archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
Alle dagen hoofdpijn Frits Hoorweg

0214 Alle dagen hoofdpijn
Het gebeurt mij wel vaker: ik loop even de boekhandel binnen en daar raak ik, tegen beter weten in, gefascineerd door een boek. Van de schrijver in kwestie heb ik al eerder iets geprobeerd en dat is mij niet mee gevallen. Een verstandig mens laat de boeken van zo iemand vervolgens links liggen. Maar ja, een enkele keer kom ik toch in de verleiding, omdat het boek mooi is uitgegeven of omdat het over een onderwerp gaat dat me aanspreekt. Niet uit te sluiten valt dat de geur van het boek een beslissende rol speelt. Ik pak het boek van de plank, blader er even in, lees de eerste alinea’s, kijk hoe duur het is en zet het haastig weer weg. Vervolgens kijk ik nog wat rond om me af te leiden, maar dat lukt op dat moment niet. Na enig getreuzel kom ik weer terug bij het boek dat ik eigenlijk beter niet zou kunnen kopen. Ik blader er nog eens in, leg het weer weg en als ik daarna bij de kranten ook niets interessants aantref koop ik het toch maar.

Zo ben ik dus in het bezit geraakt van Buiten Schot (Van Oorschot), de tweede bundel verslagen van voettochten van de hand van J.J. Voskuil. Van zijn romancyclus Het Bureau las ik ooit het eerste deel. Hoewel ik het geschetste beeld van de instelling waar hij heeft gewerkt amusant vond, leek het me niet nodig de andere 6 delen ook te lezen. De karakters waren me nauwelijks gaan interesseren en dat is toch wel een voorwaarde om je door zoveel delen heen te worstelen. Zijn schrijfstijl, die ik in de eerste alinea probeerde te parodiëren, werkte me bovendien af en toe danig op de zenuwen. Het eindeloze getob over triviale dingen (zal ik dit doen of toch maar dat?) biedt vast goed oefenmateriaal voor een cursus ‘rationele besluitvorming.’

De stijl waarin deze verslagen geschreven zijn is zo mogelijk nog irritanter. Het zijn nauwkeurig bijgehouden dagboeken met veel aandacht voor het wel en wee van de schrijver. De dagboekfragmenten beginnen telkens op de dag van vertrek en eindigen bij thuiskomst. Het keuzeproces dat vooraf ging aan de reis en het inpakken van de rugzakken, alsmede het regelen van oppas voor de poezen, blijven de lezer gelukkig bespaard. In plaats daarvan krijg je een nauwkeurige beschrijving van: problemen die de reiziger met openbaar vervoer zoal tegenkomt, verblijfplaatsen waartoe je als wandelaar veroordeeld bent en het eten dat ze je er voor zetten. Het is niet alleen ongehoord saai, maar ook nog van een op den duur op de lachspieren werkende chagrijnigheid. De wijn is bijna altijd slecht en bijgevolg staat het echtpaar Voskuil vaak met hoofdpijn op.

En toch heb ik het boek helemaal uitgelezen en niet alleen om mijn geld eruit te halen. Blijkbaar boeide het me ondanks al dat gezeur. Dat komt waarschijnlijk omdat ik zelf graag wandel en veel dingen herkende. Sommige beschreven tochten heb ik zelf gemaakt. Daardoor begrijp ik dat gezeur ook wel een beetje. Wandelen is heus geen lolletje. De bewegwijzering is vaak slecht of geheel verdwenen doordat er houthakkers aan de gang zijn geweest. Een meerdaagse wandeltocht ontaardt vaak in onophoudelijk getob over de vraag waar je ’s avonds in vredesnaam een slaapplaats kan vinden. Gidsjes blijken verouderd of bestrijken net niet het gebied waar jij aan het eind van de dag hoopt te zijn (aan de andere kant van de berg). Je lichtgewichtuitrusting staat het niet toe een hele bibliotheek van die dingen mee te sjouwen. Het telefoonboek dat je ergens raadpleegt is toevallig ook regionaal opgezet en bij ‘Inlichtingen’ of iets dergelijks hoef je niet aan te komen met een algemene vraag als: is er een hotel of pension in de omgeving van X of Y? Bovendien beheers je de taal onvoldoende om te begrijpen wat de telefoniste tegen je zegt.

En als de familie V. dan iets gevonden heeft worden ze ook nog vaak geweigerd, ‘zogenaamd omdat er geen kamer meer vrij is.’ Dat heb ik nou nog nooit meegemaakt. Of althans ik ben me er nooit van bewust geweest. Integendeel ik heb het vaak meegemaakt dat de uitbater van het volle pension zelf ging bellen om bij een kennis geïmproviseerd onderdak te regelen. Misschien ligt dat aan het feit dat ik meestal in Engeland wandelde. Daar zijn de mensen volgens Voskuil aardiger, maar, heel typerend, dat zint hem dan ook weer niet. Ze gedragen zich geforceerd aardig, alsof ze in een dwangbuis zitten, klaagt hij. Zo is er altijd wel wat. Meestal kiest hij daarom voor een Franse bestemming, hoewel het land hem eigenlijk in toenemende mate tegenstaat. Hij verwijst steeds naar de vorige keer dat ze er waren, toen het massatoerisme en de auto de boel nog niet verpest hadden.

Langs de weg treffen V. en z’n vrouw vaak ontheemde dieren aan. Het lot van die scharminkels grijpt ze meer aan dan het welzijn van de mensheid. Over wat ze te doen staat worden ze het slecht eens. Hij wil zo gauw mogelijk weg en zij wil iets doen. Voor de beestjes in kwestie maakt het natuurlijk niets uit, maar je kan er wel mee zitten.

Mevrouw Voskuil kan slecht tegen de warmte en daar wordt regelmatig melding van gemaakt. Gelukkig regent het vaak. In Frankrijk naar het schijnt nog meer dan in Engeland. Niet zomaar regen waarvan je nat wordt maar echt noodweer, waarin je je leven niet zeker bent. Van al die nattigheid worden ze ziek en als het daardoor allemaal te erg wordt gaan ze maar naar huis. De vakanties van de familie V. worden dan ook regelmatig afgebroken. De schrijver keert terug met een bezwaard gemoed. Thuis kan hij zich namelijk niet ontspannen, hij wordt meteen weer gebeld door mensen van Het Bureau. Bovendien moet hij boeken schrijven, dat gaat je ook niet in de koude kleren zitten.


© 2005 Frits Hoorweg meer Frits Hoorweg - meer "De wereldliteratuur roept" -
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Alle dagen hoofdpijn Frits Hoorweg
0214 Alle dagen hoofdpijn
Het gebeurt mij wel vaker: ik loop even de boekhandel binnen en daar raak ik, tegen beter weten in, gefascineerd door een boek. Van de schrijver in kwestie heb ik al eerder iets geprobeerd en dat is mij niet mee gevallen. Een verstandig mens laat de boeken van zo iemand vervolgens links liggen. Maar ja, een enkele keer kom ik toch in de verleiding, omdat het boek mooi is uitgegeven of omdat het over een onderwerp gaat dat me aanspreekt. Niet uit te sluiten valt dat de geur van het boek een beslissende rol speelt. Ik pak het boek van de plank, blader er even in, lees de eerste alinea’s, kijk hoe duur het is en zet het haastig weer weg. Vervolgens kijk ik nog wat rond om me af te leiden, maar dat lukt op dat moment niet. Na enig getreuzel kom ik weer terug bij het boek dat ik eigenlijk beter niet zou kunnen kopen. Ik blader er nog eens in, leg het weer weg en als ik daarna bij de kranten ook niets interessants aantref koop ik het toch maar.

Zo ben ik dus in het bezit geraakt van Buiten Schot (Van Oorschot), de tweede bundel verslagen van voettochten van de hand van J.J. Voskuil. Van zijn romancyclus Het Bureau las ik ooit het eerste deel. Hoewel ik het geschetste beeld van de instelling waar hij heeft gewerkt amusant vond, leek het me niet nodig de andere 6 delen ook te lezen. De karakters waren me nauwelijks gaan interesseren en dat is toch wel een voorwaarde om je door zoveel delen heen te worstelen. Zijn schrijfstijl, die ik in de eerste alinea probeerde te parodiëren, werkte me bovendien af en toe danig op de zenuwen. Het eindeloze getob over triviale dingen (zal ik dit doen of toch maar dat?) biedt vast goed oefenmateriaal voor een cursus ‘rationele besluitvorming.’

De stijl waarin deze verslagen geschreven zijn is zo mogelijk nog irritanter. Het zijn nauwkeurig bijgehouden dagboeken met veel aandacht voor het wel en wee van de schrijver. De dagboekfragmenten beginnen telkens op de dag van vertrek en eindigen bij thuiskomst. Het keuzeproces dat vooraf ging aan de reis en het inpakken van de rugzakken, alsmede het regelen van oppas voor de poezen, blijven de lezer gelukkig bespaard. In plaats daarvan krijg je een nauwkeurige beschrijving van: problemen die de reiziger met openbaar vervoer zoal tegenkomt, verblijfplaatsen waartoe je als wandelaar veroordeeld bent en het eten dat ze je er voor zetten. Het is niet alleen ongehoord saai, maar ook nog van een op den duur op de lachspieren werkende chagrijnigheid. De wijn is bijna altijd slecht en bijgevolg staat het echtpaar Voskuil vaak met hoofdpijn op.

En toch heb ik het boek helemaal uitgelezen en niet alleen om mijn geld eruit te halen. Blijkbaar boeide het me ondanks al dat gezeur. Dat komt waarschijnlijk omdat ik zelf graag wandel en veel dingen herkende. Sommige beschreven tochten heb ik zelf gemaakt. Daardoor begrijp ik dat gezeur ook wel een beetje. Wandelen is heus geen lolletje. De bewegwijzering is vaak slecht of geheel verdwenen doordat er houthakkers aan de gang zijn geweest. Een meerdaagse wandeltocht ontaardt vaak in onophoudelijk getob over de vraag waar je ’s avonds in vredesnaam een slaapplaats kan vinden. Gidsjes blijken verouderd of bestrijken net niet het gebied waar jij aan het eind van de dag hoopt te zijn (aan de andere kant van de berg). Je lichtgewichtuitrusting staat het niet toe een hele bibliotheek van die dingen mee te sjouwen. Het telefoonboek dat je ergens raadpleegt is toevallig ook regionaal opgezet en bij ‘Inlichtingen’ of iets dergelijks hoef je niet aan te komen met een algemene vraag als: is er een hotel of pension in de omgeving van X of Y? Bovendien beheers je de taal onvoldoende om te begrijpen wat de telefoniste tegen je zegt.

En als de familie V. dan iets gevonden heeft worden ze ook nog vaak geweigerd, ‘zogenaamd omdat er geen kamer meer vrij is.’ Dat heb ik nou nog nooit meegemaakt. Of althans ik ben me er nooit van bewust geweest. Integendeel ik heb het vaak meegemaakt dat de uitbater van het volle pension zelf ging bellen om bij een kennis geïmproviseerd onderdak te regelen. Misschien ligt dat aan het feit dat ik meestal in Engeland wandelde. Daar zijn de mensen volgens Voskuil aardiger, maar, heel typerend, dat zint hem dan ook weer niet. Ze gedragen zich geforceerd aardig, alsof ze in een dwangbuis zitten, klaagt hij. Zo is er altijd wel wat. Meestal kiest hij daarom voor een Franse bestemming, hoewel het land hem eigenlijk in toenemende mate tegenstaat. Hij verwijst steeds naar de vorige keer dat ze er waren, toen het massatoerisme en de auto de boel nog niet verpest hadden.

Langs de weg treffen V. en z’n vrouw vaak ontheemde dieren aan. Het lot van die scharminkels grijpt ze meer aan dan het welzijn van de mensheid. Over wat ze te doen staat worden ze het slecht eens. Hij wil zo gauw mogelijk weg en zij wil iets doen. Voor de beestjes in kwestie maakt het natuurlijk niets uit, maar je kan er wel mee zitten.

Mevrouw Voskuil kan slecht tegen de warmte en daar wordt regelmatig melding van gemaakt. Gelukkig regent het vaak. In Frankrijk naar het schijnt nog meer dan in Engeland. Niet zomaar regen waarvan je nat wordt maar echt noodweer, waarin je je leven niet zeker bent. Van al die nattigheid worden ze ziek en als het daardoor allemaal te erg wordt gaan ze maar naar huis. De vakanties van de familie V. worden dan ook regelmatig afgebroken. De schrijver keert terug met een bezwaard gemoed. Thuis kan hij zich namelijk niet ontspannen, hij wordt meteen weer gebeld door mensen van Het Bureau. Bovendien moet hij boeken schrijven, dat gaat je ook niet in de koude kleren zitten.
© 2005 Frits Hoorweg
powered by CJ2