archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
Madame de Merteuil gaat naar de kroeg - (Merteuil 18) Willem Minderhout

1012VG Merteuil
3 april 2013
Huis Valmont
Daalenbergselaan, Den Haag

Geachte heer Hoorweg,

Uw medewerker schijnt mijn bestaan volledig vergeten te zijn en zich met allerlei andere onderwerpen bezig te houden. Ik heb daarom besloten om zelf de ganzenveer ter hand te nemen. Uw Horecanummer bracht namelijk mijn eigen herinneringen aan cafés tot leven. Niet dat ik daar talrijke herinneringen aan bezit. Tijdens mijn reizen bezocht ik wel herbergen, maar normaal gesproken bracht ik de tijd in hôtels in de stad en châteaux op het platteland door, maar cafés werden slechts zelden door vrouwen – en zeker niet door dames van mijn stand – gefrequenteerd. Opera- en theaterbezoek vormen natuurlijk een geheel ander hoofdstuk. Daar hoop ik u ooit nog eens over te berichten.

Toen ik pas met de markies De Merteuil getrouwd was bezochten wij echter regelmatig café Le Procope in Parijs. Zoals u weet was ons huwelijk schijn: ik verkreeg een adellijke titel en een zekere welstand, hij verkreeg een dekmantel van heteroseksualiteit. U kunt zich indenken dat een homoseksueel in het achttiende-eeuwse Frankrijk, zelfs al was hij edelman, op zijn tellen moest passen.

In Le Procope waren vrouwen niet gewenst. Dat kwam ons echter wel goed uit. Ik kleedde me altijd als knaap als we daar naartoe gingen. Dat ging me goed af. Ik was echt een beeldige jongen. Mijn echtgenoot de markies hield altijd de reacties van de clientèle scherp in de gaten. Als een van de gasten al te enthousiast op mijn aanwezigheid reageerde, was hij er bijna zeker van dat hij ook – hoe zal ik het zeggen – de Griekse beginselen aanhing. Ik was zijn lokaas, maar dat vond ik geen probleem. In Le Procope ontmoetten we altijd tal van interessante mensen, ook al waren het alleen mannen. Bovendien schonk men er de beste koffie van Parijs. (Overigens heb ik het altijd vreemd gevonden dat dat soort mannen op vrouwelijke knapen valt. In mijn geval zelfs op een als knaap verklede vrouw. Mijn vader heeft me geleerd om alles in de natuur te aanvaarden en te trachten te verklaren maar hierop heb ik het antwoord nooit gevonden.)

Voorzichtigheid was geboden. In die jaren werd een betrapte ‘sodomiet’ in Frankrijk bij een eerste veroordeling gecastreerd. Bij een tweede vergrijp werd ook de penis afgesneden, al zal de lol er na een castratie al goeddeels vanaf zijn geweest. Volhardende sodomieten riskeerden zelfs verbranding.

De discretie gelast mij om hier niet dieper op in te gaan. Liever vertel ik u iets over de bijzondere sfeer in café Le Procope. Het etablissement was namelijk vooral befaamd vanwege de filosofische discussies die er werden gevoerd. Vrijwel iedere avond dat wij Le Procope bezochten trok vooral een voormalige musketier onze aandacht. Hij was het middelpunt van alle discussies. Zijn voornaamste wapen was vooral de tegenspraak. Wat iemand ook beweerde, hij ging er tegenin. Boindin heette hij, Nicolas Boindin.

Ik wist niet wat ik hoorde als Monsieur Boindin aan het woord was, zo vrijelijk gaf hij zijn mening over zaken waarop in die tijd een taboe rustten. Alleen oom Julien La Mettrie had ik bijvoorbeeld ooit zo openlijk over zijn ongeloof horen praten en dat was nog in de beslotenheid van onze keuken in het geruststellende gezelschap van mijn even ongelovige vader. Het duurde wel even voordat ik kon volgen waar hij het over had. Ook Le Procope zat vol spionnen, dus helemaal vrij kon zelfs Boindin zich niet uiten. Voor al te delicate begrippen gebruikte hij een schuilnaam. De ziel, die volgens hem niet bestond, noemde hij Margot, de religie Javotte, de vrijheid Jeanneton en God was in zijn vocabulaire M. de l'Être. Vooral als hij het over de avonturen van M. de l'Être had raakten de gemoederen in het cafe zeer verhit. De ene helft bulderde van het lachen, de andere helf van de clientele vrat zich op van verontwaardiging.

Het was overigens niet moeilijk om de politiespionnen te herkennen. Ze verraadden zich door hun enorme stupiditeit. Een van die sujetten vroeg mij ooit wie toch die Monsieur L’Être was. Ik keek hem verbaasd aan en antwoordde dat iedereen toch wist dat dat een bekende politiespion was. De sukkel ontkende dat in alle toonaarden. ‘Geen van mijn collega’s heet L’Être’, verzekerde hij mij. Naast mij verslikte een man zich op een verschrikkelijke wijze in zijn koffie van het lachen. Toen de politiespion verdwenen was maakten we kennis. 'Diderot', zo stelde hij zich voor, 'Denis Diderot'. Het was het begin van een levenslange vriendschap. Ik voind het wel betreurenswaardig dat hij altijd beweerde dat hij die politiespion dat antwoord had gegeven. Ik kon het uiteraard niet tegenspreken, want ik was officieel nooit in Le Procope geweest.

Op een avond was het onderwerp van discussie homoseksualiteit. De kranten stonden bol van de processen tegen homo’s in Utrecht. Ook in Engeland en Frankrijk werden tal van homo’s vervolgd. Iedereen had het er over en meestal gebruikte men de meest afkeurende termen om die ‘gruweldaden’ van die mannen (over vrouwen ging het nooit) te beschrijven. U begrijpt dat mijn markies zich hierdoor bepaald nog minder op zijn gemak voelde als normaal gesproken al het geval was. Hij hoorde alles bleek weggetrokken aan, maar langzaam maar zeker kwam er weer kleur op zijn wangen. Dankzij Monsieur Boindin!

In Le Procope vond menigeen ook dat die homoseksuelen met wortel en tak moesten worden uitgeroeid. Zelfs een heer die wij op eerdere avonden hadden meegelokt en sindsien in een bijzondere betrekking tot mijn markies had gestaan fulmineerde met schuim op hun lippen tegen de verschrikkingen van deze tegennatuurlijke vorm van liefde.

Boindin zag het met een spottend glimlachje aan. ‘Hoezo tegennatuurlijk?’, sprak hij luid. ‘Als het echt tegennatuurlijk was geweest waren alle mensen in alle tijden er vast tegen geweest. Dat is echter geenszins het geval.’ Vervolgens stak hij een verhaal of over de Perzen de Grieken en de Romeinen die homoseksualiteit altijd geaccepteerd hadden. Hij ging uitgebreid in op de liefde tussen Achilles en Patroklos en tussen Sokrates en Plato. ’Heidenen!’, gilde een van de omstanders. ‘Inderdaad’, antwoordde Boindin, ‘alleen Christenen veroordelen homoseksualiteit. En waarom? Niemand weet het. Christenen veroordelen ook onanie, waarmee ze zelfbevlekking bedoelen. En waarom? Omdat het in de Bijbel staat! Zullen we van iedereen hier aanwezig de kloten afhakken omdat hij wel eens gemasturbeerd heeft?

Bovendien zouden we de Bijbel tekort doen als we alleen zelfbevlekkers zouden ontmannen, want volgens M. de l'Être was de werkelijke misdaad van Onan dat hij de weduwe van zijn broer niet wilde bevruchten en daarom voor het zingen de kerk uit ging. Moet iedereen die zich daar aan bezondigd heeft ook naar de brandstapel? Ik denk dat we dan weinig mensen zouden overhouden en zeker geen gezonde.

Het rumoer in Le Procope was ineens geluwd. Zelfs de meest devote Katholiek vreesde ineens voor het lot van zijn edele delen of voor zijn zielenheil of voor beide. Ik grinnikte zachtjes en keek om naar De Merteuil. Hij zat echter niet meer naast me aan tafel. Ik zag hem de deur uitglippen gevolgd door onze schuimbekkende vriend.
Het was de hoogste tijd dat ook ik weer huiswaarts zou gaan. Gelukkig wilde mijn vriend Diderot me escorteren, maar dat is een ander verhaal

Madame de Merteuil


© 2013 Willem Minderhout meer Willem Minderhout - meer "De wereldliteratuur roept" -
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Madame de Merteuil gaat naar de kroeg - (Merteuil 18) Willem Minderhout
1012VG Merteuil
3 april 2013
Huis Valmont
Daalenbergselaan, Den Haag

Geachte heer Hoorweg,

Uw medewerker schijnt mijn bestaan volledig vergeten te zijn en zich met allerlei andere onderwerpen bezig te houden. Ik heb daarom besloten om zelf de ganzenveer ter hand te nemen. Uw Horecanummer bracht namelijk mijn eigen herinneringen aan cafés tot leven. Niet dat ik daar talrijke herinneringen aan bezit. Tijdens mijn reizen bezocht ik wel herbergen, maar normaal gesproken bracht ik de tijd in hôtels in de stad en châteaux op het platteland door, maar cafés werden slechts zelden door vrouwen – en zeker niet door dames van mijn stand – gefrequenteerd. Opera- en theaterbezoek vormen natuurlijk een geheel ander hoofdstuk. Daar hoop ik u ooit nog eens over te berichten.

Toen ik pas met de markies De Merteuil getrouwd was bezochten wij echter regelmatig café Le Procope in Parijs. Zoals u weet was ons huwelijk schijn: ik verkreeg een adellijke titel en een zekere welstand, hij verkreeg een dekmantel van heteroseksualiteit. U kunt zich indenken dat een homoseksueel in het achttiende-eeuwse Frankrijk, zelfs al was hij edelman, op zijn tellen moest passen.

In Le Procope waren vrouwen niet gewenst. Dat kwam ons echter wel goed uit. Ik kleedde me altijd als knaap als we daar naartoe gingen. Dat ging me goed af. Ik was echt een beeldige jongen. Mijn echtgenoot de markies hield altijd de reacties van de clientèle scherp in de gaten. Als een van de gasten al te enthousiast op mijn aanwezigheid reageerde, was hij er bijna zeker van dat hij ook – hoe zal ik het zeggen – de Griekse beginselen aanhing. Ik was zijn lokaas, maar dat vond ik geen probleem. In Le Procope ontmoetten we altijd tal van interessante mensen, ook al waren het alleen mannen. Bovendien schonk men er de beste koffie van Parijs. (Overigens heb ik het altijd vreemd gevonden dat dat soort mannen op vrouwelijke knapen valt. In mijn geval zelfs op een als knaap verklede vrouw. Mijn vader heeft me geleerd om alles in de natuur te aanvaarden en te trachten te verklaren maar hierop heb ik het antwoord nooit gevonden.)

Voorzichtigheid was geboden. In die jaren werd een betrapte ‘sodomiet’ in Frankrijk bij een eerste veroordeling gecastreerd. Bij een tweede vergrijp werd ook de penis afgesneden, al zal de lol er na een castratie al goeddeels vanaf zijn geweest. Volhardende sodomieten riskeerden zelfs verbranding.

De discretie gelast mij om hier niet dieper op in te gaan. Liever vertel ik u iets over de bijzondere sfeer in café Le Procope. Het etablissement was namelijk vooral befaamd vanwege de filosofische discussies die er werden gevoerd. Vrijwel iedere avond dat wij Le Procope bezochten trok vooral een voormalige musketier onze aandacht. Hij was het middelpunt van alle discussies. Zijn voornaamste wapen was vooral de tegenspraak. Wat iemand ook beweerde, hij ging er tegenin. Boindin heette hij, Nicolas Boindin.

Ik wist niet wat ik hoorde als Monsieur Boindin aan het woord was, zo vrijelijk gaf hij zijn mening over zaken waarop in die tijd een taboe rustten. Alleen oom Julien La Mettrie had ik bijvoorbeeld ooit zo openlijk over zijn ongeloof horen praten en dat was nog in de beslotenheid van onze keuken in het geruststellende gezelschap van mijn even ongelovige vader. Het duurde wel even voordat ik kon volgen waar hij het over had. Ook Le Procope zat vol spionnen, dus helemaal vrij kon zelfs Boindin zich niet uiten. Voor al te delicate begrippen gebruikte hij een schuilnaam. De ziel, die volgens hem niet bestond, noemde hij Margot, de religie Javotte, de vrijheid Jeanneton en God was in zijn vocabulaire M. de l'Être. Vooral als hij het over de avonturen van M. de l'Être had raakten de gemoederen in het cafe zeer verhit. De ene helft bulderde van het lachen, de andere helf van de clientele vrat zich op van verontwaardiging.

Het was overigens niet moeilijk om de politiespionnen te herkennen. Ze verraadden zich door hun enorme stupiditeit. Een van die sujetten vroeg mij ooit wie toch die Monsieur L’Être was. Ik keek hem verbaasd aan en antwoordde dat iedereen toch wist dat dat een bekende politiespion was. De sukkel ontkende dat in alle toonaarden. ‘Geen van mijn collega’s heet L’Être’, verzekerde hij mij. Naast mij verslikte een man zich op een verschrikkelijke wijze in zijn koffie van het lachen. Toen de politiespion verdwenen was maakten we kennis. 'Diderot', zo stelde hij zich voor, 'Denis Diderot'. Het was het begin van een levenslange vriendschap. Ik voind het wel betreurenswaardig dat hij altijd beweerde dat hij die politiespion dat antwoord had gegeven. Ik kon het uiteraard niet tegenspreken, want ik was officieel nooit in Le Procope geweest.

Op een avond was het onderwerp van discussie homoseksualiteit. De kranten stonden bol van de processen tegen homo’s in Utrecht. Ook in Engeland en Frankrijk werden tal van homo’s vervolgd. Iedereen had het er over en meestal gebruikte men de meest afkeurende termen om die ‘gruweldaden’ van die mannen (over vrouwen ging het nooit) te beschrijven. U begrijpt dat mijn markies zich hierdoor bepaald nog minder op zijn gemak voelde als normaal gesproken al het geval was. Hij hoorde alles bleek weggetrokken aan, maar langzaam maar zeker kwam er weer kleur op zijn wangen. Dankzij Monsieur Boindin!

In Le Procope vond menigeen ook dat die homoseksuelen met wortel en tak moesten worden uitgeroeid. Zelfs een heer die wij op eerdere avonden hadden meegelokt en sindsien in een bijzondere betrekking tot mijn markies had gestaan fulmineerde met schuim op hun lippen tegen de verschrikkingen van deze tegennatuurlijke vorm van liefde.

Boindin zag het met een spottend glimlachje aan. ‘Hoezo tegennatuurlijk?’, sprak hij luid. ‘Als het echt tegennatuurlijk was geweest waren alle mensen in alle tijden er vast tegen geweest. Dat is echter geenszins het geval.’ Vervolgens stak hij een verhaal of over de Perzen de Grieken en de Romeinen die homoseksualiteit altijd geaccepteerd hadden. Hij ging uitgebreid in op de liefde tussen Achilles en Patroklos en tussen Sokrates en Plato. ’Heidenen!’, gilde een van de omstanders. ‘Inderdaad’, antwoordde Boindin, ‘alleen Christenen veroordelen homoseksualiteit. En waarom? Niemand weet het. Christenen veroordelen ook onanie, waarmee ze zelfbevlekking bedoelen. En waarom? Omdat het in de Bijbel staat! Zullen we van iedereen hier aanwezig de kloten afhakken omdat hij wel eens gemasturbeerd heeft?

Bovendien zouden we de Bijbel tekort doen als we alleen zelfbevlekkers zouden ontmannen, want volgens M. de l'Être was de werkelijke misdaad van Onan dat hij de weduwe van zijn broer niet wilde bevruchten en daarom voor het zingen de kerk uit ging. Moet iedereen die zich daar aan bezondigd heeft ook naar de brandstapel? Ik denk dat we dan weinig mensen zouden overhouden en zeker geen gezonde.

Het rumoer in Le Procope was ineens geluwd. Zelfs de meest devote Katholiek vreesde ineens voor het lot van zijn edele delen of voor zijn zielenheil of voor beide. Ik grinnikte zachtjes en keek om naar De Merteuil. Hij zat echter niet meer naast me aan tafel. Ik zag hem de deur uitglippen gevolgd door onze schuimbekkende vriend.
Het was de hoogste tijd dat ook ik weer huiswaarts zou gaan. Gelukkig wilde mijn vriend Diderot me escorteren, maar dat is een ander verhaal

Madame de Merteuil
© 2013 Willem Minderhout
powered by CJ2