archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
Distantie past Van Dis beter Frits Hoorweg

0904VG Van Dis
‘Stadsliefde, scènes in Parijs’, de nieuwe van Adriaan van Dis is een geweldig boek, veel beter dan ‘De wandelaar’ uit 2007, waar het enige verwantschap mee heeft. Van Dis woont al enige tijd (voornamelijk) in Parijs. Zijn ervaringen daar verwerkte hij om te beginnen in een boekenweekessay en vervolgens in de twee genoemde boeken.

‘De wandelaar’ werd eerder besproken in De Leunstoel *. Althans ik verwerkte mijn commentaar in een wandelstukje. Hoewel het een aardig boek was combineerde het distantie en engagement op een ongemakkelijke manier. De wandelaar observeert nu eenmaal en analyseert met mate. Door zijn distantie kan hij het zich permitteren vrijuit te speculeren over motieven en verwachtingen. Een romanschrijver daarentegen moet zich inleven in zijn hoofdpersonen. In ‘De wandelaar’ werd een poging gedaan die beide benaderingen te combineren en dat beviel mij in ieder geval maar met mate. Gelukkig heeft Van Dis nu gewoon gekozen voor distantie, hij observeert en doet dat in verschillende rollen.

Vaak wandelend, zomaar: ‘Ik liep weer eens door mijn oude elfde, het arrondissement waar ik drie keer eerder huurde, wat is het er keurig geworden.’ Of thematisch, bijvoorbeeld in de voetsporen van Louis Couperus: ‘Nederlands grootste dooie schrijver (inclusief de levenden). Nooit geweten dat ie in Parijs probeerde te wonen.’
In een ander verhaal is hij gewoon buurtbewoner: ‘Mijn uitzicht was goed voor vele fantasieën: twee kerktorens waar kogelgaten uit de Frans-Duitse oorlog nesten bieden aan tientallen duiven en een oude vrouw die de hele dag liep af te stoffen. Het uitklappen van haar stofdoek klonk als een koppel eenden op de vlucht, maar dat was niet de reden waarom ik mijn ogen niet van haar af kon houden. Ze was een naaktloopster.’

Dan weer is hij de welwillende gastheer die een oude kennis vergezelt op een tour langs eetgelegenheden waaraan deze goede herinneringen bewaart. Die kennis is veel minder gereserveerd dan de schrijver en wil overal graag even de keuken in. Zomaar, om de manschappen daar een hart onder de riem te steken. Tot zijn verrassing treft hij daar niet de Franse koks aan die hij vroeger gewend was er te vinden, maar ‘gekleurde medemensen’. Daar komt bij dat er onder hen juist in die periode arbeidsonrust broeit, een toevalligheid die tot een verrassende ontknoping leidt.

‘Parijs is de grootste Afrikaanse stad buiten Afrika.’ Zo begint een ander verhaal en als dit boek, gewild of ongewild, een thema heeft is het dat wel: de gemakken en ongemakken van de multiculturele samenleving. De schrijver wandelt door wijken waar weinig blanken komen, zeker niet als ze gekleed zijn als Van Dis gewend is te doen. (Bij ‘Pauw en Witteman’ hoorde ik hem als volgt reageren op de suggestie dat hij zich wat dat betreft aan de omstandigheden zou moeten aanpassen: ‘Als ik een trainingsbroek aandoe zie ik eruit als mijnheer Bolkestein die gaat tennissen.’) Tegen het einde van het boek laat hij zich op sleeptouw nemen door de zoon van zijn werkster. Die treedt op in illegale gevechten waarbij alles is toegestaan, en waarbij grote bedragen op het spel staan. Bedragen die overigens, blijkt uit het verhaal, niet noodzakelijkerwijs in de zak van de mensen in de ring terechtkomen. Het is een van de weinige verhalen in dit boek waarin de verteller toch enigszins geëngageerd raakt. Meestal speelt hij de rol van iemand die er graag bij zou willen horen maar daar ‘te bang en te burgerlijk’ voor is.

In het afsluitende verhaal mijmert hij over de vraag waarom hij zijn verblijf in Parijs, in weerwil van twijfels, toch steeds weer verlengt. Misschien is het wel juist omdat hij er figurant is (‘maar wel met de dubbelrol van luistervink en voyeur’). Een positie die hem blijkbaar wonderwel past.

Het boek is prachtig geïllustreerd, met foto’s van Tessa van der Waals en Frans Toet. Niet de geijkte plaatjes van toeristische attracties, maar een impressie van de beeldtaal die op straten en pleinen te vinden is. Aanplakbiljetten, graffiti, verkeersborden en aanwijzingen op het wegdek completeren het beeld dat de schrijver schetst.

Stadsliefde, scènes in Parijs, Augustus 2011, € 19,90
De uitgeverij gaf ons toestemming een illustratie uit het boek (pag. 47) te gebruiken.



© 2011 Frits Hoorweg meer Frits Hoorweg - meer "De wereldliteratuur roept" -
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Distantie past Van Dis beter Frits Hoorweg
0904VG Van Dis
‘Stadsliefde, scènes in Parijs’, de nieuwe van Adriaan van Dis is een geweldig boek, veel beter dan ‘De wandelaar’ uit 2007, waar het enige verwantschap mee heeft. Van Dis woont al enige tijd (voornamelijk) in Parijs. Zijn ervaringen daar verwerkte hij om te beginnen in een boekenweekessay en vervolgens in de twee genoemde boeken.

‘De wandelaar’ werd eerder besproken in De Leunstoel *. Althans ik verwerkte mijn commentaar in een wandelstukje. Hoewel het een aardig boek was combineerde het distantie en engagement op een ongemakkelijke manier. De wandelaar observeert nu eenmaal en analyseert met mate. Door zijn distantie kan hij het zich permitteren vrijuit te speculeren over motieven en verwachtingen. Een romanschrijver daarentegen moet zich inleven in zijn hoofdpersonen. In ‘De wandelaar’ werd een poging gedaan die beide benaderingen te combineren en dat beviel mij in ieder geval maar met mate. Gelukkig heeft Van Dis nu gewoon gekozen voor distantie, hij observeert en doet dat in verschillende rollen.

Vaak wandelend, zomaar: ‘Ik liep weer eens door mijn oude elfde, het arrondissement waar ik drie keer eerder huurde, wat is het er keurig geworden.’ Of thematisch, bijvoorbeeld in de voetsporen van Louis Couperus: ‘Nederlands grootste dooie schrijver (inclusief de levenden). Nooit geweten dat ie in Parijs probeerde te wonen.’
In een ander verhaal is hij gewoon buurtbewoner: ‘Mijn uitzicht was goed voor vele fantasieën: twee kerktorens waar kogelgaten uit de Frans-Duitse oorlog nesten bieden aan tientallen duiven en een oude vrouw die de hele dag liep af te stoffen. Het uitklappen van haar stofdoek klonk als een koppel eenden op de vlucht, maar dat was niet de reden waarom ik mijn ogen niet van haar af kon houden. Ze was een naaktloopster.’

Dan weer is hij de welwillende gastheer die een oude kennis vergezelt op een tour langs eetgelegenheden waaraan deze goede herinneringen bewaart. Die kennis is veel minder gereserveerd dan de schrijver en wil overal graag even de keuken in. Zomaar, om de manschappen daar een hart onder de riem te steken. Tot zijn verrassing treft hij daar niet de Franse koks aan die hij vroeger gewend was er te vinden, maar ‘gekleurde medemensen’. Daar komt bij dat er onder hen juist in die periode arbeidsonrust broeit, een toevalligheid die tot een verrassende ontknoping leidt.

‘Parijs is de grootste Afrikaanse stad buiten Afrika.’ Zo begint een ander verhaal en als dit boek, gewild of ongewild, een thema heeft is het dat wel: de gemakken en ongemakken van de multiculturele samenleving. De schrijver wandelt door wijken waar weinig blanken komen, zeker niet als ze gekleed zijn als Van Dis gewend is te doen. (Bij ‘Pauw en Witteman’ hoorde ik hem als volgt reageren op de suggestie dat hij zich wat dat betreft aan de omstandigheden zou moeten aanpassen: ‘Als ik een trainingsbroek aandoe zie ik eruit als mijnheer Bolkestein die gaat tennissen.’) Tegen het einde van het boek laat hij zich op sleeptouw nemen door de zoon van zijn werkster. Die treedt op in illegale gevechten waarbij alles is toegestaan, en waarbij grote bedragen op het spel staan. Bedragen die overigens, blijkt uit het verhaal, niet noodzakelijkerwijs in de zak van de mensen in de ring terechtkomen. Het is een van de weinige verhalen in dit boek waarin de verteller toch enigszins geëngageerd raakt. Meestal speelt hij de rol van iemand die er graag bij zou willen horen maar daar ‘te bang en te burgerlijk’ voor is.

In het afsluitende verhaal mijmert hij over de vraag waarom hij zijn verblijf in Parijs, in weerwil van twijfels, toch steeds weer verlengt. Misschien is het wel juist omdat hij er figurant is (‘maar wel met de dubbelrol van luistervink en voyeur’). Een positie die hem blijkbaar wonderwel past.

Het boek is prachtig geïllustreerd, met foto’s van Tessa van der Waals en Frans Toet. Niet de geijkte plaatjes van toeristische attracties, maar een impressie van de beeldtaal die op straten en pleinen te vinden is. Aanplakbiljetten, graffiti, verkeersborden en aanwijzingen op het wegdek completeren het beeld dat de schrijver schetst.

Stadsliefde, scènes in Parijs, Augustus 2011, € 19,90
De uitgeverij gaf ons toestemming een illustratie uit het boek (pag. 47) te gebruiken.

© 2011 Frits Hoorweg
powered by CJ2