archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
Nederlanders in Afrika Jan Dekker

0204VG Nederlanders in Afrika
 
Nederlanders staan, zoals bekend, immer klaar om de zeeën te bevaren en in het buitenland te werken. Die drang naar het exotische was in de 18e en 19e eeuw vooral gericht op Nederlands-Indië en de arme zusjes Suriname en Antillen totdat eerstgenoemde kolonie door de nieuwe machthebbers werd gesloten voor ons heilzame werk. Om de Nederlandse tropenervaring te bewaren werd in beleidskringen een min of meer bewuste keuze gemaakt om de aandacht te verleggen naar Oost Afrika.
 
Een groot aantal ontwikkelingswerkers, diplomaten en wetenschappelijke onderzoekers hebben hun sporen verdiend in Oost Afrika, met name in Kenia. Maar andere Oost Afrikaanse landen kregen ook aandacht, vooral Tanzania (onder Nyerere, een soort Den Uyl, die in sommige progressieve kringen nog steeds wordt betreurd) en Uganda (achtereenvolgens onder de stuurse Obote, de weinig betreurde Amin en de slimme Museveni). Minister Herfkens (ook weinig betreurd) heeft de ontwikkelingsrelatie met Kenia beëindigd omdat ze meende daarmee de interne politieke ontwikkelingen in het land te kunnen beïnvloeden. Maar er werd gefluisterd dat deze minister (die zelf nooit in een derde wereld land had gewerkt laat staan gewoond) zich vooral af wilde zetten tegen al die mensen met tropenervaring, die het altijd beter wisten dan zij. Inmiddels is Kenia, als ik het goed heb begrepen, weer terug op de lijst van zgn. concentratielanden. Het terugdraaien van een dergelijke ministeriele beslissing is waarschijnlijk een unicum.
 
De Engelse literatuur heeft een lange traditie van memoires van politici en bestuurders. Een interessante variant zijn de reminiscences van mensen in koloniale of buitenlandse dienst. Niet te verwarren met reisverhalen. Korte verblijven resulteren meestal in oppervlakkige observaties van reizigers die vol zijn van zichzelf of die op geleerde toon overschrijven uit het werk van voorgangers. Interessanter zijn de ervaringen van diplomaten, bestuurders, artsen en onderzoekers; mensen die lange tijd in een land wonen en werken. Het niveau van dergelijke boeken kan variëren van een verzameling oppervlakkige anekdotes tot een diepgaand tijdsbeeld.
 
Nederland kende deze traditie niet of nauwelijks. Als er al over ervaringen in Nederlands-Indië werd geschreven dan was het in romanvorm. De laatste decennia is dat veranderd en er verschijnen nogal wat ‘herinneringen’ van Nederlanders over hun verblijf en werk in tropische landen. Hilbert Kuik was een van de eersten en zeker niet de minste met zijn korte stukjes over Uganda (Vreemde Eend: Medicijnman in Afrika). Maar nog steeds wordt de romanvorm veel gebruikt, alhoewel nauwelijks verhuld, zodat de lezer meestal kan aannemen dat het om persoonlijke ervaringen gaat. Deze bespreking betreft de ervaringen van een diplomaat, een noodhulparts en een journaliste in respectievelijk Senegal, Tanzania en Rwanda.
 
Richard Osinga werd als jong diplomaat uitgestuurd naar Senegal en heeft een variant geschreven op het thema van de stuntelige jonge ambassademedewerker en zijn verwikkelingen met lokale samenleving en cultuur (Bor in Afrika, Querido 2003). Deze roman heeft twee verhaallijnen. De eerste is de interne memostrijd tussen de ambassadeur en het ministerie in Den Haag. Ze zijn voornamelijk bezig elkaar vliegen af te vangen omdat het zo lijkt te horen, maar ook om zich in te dekken tegen mogelijke kritiek. Dit deel van het boek is luchtig geschreven en vermakelijk. De tweede verhaallijn betreft een liefdesrelatie met de dochter van een lokale politicus. De verhouding van Bor, de hoofdfiguur, met deze lieftallige dame is van zijn kant volkomen onverplichtend – zoals te verwachten van een hedendaagse jonge Nederlander  – maar daar worden geen Afrikaanse harten mee gewonnen. Het is erger dat inzicht in deze Afrikaanse tegenspeelster ontbreekt, haar wensen en ambities en wat ze wel van deze Bor verwacht. De politieke ontwikkelingen achterhalen de romantische ontwikkelingen, maar ik geloof niet dat het wat zou zijn geworden.
 
De journaliste, Marcia Luyten, verbleef twee jaar in Rwanda. Ze zet deze getraumatiseerde samenleving scherp neer in een aantal portretten van: een welvarend zakenman die in het weekend zijn koeien als een soort levensvervulling verzorgt, een jonge man die een bedrijfje wil starten en het startkapitaal verkwist en de jonge man die eindelijk zal trouwen met zijn jeugdliefde maar dan de domme pech heeft dat een hoge functionaris zijn oog op haar laat vallen. En (gelukkig) maar één verhaal over de obligate engel van een vrouw die overgeleverd is aan het onberekenbare gedrag van haar echtgenoot dat zij gelaten ondergaat. Luyten schrijft ook over de omgang van blanken met de lokale bevolking (helaas te vaak het huispersoneel) en het harde feit dat vrijwel elk persoonlijk contact om geld draait. Ze beschrijft ook hoe buitenlanders ten prooi vallen aan de lokale chaos, zoals in het geval van een ernstig verkeersongeluk met dodelijk slachtoffer wanneer ‘witten’ plotseling geen verdediging meer hebben tegen de machinaties en chantage van de lokale bevolking en de lokale overheid (Afrika, Witte geef geld, Podium 2003).
 
De twee vorige schrijvers behoren tot de geprivilegieerde groep die met verblijfsvergoedingen een luxueus leven leiden in den vreemde (Luyten is partner van een ambassademedewerker), maar natuurlijk niet zonder de nodige spannende autotochten. Ad Groen, de derde schrijver, is een arts die bij tijd en wijlen wordt uitgezonden door noodhulporganisaties en Vertrapt Gras (Veen 2002) vertelt over zijn ervaringen in een vluchtelingenkamp in Tanzania. Deze roman is vol van ziekenhuisscenes en operaties die soms wel lukken en soms niet lukken wegens gebrek aan materiaal of onwillig personeel. Daarnaast, en ironisch beschreven, wordt veel aandacht besteed aan de onderlinge verhoudingen en spanningen binnen het medisch team, onder leiding van een verpleegkundige en haar echtgenoot. Dit stel professionele ontwikkelingswerkers zorgt goed voor zichzelf, net als de stafleden van internationale organisaties, die rondrijden in grote terreinwagens met de ramen dicht en de airconditioning en de muziek aan (Paul Theroux in Dark Safari heeft ook een broertje dood aan deze nieuwe koloniale heersers, die hij de agents of virtue noemt). Het is merkwaardig dat de enige schrijver waarvan de lezer het gevoel krijgt dat hij iets nuttigs doet blijkbaar karig betaald wordt en lullig behandeld wordt door zijn thuisorganisatie.
 
De drie schrijvers hebben ieder moeite om hun directe leefomgeving te overstijgen of het nu de diplomatieke dienst is, de medische noodhulp of het personeel rond het huis. Maar de drie boeken hebben ieder komische aspecten, het gekonkel in de buitenlandse dienst, de interne frictie in het medische noodteam dan wel het gebrek aan Europese fijngevoeligheid van de Afrikanen. Wie wil weten hoe Nederlanders zich in tropische landen gedragen moet Osinga en Groen lezen, wie meer wil weten over Afrika en Afrikanen moet bij Marcia Luyten terecht.


© 2004 Jan Dekker meer Jan Dekker - meer "De wereldliteratuur roept"
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Nederlanders in Afrika Jan Dekker
0204VG Nederlanders in Afrika
 
Nederlanders staan, zoals bekend, immer klaar om de zeeën te bevaren en in het buitenland te werken. Die drang naar het exotische was in de 18e en 19e eeuw vooral gericht op Nederlands-Indië en de arme zusjes Suriname en Antillen totdat eerstgenoemde kolonie door de nieuwe machthebbers werd gesloten voor ons heilzame werk. Om de Nederlandse tropenervaring te bewaren werd in beleidskringen een min of meer bewuste keuze gemaakt om de aandacht te verleggen naar Oost Afrika.
 
Een groot aantal ontwikkelingswerkers, diplomaten en wetenschappelijke onderzoekers hebben hun sporen verdiend in Oost Afrika, met name in Kenia. Maar andere Oost Afrikaanse landen kregen ook aandacht, vooral Tanzania (onder Nyerere, een soort Den Uyl, die in sommige progressieve kringen nog steeds wordt betreurd) en Uganda (achtereenvolgens onder de stuurse Obote, de weinig betreurde Amin en de slimme Museveni). Minister Herfkens (ook weinig betreurd) heeft de ontwikkelingsrelatie met Kenia beëindigd omdat ze meende daarmee de interne politieke ontwikkelingen in het land te kunnen beïnvloeden. Maar er werd gefluisterd dat deze minister (die zelf nooit in een derde wereld land had gewerkt laat staan gewoond) zich vooral af wilde zetten tegen al die mensen met tropenervaring, die het altijd beter wisten dan zij. Inmiddels is Kenia, als ik het goed heb begrepen, weer terug op de lijst van zgn. concentratielanden. Het terugdraaien van een dergelijke ministeriele beslissing is waarschijnlijk een unicum.
 
De Engelse literatuur heeft een lange traditie van memoires van politici en bestuurders. Een interessante variant zijn de reminiscences van mensen in koloniale of buitenlandse dienst. Niet te verwarren met reisverhalen. Korte verblijven resulteren meestal in oppervlakkige observaties van reizigers die vol zijn van zichzelf of die op geleerde toon overschrijven uit het werk van voorgangers. Interessanter zijn de ervaringen van diplomaten, bestuurders, artsen en onderzoekers; mensen die lange tijd in een land wonen en werken. Het niveau van dergelijke boeken kan variëren van een verzameling oppervlakkige anekdotes tot een diepgaand tijdsbeeld.
 
Nederland kende deze traditie niet of nauwelijks. Als er al over ervaringen in Nederlands-Indië werd geschreven dan was het in romanvorm. De laatste decennia is dat veranderd en er verschijnen nogal wat ‘herinneringen’ van Nederlanders over hun verblijf en werk in tropische landen. Hilbert Kuik was een van de eersten en zeker niet de minste met zijn korte stukjes over Uganda (Vreemde Eend: Medicijnman in Afrika). Maar nog steeds wordt de romanvorm veel gebruikt, alhoewel nauwelijks verhuld, zodat de lezer meestal kan aannemen dat het om persoonlijke ervaringen gaat. Deze bespreking betreft de ervaringen van een diplomaat, een noodhulparts en een journaliste in respectievelijk Senegal, Tanzania en Rwanda.
 
Richard Osinga werd als jong diplomaat uitgestuurd naar Senegal en heeft een variant geschreven op het thema van de stuntelige jonge ambassademedewerker en zijn verwikkelingen met lokale samenleving en cultuur (Bor in Afrika, Querido 2003). Deze roman heeft twee verhaallijnen. De eerste is de interne memostrijd tussen de ambassadeur en het ministerie in Den Haag. Ze zijn voornamelijk bezig elkaar vliegen af te vangen omdat het zo lijkt te horen, maar ook om zich in te dekken tegen mogelijke kritiek. Dit deel van het boek is luchtig geschreven en vermakelijk. De tweede verhaallijn betreft een liefdesrelatie met de dochter van een lokale politicus. De verhouding van Bor, de hoofdfiguur, met deze lieftallige dame is van zijn kant volkomen onverplichtend – zoals te verwachten van een hedendaagse jonge Nederlander  – maar daar worden geen Afrikaanse harten mee gewonnen. Het is erger dat inzicht in deze Afrikaanse tegenspeelster ontbreekt, haar wensen en ambities en wat ze wel van deze Bor verwacht. De politieke ontwikkelingen achterhalen de romantische ontwikkelingen, maar ik geloof niet dat het wat zou zijn geworden.
 
De journaliste, Marcia Luyten, verbleef twee jaar in Rwanda. Ze zet deze getraumatiseerde samenleving scherp neer in een aantal portretten van: een welvarend zakenman die in het weekend zijn koeien als een soort levensvervulling verzorgt, een jonge man die een bedrijfje wil starten en het startkapitaal verkwist en de jonge man die eindelijk zal trouwen met zijn jeugdliefde maar dan de domme pech heeft dat een hoge functionaris zijn oog op haar laat vallen. En (gelukkig) maar één verhaal over de obligate engel van een vrouw die overgeleverd is aan het onberekenbare gedrag van haar echtgenoot dat zij gelaten ondergaat. Luyten schrijft ook over de omgang van blanken met de lokale bevolking (helaas te vaak het huispersoneel) en het harde feit dat vrijwel elk persoonlijk contact om geld draait. Ze beschrijft ook hoe buitenlanders ten prooi vallen aan de lokale chaos, zoals in het geval van een ernstig verkeersongeluk met dodelijk slachtoffer wanneer ‘witten’ plotseling geen verdediging meer hebben tegen de machinaties en chantage van de lokale bevolking en de lokale overheid (Afrika, Witte geef geld, Podium 2003).
 
De twee vorige schrijvers behoren tot de geprivilegieerde groep die met verblijfsvergoedingen een luxueus leven leiden in den vreemde (Luyten is partner van een ambassademedewerker), maar natuurlijk niet zonder de nodige spannende autotochten. Ad Groen, de derde schrijver, is een arts die bij tijd en wijlen wordt uitgezonden door noodhulporganisaties en Vertrapt Gras (Veen 2002) vertelt over zijn ervaringen in een vluchtelingenkamp in Tanzania. Deze roman is vol van ziekenhuisscenes en operaties die soms wel lukken en soms niet lukken wegens gebrek aan materiaal of onwillig personeel. Daarnaast, en ironisch beschreven, wordt veel aandacht besteed aan de onderlinge verhoudingen en spanningen binnen het medisch team, onder leiding van een verpleegkundige en haar echtgenoot. Dit stel professionele ontwikkelingswerkers zorgt goed voor zichzelf, net als de stafleden van internationale organisaties, die rondrijden in grote terreinwagens met de ramen dicht en de airconditioning en de muziek aan (Paul Theroux in Dark Safari heeft ook een broertje dood aan deze nieuwe koloniale heersers, die hij de agents of virtue noemt). Het is merkwaardig dat de enige schrijver waarvan de lezer het gevoel krijgt dat hij iets nuttigs doet blijkbaar karig betaald wordt en lullig behandeld wordt door zijn thuisorganisatie.
 
De drie schrijvers hebben ieder moeite om hun directe leefomgeving te overstijgen of het nu de diplomatieke dienst is, de medische noodhulp of het personeel rond het huis. Maar de drie boeken hebben ieder komische aspecten, het gekonkel in de buitenlandse dienst, de interne frictie in het medische noodteam dan wel het gebrek aan Europese fijngevoeligheid van de Afrikanen. Wie wil weten hoe Nederlanders zich in tropische landen gedragen moet Osinga en Groen lezen, wie meer wil weten over Afrika en Afrikanen moet bij Marcia Luyten terecht.
© 2004 Jan Dekker
powered by CJ2