archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
Hoe schrijf je geschiedenis? (1) Gerbrand Muller

1319VG GeschiedenisDe geschiedenis voltrekt zich met een snelheid die ieder die haar wil boekstaven wanhopig zou moeten stemmen. Tenminste de geschiedenis in de door Fernand Braudel onderscheiden ‘derde tijdlaag’, oftewel de ‘traditionele’ of ‘evenementiële’ geschiedenis, ‘waarbij het krachtenspel zich aan de oppervlakte voordoet en de golven op het machtige ritme van het getij heen en weer rollen.’*) Bovendien bestaat de  geschiedenis in die tijdlaag ook nog uit een duizelingwekkende hoeveelheid feiten, factoren, gebeurtenissen en verwikkelingen die op een uiterst gecompliceerde manier in elkaar grijpen. En stond de geschiedenis dan maar eens éven stil om de historicus op adem te laten komen, maar ze bruist maar door, dag in dag uit, uur in uur uit, minuut in minuut uit.

Dit denk ik soms als ik de krant lees of uit het raam kijk en mensen ijverig naar hun bestemmingen zie gaan en het tot me doordringt wat er allemaal tegelijkertijd om me heen plaatsgrijpt. En ik hecht eraan dat wat er plaatsgrijpt zo veel mogelijk wordt geboekstaafd, want wat is het heden zonder kennis van het verleden? Het heden op zichzelf is niets, een punt op de schaal van de voortgaande tijd, dus een abstractie. De meeste mensen voelen zich in die abstractie thuis als een vis in het water, gelukkig maar. Gelukkig trouwens ook dat iedereen althans enige notie heeft van ‘vroeger’, anders zou er van die abstractie niets overblijven, want zonder ‘vroeger’ en ‘later’ is er ook geen ‘nu’.

Voor mij is het een geruststelling te weten dat er zich nog altijd genoeg mensen willen bezighouden met tijden van tientallen, honderden of duizenden jaren geleden, en er bovendien in slagen mij die tijden voor ogen te toveren. Dat voor ogen toveren is een opgave. De historische feiten, factoren en gebeurtenissen mogen op een gecompliceerde manier op elkaar ingrijpen, het relaas van de historicus moet helder zijn en tot de verbeelding spreken. Dus niet bijvoorbeeld zo:

‘Hendrik de Trotse had geweigerd Koenraad III te erkennen. In zijn strijd tegen de keizer verloor de Welf het hertogdom Beieren, maar behield het hertogdom Saksen, dat hij van Lotharius III had geërfd. De erfgenamen van beide tegenstanders, Hendrik de Leeuw en keizer Frederik I Barbarossa (1152-1190), verzoenden zich met elkaar, waarbij Hendrik de Leeuw het hertogdom Beieren terugkreeg. De door Koenraad III aangestelde hertog van Beieren, die tevens markgraaf van de Oostmark was, werd tevreden gesteld door de verheffing van de Oostmark tot zelfstandig hertogdom Oostenrijk.’**)

Neem daar tegenover eens Henri Pirennes meeslepende beschrijving op de eerste bladzijden van zijn Geschiedenis van Europa van de vlucht van de door de Hunnen opgejaagde Westgoten over de grenzen van het Romeinse rijk:

‘De Oostgoten vluchtten in wanorde voor de Hunnen; de Westgoten werden door deze vlucht naar de grenslijn van de Donau teruggedrongen. Zij verzochten een vrije doortocht; en het plotselinge verloop der feiten had het nemen van maatregelen onmogelijk gemaakt, men had eenvoudig niets voorzien. Bovendien maakte juist de panische angst der Westgoten wel duidelijk, dat zij niet zouden aarzelen om geweld te gebruiken wanneer hun verzoek werd afgewezen; daarom liet men hen door. Dagenlang trokken zij onder de ogen van de verblufte Romeinse wachtposten voorbij, mannen, vrouwen, kinderen en vee, op karren en in bootjes, sommigen in het water zich vasthoudend aan planken, anderen aan opgeblazen zakken of aan tonnen. Een geheel volk emigreerde daar, onder leiding van zijn koning.’

‘Verbluft’ (‘ebahis’) is in deze onvergetelijke passage het sleutelwoord. Pirenne had geen beter woord kunnen kiezen om de lezer te laten beseffen hoe weinig er, honderd jaar voor het formele einde in 476, nog maar van de weerbaarheid van het Romeinse Rijk over was.

En je ziet het voor je: ‘mannen, vrouwen, kinderen en vee, op karren en in bootjes, sommigen in het water zich vasthoudend aan planken, anderen aan opgeblazen zakken of aan tonnen.’ Nu ja, je ziet het voor je, maar waar haalt Pirenne dit eigenlijk allemaal vandaan? Dat geeft hij niet aan, en dat mag hem niet worden aangerekend, want hij schreef dit boek tijdens de Eerste Wereldoorlog in Duitse gevangenschap ‘uit het hoofd’ en heeft het na zijn vrijlating niet meer voltooid. Zijn zoon en vrouw hebben het manuscript postuum uitgegeven zoals het voorlag, dus zonder bronvermeldingen. Evengoed misschien toch reden om me met deze onvergetelijke passage een klein beetje bekocht te voelen.

Geen lezer van het werk van A.H. Huussen jr., emeritus hoogleraar algemene geschiedenis aan de Universiteit Groningen, zal zich op zo’n manier bekocht kunnen voelen. Maar Huussen volgt dan ook een heel andere methode om je het verleden voor ogen te toveren. Daarover in een volgend stukje meer.

*) Nederlandse vertaling van La Mediterannée, voorwoord.
**) Stukje uit een geschiedenisboekje voor de lagere klassen van het gymnasiaal en middelbaar onderwijs, geciteerd door prof. dr. A.E. Cohen als een voorbeeld van hoe het beslist niet moet, in zijn rede Vergelijken in de tijd bij de opening van het studiejaar van de School voor Taal en Letterkunde in Den Haag (1961).

-------------
De tekening is van Linda Hulshof
Meer informatie op: www.lindahulshof.nl

© 2016 Gerbrand Muller meer Gerbrand Muller - meer "De wereldliteratuur roept" -
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Hoe schrijf je geschiedenis? (1) Gerbrand Muller
1319VG GeschiedenisDe geschiedenis voltrekt zich met een snelheid die ieder die haar wil boekstaven wanhopig zou moeten stemmen. Tenminste de geschiedenis in de door Fernand Braudel onderscheiden ‘derde tijdlaag’, oftewel de ‘traditionele’ of ‘evenementiële’ geschiedenis, ‘waarbij het krachtenspel zich aan de oppervlakte voordoet en de golven op het machtige ritme van het getij heen en weer rollen.’*) Bovendien bestaat de  geschiedenis in die tijdlaag ook nog uit een duizelingwekkende hoeveelheid feiten, factoren, gebeurtenissen en verwikkelingen die op een uiterst gecompliceerde manier in elkaar grijpen. En stond de geschiedenis dan maar eens éven stil om de historicus op adem te laten komen, maar ze bruist maar door, dag in dag uit, uur in uur uit, minuut in minuut uit.

Dit denk ik soms als ik de krant lees of uit het raam kijk en mensen ijverig naar hun bestemmingen zie gaan en het tot me doordringt wat er allemaal tegelijkertijd om me heen plaatsgrijpt. En ik hecht eraan dat wat er plaatsgrijpt zo veel mogelijk wordt geboekstaafd, want wat is het heden zonder kennis van het verleden? Het heden op zichzelf is niets, een punt op de schaal van de voortgaande tijd, dus een abstractie. De meeste mensen voelen zich in die abstractie thuis als een vis in het water, gelukkig maar. Gelukkig trouwens ook dat iedereen althans enige notie heeft van ‘vroeger’, anders zou er van die abstractie niets overblijven, want zonder ‘vroeger’ en ‘later’ is er ook geen ‘nu’.

Voor mij is het een geruststelling te weten dat er zich nog altijd genoeg mensen willen bezighouden met tijden van tientallen, honderden of duizenden jaren geleden, en er bovendien in slagen mij die tijden voor ogen te toveren. Dat voor ogen toveren is een opgave. De historische feiten, factoren en gebeurtenissen mogen op een gecompliceerde manier op elkaar ingrijpen, het relaas van de historicus moet helder zijn en tot de verbeelding spreken. Dus niet bijvoorbeeld zo:

‘Hendrik de Trotse had geweigerd Koenraad III te erkennen. In zijn strijd tegen de keizer verloor de Welf het hertogdom Beieren, maar behield het hertogdom Saksen, dat hij van Lotharius III had geërfd. De erfgenamen van beide tegenstanders, Hendrik de Leeuw en keizer Frederik I Barbarossa (1152-1190), verzoenden zich met elkaar, waarbij Hendrik de Leeuw het hertogdom Beieren terugkreeg. De door Koenraad III aangestelde hertog van Beieren, die tevens markgraaf van de Oostmark was, werd tevreden gesteld door de verheffing van de Oostmark tot zelfstandig hertogdom Oostenrijk.’**)

Neem daar tegenover eens Henri Pirennes meeslepende beschrijving op de eerste bladzijden van zijn Geschiedenis van Europa van de vlucht van de door de Hunnen opgejaagde Westgoten over de grenzen van het Romeinse rijk:

‘De Oostgoten vluchtten in wanorde voor de Hunnen; de Westgoten werden door deze vlucht naar de grenslijn van de Donau teruggedrongen. Zij verzochten een vrije doortocht; en het plotselinge verloop der feiten had het nemen van maatregelen onmogelijk gemaakt, men had eenvoudig niets voorzien. Bovendien maakte juist de panische angst der Westgoten wel duidelijk, dat zij niet zouden aarzelen om geweld te gebruiken wanneer hun verzoek werd afgewezen; daarom liet men hen door. Dagenlang trokken zij onder de ogen van de verblufte Romeinse wachtposten voorbij, mannen, vrouwen, kinderen en vee, op karren en in bootjes, sommigen in het water zich vasthoudend aan planken, anderen aan opgeblazen zakken of aan tonnen. Een geheel volk emigreerde daar, onder leiding van zijn koning.’

‘Verbluft’ (‘ebahis’) is in deze onvergetelijke passage het sleutelwoord. Pirenne had geen beter woord kunnen kiezen om de lezer te laten beseffen hoe weinig er, honderd jaar voor het formele einde in 476, nog maar van de weerbaarheid van het Romeinse Rijk over was.

En je ziet het voor je: ‘mannen, vrouwen, kinderen en vee, op karren en in bootjes, sommigen in het water zich vasthoudend aan planken, anderen aan opgeblazen zakken of aan tonnen.’ Nu ja, je ziet het voor je, maar waar haalt Pirenne dit eigenlijk allemaal vandaan? Dat geeft hij niet aan, en dat mag hem niet worden aangerekend, want hij schreef dit boek tijdens de Eerste Wereldoorlog in Duitse gevangenschap ‘uit het hoofd’ en heeft het na zijn vrijlating niet meer voltooid. Zijn zoon en vrouw hebben het manuscript postuum uitgegeven zoals het voorlag, dus zonder bronvermeldingen. Evengoed misschien toch reden om me met deze onvergetelijke passage een klein beetje bekocht te voelen.

Geen lezer van het werk van A.H. Huussen jr., emeritus hoogleraar algemene geschiedenis aan de Universiteit Groningen, zal zich op zo’n manier bekocht kunnen voelen. Maar Huussen volgt dan ook een heel andere methode om je het verleden voor ogen te toveren. Daarover in een volgend stukje meer.

*) Nederlandse vertaling van La Mediterannée, voorwoord.
**) Stukje uit een geschiedenisboekje voor de lagere klassen van het gymnasiaal en middelbaar onderwijs, geciteerd door prof. dr. A.E. Cohen als een voorbeeld van hoe het beslist niet moet, in zijn rede Vergelijken in de tijd bij de opening van het studiejaar van de School voor Taal en Letterkunde in Den Haag (1961).

-------------
De tekening is van Linda Hulshof
Meer informatie op: www.lindahulshof.nl
© 2016 Gerbrand Muller
powered by CJ2