archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
Dode Polen Willem Minderhout

Er zijn weer heel wat dode schrijvers te betreuren deze maand: Ger Harmsen, Karol Woytila en Saul Bellow. Ger Harmsen was strikt gesproken een historicus, maar leest een goede historische studie niet als een roman? Rondom Daan Goulooze had ook door Theun de Vries - ook al dood - geschreven kunnen zijn. Of dat een aanbeveling is, laat ik aan de lezer over. Ik vond het wel spannend. Karol Woytila was strikt gesproken paus, maar hij schijnt niet alleen godgeleerde werken, maar ook gedichten en een toneelstuk geschreven te hebben. Bovendien was hij Pool en ik wil het deze keer over dode Polen hebben. Ik heb alleen nooit een letter van Woytila gelezen. Saul Bellow was strikt gesproken wel een schrijver en een goede ook. Maar zijn voorouders kwamen uit Rusland, dus hij valt af.

Waarom dode Polen? Ik schreef de vorige keer over de namen van oude Poolse Bolsjewiki, Dzjerzinski en Radek, die hergebruikt werden als achternamen van romanfiguren van Houellebecq en Grunberg. Toevalligerwijs liep ik kort daarna op de boekenmarkt op het Plein in Den Haag tegen het boek Radek van Stephan Heym (Duitser, valt af) aan. Nu wist ik wel dat Arthur Koestler (een Hongaar, dus ook die valt af) de hoofdpersoon van Darkness at noon naar Karl Radek had gemodelleerd, maar dit boek van Heym kende ik niet. Sterker nog: ik had nog nooit iets van hem gelezen. Aardig boek, hoor. Helemaal in de stijl van Harmsen en De Vries. Ik zal het nog wel eens uitlezen, maar nu even niet.

Terug naar de dode Polen. De laatste dood van een in het buitenland verblijvende Poolse schrijver - van Karol Woytila, dus - trok nogal wat belangstelling. Hoe dat indertijd met Joseph Conrad gegaan is weet ik niet. Hij is in 1924 begraven in Canterbury, dus dat zal wel wat bekijks getrokken hebben. Van de begrafenis van een andere naar Engeland uitgeweken Pool, Stefan Themerson, weet ik niets, maar ik durf er iets om te verwedden dat het in 1988 weinig ophef zal hebben gegeven. Themerson is echter een perfect medicijn voor mensen die teveel Harmsen, De Vries, of Heym gelezen hebben en daardoor de wereld wat al te schematisch zijn gaan zien. Het eerste boek dat ik ooit van hem las – Woof, or who killed Richard Wagner – ging onder meer over een man die bang was dat iemand het ooit logisch zou vinden om zijn rechter been af te zetten. Sindsdien was ik verkocht en verslond alles wat ik van hem kon vinden. Mijn enthousiasme vond echter nergens weerklank.
“Themerson? Nooit van gehoord.”
U begrijpt mijn blijde verrassing dat er ineens een Nederlandse verfilming van een van zijn boeken uitkomt. Erik van Zuylen heeft The mystery of the sardine verfilmd. Dat boek heette overigens oorspronkelijk ‘Euclid was an ass’. Die titel was ontleend aan de overtuiging van één van de hoofdpersonen dat het absolute flauwekul is om, zoals Euklides deed, er in de meetkunde vanuit te gaan dat een punt geen oppervlakte heeft. Maar dit terzijde.

Het allermooiste boek van Themerson heeft betrekking op zaken die bij de dood van Karol Woytila weer zo levendig in de belangstelling staan: stokoude dienaren der kerk en het verschil tussen directe en indirecte kennis. Het boek heet naar de hoofdpersoon - weliswaar geen paus, maar toch bijna – Cardinal Pölätüo (1954). Het is ondoenlijk om alles wat Themerson overhoop haalt in dit boek ordentelijk samen te vatten. Het belangrijkste is het onderscheid dat de stokoude en vrijwel onsterfelijke kardinaal maakt tussen goddelijke en wetenschappelijke kennis, of in zijn woorden: directe en indirecte kennis. Directe kennis verkrijgt de mens van God, zonder tussenkomst van zijn zintuigen, indirecte kennis is daarentegen op zintuiglijke waarnemingen gebaseerd. Wetenschap levert dus kennis van een geheel andere orde dan geloof en kan daar dus ook niet mee in tegenspraak zijn. Het enige waar de kardinaal doodsbenauwd voor is, is die andere bron van directe kennis: poëzie. Themerson onthult dat Pölätüo de onbekende vader van de dichter Guillaume Appolinaire is. De kerkvorst beweegt hemel en aarde om zijn zoon in het verderf te storten, uit angst dat diens poëzie het geloof zal ondermijnen.

Een ander deel van het boek behandelt de rondgang van de kardinaal langs de meest toonaangevende wetenschappers en uitvinders van zijn tijd: Van ’t Hoff, Karl Marx (Ja Theun, echt!), Krupp, Hertz, James Frazer en vele anderen vereert hij met een bezoek. Zoals gezegd vindt hij dat de door deze mensen op basis van indirecte kennis ontwikkelde denkbeelden en instrumenten volkomen verenigbaar zijn met het geloof. Dit is echter niet het geval met die wetenschappers die op grond van hun indirecte kennis de waarheid van directe kennis ontkennen. Bertrand Russell bijvoorbeeld is zo iemand die ontkent dat natuurwetten ooit gewijzigd kunnen worden. Hij sluit met die beweringen het bestaan van mirakels uit en begeeft zich zo op het terrein dat volgens Pölätüo is voorbehouden aan de directe kennis van de godgeleerden. Hier moet teruggevochten worden!

Pölätüo vecht deze polemiek op het scherpst van de filosofische snede uit met de twaalfjarige leerling van Russell, Ayer (de latere grondlegger van het logisch positivisme). De kardinaal beweert dat het woord ‘ziel’ net zozeer naar een realiteit verwijst als het woord ‘ui’, als je je directe zintuigen maar weet te gebruiken. Ayer daagt de kerkvorst uit om hem te leren hoe dat moet. Dat is geen enkel probleem, voor de kardinaal. Hij laat Ayer de gewenste houding aannemen en spreekt:
‘In nomine Patris, et Filio et Spiritus Sancti, herhaal mijn woorden. Ik geloof in de ene God, de Almachtige Vader, maker van hemel en aarde, en van alle dingen zichtbaar en onzichtbaar .... .’
Een ogenblik later zit de kardinaal op zijn knieën te zoeken naar de kroon die de heetgebakerde Ayer uit zijn mond heeft geslagen. Hij was kennelijk niet in de juiste stemming om de directe kennis deelachtig te worden.

Bladerend in ‘The mystery of the sardine’ zag ik opeens dat ook Karol Woytila zelf in dat boek voorkomt. Een van de hoofdpersonen droomt dat Karol, in de rol van paus Johannes Paulus II, Margeret Thatcher en Leonid Brezhnev in de echt verbindt. Dit wonder is zo’n drie jaar na het verschijnen van het boek (1986) in symbolische zin inderdaad geschied toen de muur viel. Misschien kan de volgende paus een poging wagen een huwelijk tussen George Bush en Osama bin Laden te sluiten.





© 2005 Willem Minderhout meer Willem Minderhout - meer "De wereldliteratuur roept" -
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Dode Polen Willem Minderhout
Er zijn weer heel wat dode schrijvers te betreuren deze maand: Ger Harmsen, Karol Woytila en Saul Bellow. Ger Harmsen was strikt gesproken een historicus, maar leest een goede historische studie niet als een roman? Rondom Daan Goulooze had ook door Theun de Vries - ook al dood - geschreven kunnen zijn. Of dat een aanbeveling is, laat ik aan de lezer over. Ik vond het wel spannend. Karol Woytila was strikt gesproken paus, maar hij schijnt niet alleen godgeleerde werken, maar ook gedichten en een toneelstuk geschreven te hebben. Bovendien was hij Pool en ik wil het deze keer over dode Polen hebben. Ik heb alleen nooit een letter van Woytila gelezen. Saul Bellow was strikt gesproken wel een schrijver en een goede ook. Maar zijn voorouders kwamen uit Rusland, dus hij valt af.

Waarom dode Polen? Ik schreef de vorige keer over de namen van oude Poolse Bolsjewiki, Dzjerzinski en Radek, die hergebruikt werden als achternamen van romanfiguren van Houellebecq en Grunberg. Toevalligerwijs liep ik kort daarna op de boekenmarkt op het Plein in Den Haag tegen het boek Radek van Stephan Heym (Duitser, valt af) aan. Nu wist ik wel dat Arthur Koestler (een Hongaar, dus ook die valt af) de hoofdpersoon van Darkness at noon naar Karl Radek had gemodelleerd, maar dit boek van Heym kende ik niet. Sterker nog: ik had nog nooit iets van hem gelezen. Aardig boek, hoor. Helemaal in de stijl van Harmsen en De Vries. Ik zal het nog wel eens uitlezen, maar nu even niet.

Terug naar de dode Polen. De laatste dood van een in het buitenland verblijvende Poolse schrijver - van Karol Woytila, dus - trok nogal wat belangstelling. Hoe dat indertijd met Joseph Conrad gegaan is weet ik niet. Hij is in 1924 begraven in Canterbury, dus dat zal wel wat bekijks getrokken hebben. Van de begrafenis van een andere naar Engeland uitgeweken Pool, Stefan Themerson, weet ik niets, maar ik durf er iets om te verwedden dat het in 1988 weinig ophef zal hebben gegeven. Themerson is echter een perfect medicijn voor mensen die teveel Harmsen, De Vries, of Heym gelezen hebben en daardoor de wereld wat al te schematisch zijn gaan zien. Het eerste boek dat ik ooit van hem las – Woof, or who killed Richard Wagner – ging onder meer over een man die bang was dat iemand het ooit logisch zou vinden om zijn rechter been af te zetten. Sindsdien was ik verkocht en verslond alles wat ik van hem kon vinden. Mijn enthousiasme vond echter nergens weerklank.
“Themerson? Nooit van gehoord.”
U begrijpt mijn blijde verrassing dat er ineens een Nederlandse verfilming van een van zijn boeken uitkomt. Erik van Zuylen heeft The mystery of the sardine verfilmd. Dat boek heette overigens oorspronkelijk ‘Euclid was an ass’. Die titel was ontleend aan de overtuiging van één van de hoofdpersonen dat het absolute flauwekul is om, zoals Euklides deed, er in de meetkunde vanuit te gaan dat een punt geen oppervlakte heeft. Maar dit terzijde.

Het allermooiste boek van Themerson heeft betrekking op zaken die bij de dood van Karol Woytila weer zo levendig in de belangstelling staan: stokoude dienaren der kerk en het verschil tussen directe en indirecte kennis. Het boek heet naar de hoofdpersoon - weliswaar geen paus, maar toch bijna – Cardinal Pölätüo (1954). Het is ondoenlijk om alles wat Themerson overhoop haalt in dit boek ordentelijk samen te vatten. Het belangrijkste is het onderscheid dat de stokoude en vrijwel onsterfelijke kardinaal maakt tussen goddelijke en wetenschappelijke kennis, of in zijn woorden: directe en indirecte kennis. Directe kennis verkrijgt de mens van God, zonder tussenkomst van zijn zintuigen, indirecte kennis is daarentegen op zintuiglijke waarnemingen gebaseerd. Wetenschap levert dus kennis van een geheel andere orde dan geloof en kan daar dus ook niet mee in tegenspraak zijn. Het enige waar de kardinaal doodsbenauwd voor is, is die andere bron van directe kennis: poëzie. Themerson onthult dat Pölätüo de onbekende vader van de dichter Guillaume Appolinaire is. De kerkvorst beweegt hemel en aarde om zijn zoon in het verderf te storten, uit angst dat diens poëzie het geloof zal ondermijnen.

Een ander deel van het boek behandelt de rondgang van de kardinaal langs de meest toonaangevende wetenschappers en uitvinders van zijn tijd: Van ’t Hoff, Karl Marx (Ja Theun, echt!), Krupp, Hertz, James Frazer en vele anderen vereert hij met een bezoek. Zoals gezegd vindt hij dat de door deze mensen op basis van indirecte kennis ontwikkelde denkbeelden en instrumenten volkomen verenigbaar zijn met het geloof. Dit is echter niet het geval met die wetenschappers die op grond van hun indirecte kennis de waarheid van directe kennis ontkennen. Bertrand Russell bijvoorbeeld is zo iemand die ontkent dat natuurwetten ooit gewijzigd kunnen worden. Hij sluit met die beweringen het bestaan van mirakels uit en begeeft zich zo op het terrein dat volgens Pölätüo is voorbehouden aan de directe kennis van de godgeleerden. Hier moet teruggevochten worden!

Pölätüo vecht deze polemiek op het scherpst van de filosofische snede uit met de twaalfjarige leerling van Russell, Ayer (de latere grondlegger van het logisch positivisme). De kardinaal beweert dat het woord ‘ziel’ net zozeer naar een realiteit verwijst als het woord ‘ui’, als je je directe zintuigen maar weet te gebruiken. Ayer daagt de kerkvorst uit om hem te leren hoe dat moet. Dat is geen enkel probleem, voor de kardinaal. Hij laat Ayer de gewenste houding aannemen en spreekt:
‘In nomine Patris, et Filio et Spiritus Sancti, herhaal mijn woorden. Ik geloof in de ene God, de Almachtige Vader, maker van hemel en aarde, en van alle dingen zichtbaar en onzichtbaar .... .’
Een ogenblik later zit de kardinaal op zijn knieën te zoeken naar de kroon die de heetgebakerde Ayer uit zijn mond heeft geslagen. Hij was kennelijk niet in de juiste stemming om de directe kennis deelachtig te worden.

Bladerend in ‘The mystery of the sardine’ zag ik opeens dat ook Karol Woytila zelf in dat boek voorkomt. Een van de hoofdpersonen droomt dat Karol, in de rol van paus Johannes Paulus II, Margeret Thatcher en Leonid Brezhnev in de echt verbindt. Dit wonder is zo’n drie jaar na het verschijnen van het boek (1986) in symbolische zin inderdaad geschied toen de muur viel. Misschien kan de volgende paus een poging wagen een huwelijk tussen George Bush en Osama bin Laden te sluiten.



© 2005 Willem Minderhout
powered by CJ2