezer een dienst bewezen. Ja, wordt de Nederlandse lezer zo eigenlijk niet straal voor de gek gehouden? Die zal er toch van uitgaan dat Poesjkin in het Russisch althans ongeveer hetzelfde schreef als wat er in het Nederlands staat. Als hij dat doet, dan zou het me niet verbazen als hij zich al lezend zo nu en dan heimelijk afvraagt of Poesjkin nu echt wel zo’n groot dichter was als wordt beweerd. Een voorbeeld … Maar dat heeft u van mij tegoed.
 
***************************************
Literatuur en beeldende kunst onder één dak
Bij Buddenbrooks aan het Noordeinde in Den Haag.

© 2006 Gerbrand Muller
powered by CJ2