archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
Bek dicht en dooreten! Mr. Pelham

0803VG Deborah1
De debuutroman van Deborah Klaassen

Hoe word ik iemand anders? Laura, 18 jaar, trekt na haar eindexamen naar Engeland om als au pair in een tandartsgezin uit te vinden wat ze nou eigenlijk wil, of liever nog: om Engels te worden. Prompt blijkt op het vliegveld haar koffer zoek en kan zij haar leven inderdaad helemaal opnieuw beginnen. En dan is daar ook nog de Horribele Herman die zich over de kofferloze wil ontfermen. Voor een roman is dat altijd nog maar het beste. Plezierige en onplezierige ontmoetingen, even pijnlijke als grappige voorvallen en met zelfkastijding en heftige seks doorspekte avonturen rijgen zich aaneen in Bek dicht en dooreten!, debuutroman van Deborah Klaassen. ‘Leiden, 1984’ zet je daar dan tussen haakjes achter.

Vader is dood, in het gastgezin vindt Laura een nieuwe Dad, de band met het vaderland moet verbroken, en niet te vergeten de Nederlander Herman die zich als een ontfermende pseudovader opdringt. Jaren geleden (was ’t om zijn roman Twee vrouwen te promoten?) bracht de onlangs met praal begraven schrijver Mulisch tijdens een spelletjesprogramma op tv te berde: ‘Snoep verstandig, eet meer Freud.’ Wat je daarvan mag denken, in dit boek van Deborah Klaassen wordt gesnoept als nooit tevoren. En Freud valt er volop te peuren.

De nieuwe Dad blijft ongegeneerd binnenstappen als Laura net staat te douchen of nog lekker vies en kleverig met een leuke jongen in bed ligt. Hem betrapt zij weer bij het botvieren van een hoogst gênant genoegentje. Tussen de zich opdringende halve vaderfiguur Herman en het meisje speelt zich het onnoemelijke af dat in de roman dan ook goeddeels verzwegen blijft. Geen wonder dat Laura’s tanden en kiezen zich beginnen te roeren. Eten, snoepen, suiker, bijten, bijten, pik, klinkt het binnensmonds zeuren, zieken en getreiter van gekke stemmetjes.

De dubbele apotheose is gruwelijk. Dad krijgt Laura – zonder verdoving – in zijn met bloed besmeurde tandartsstoel te liggen. En Herman? Nou ja: Laura zal zich van haar vaderland moeten losrukken. Met hand. En met tand.

Je reinste horror, maar Deborah Klaassen houdt het allemaal even fris en geestig. Zelf is ze op een goede dag ook naar Engeland overgestoken, niet om er na haar eindexamen au pair te worden, maar om er na haar studie filosofie en journalistiek in Leiden een master creative writing te volgen bij de inmiddels 79-jarige (maar toen nog 76-jarige) feministische sterauteur Fay Weldon. Die was vol lof over haar afstudeerscriptie Shut up and eat!, dat nu in de winkels ligt als Bek dicht en dooreten! Op 4 november vond de boekpresentatie plaats bij boekhandel Selexyz Kooyker in Leiden.

Hoe is dat nou: debutante?
Bevalt prima. Als je zegt dat je schrijver bent vragen mensen altijd een beetje meewarig of je al bent uitgegeven. Nu kan ik eindelijk zeggen: jazeker. Door uitgeverij Prometheus.

Druk met de publiciteit?
Nu ik in Nederland ben wel, ja. In cafés laat ik polaroidfoto’s slingeren van een opengesperde mond, met bloed besmeurd. De zieke geest die de foto opraapt vindt op de achterkant mijn website vermeld: www.BekDichtEnDooreten.nl.
Dan de interviews. Telefonisch afgenomen, maar toch heel geslaagd was het interview met het Leidse universiteitsblad Mare. Zelfs ik moest even slikken toen ik zag welk boekfragmentje ze erbij hadden gekozen: ‘Mijn lippen voor zijn gesausde lul'.
Verder reik ik voor ik terug naar Cardiff ga de Nieuwegeinse Literatuurprijs uit en geef ik een workshop op de Dag van de Internationale Studenten in het Congrescentrum in Den Haag.

Bek dicht en dooreten! begint vrij braaf en wordt steeds goorder. Het lijkt wel of je allengs ongeremder bent gaan schrijven.
Klopt. Maar dat is niet zozeer omdat ik mij als schrijfster ontwikkelde. Eigenlijk probeerde ik de lezer langzaam dronken te voeren, zodat je alles met hem kunt doen. Een aperitiefje, een wijntje hier, shotje daar, nog een wijntje, hartversterkertje… Als hij dan de volgende ochtend spijt heeft is dat niet mijn zaak.

Deborah, ik hoor ’t je zó zeggen: ‘Ik zal nooit vertaler worden!’
En nu heb ik zelf mijn eigen debuutroman uit het Engels vertaald. Tja. Tijdens mijn studie filosofie heb ik mij uitgebreid beziggehouden met de vertaalopvatting van Walter Benjamin, en er zelfs mijn eindscriptie aan gewijd. In menig opzicht is vertalen volgens Benjamin een zinloze onderneming, terwijl tegelijkertijd volgens hem alles vertalen is. Deze zinloosheid is mij onverdraaglijk. Op die manier vind ik vertalen onappetijtelijk, erger nog, het laat mij onverschillig. Dan schrijf ik liever iets nieuws.

Zo’n vertaling als de mijne zou een echte vertaler dan ook nooit mogen maken. Ik ben heel vrij met het oorspronkelijke werk omgegaan, en heb het boek eigenlijk gewoon opnieuw geschreven, maar dan in een andere taal. Er zijn ook hele nieuwe scènes bijgekomen.

Bij Prometheus heb ik tot mijn geluk een heel goede redactrice getroffen, Marscha. Ik heb met haar enorm kunnen lachen om het boek, en volgens mij begrijpt ze tot in de kleinste details waar het om gaat. Een voorbeeldje: ik schrijf geen mijn, maar m’n. En 'm’n' is meestal het eerste wat ze weghalen als ze een manuscript corrigeren. Maar mijn redactrice zag meteen dat het juist heel goed past bij de hoofdpersoon, een niet dramatisch intelligent maar wel lief achttienjarig meisje.

Ik dacht dat dit boek sterk autobiografisch was?
Moet ik mij daarin dan herkennen: niet dramatisch intelligent maar wel lief? Nee, het autobiografisch gehalte van dit boek is ongeveer nul.

Bek dicht en dooreten! ligt in de winkel bij de schappen ‘chicklit’.
Het is goed dat er een labeltje op zit, want dat verkoopt makkelijker. Zelf noem ik het liever een ‘literaire roman’. Ik ben ook niet bang dat mijn uitgever mij in dat hokje vastduwt. Volgend werk krijgt even lief weer een ander label.

Geen overstap naar de thriller?
Nee, daar moet je net iets mee hebben. En dat heb ik niet.

Porno, is dat een geijkt stijlmiddel binnen het chicklit-genre?
Nee, dat komt door mijn 'literaire opvoeding'. Het eerste literaire boek dat ik las was Terug naar Oegstgeest van Jan Wolkers, en daarna las ik meteen Ik Jan Cremer. Dus mij maak je niet wijs dat beestjes in boeken geen naam mogen hebben. Ik vond De avonden ook meteen geweldig, maar dat is toch anders. Je kan dat hele boek lezen, en nog weet je niet of die Frits van Egters wel een pielemoos heeft.
Turks Fruit heb ik zelfs nog stiekem moeten lezen. Het stond in de kast in de kamer van mijn broer. Daar heb ik het onder de dekens liggen lezen toen hij op Romereis was en ik een paar nachten in zijn kamer sliep omdat in mijn eigen slaapkamer nieuw parket werd gelegd.

Wat vinden je ouders er eigenlijk van?
Mijn moeder vond het maar moeilijk, die seksscènes van haar dochter. En geef haar eens ongelijk – al heb ik al die dingen niet meegemaakt, het zijn natuurlijk wel mijn fantasieën. De rest van het boek vindt zij wel mooi. Mijn vader heeft het boek ook niet bepaald voor zijn plezier gelezen, maar hij is wel trots op me omdat er blijkbaar toch een markt voor is.

Het heeft wel even geduurd voordat ik het ze heb laten lezen. Ik dacht: eerst een uitgeverij vinden, dan is het tenminste van bevoegde zijde ‘goed’ gekeurd en kunnen ze het niet meer uit mijn hoofd praten.

Hoe doe je dat nou dag aan dag, dat schrijven?
Ik word rond zes uur wakker, dan ontbijt ik met mijn vriend, die snel daarna naar zijn werk fietst. Daarna begin ik met lezen of met schrijven. Computer aan en typen. Ik kan op een dag zo'n 1500 woorden schrijven als ik hard werk. Dat was mijn streven toen ik mijn eerste roman schreef. Nu ben ik ook wel wat tijd kwijt aan promotie van het eerste boek. Ik lees minimaal één roman per week. Daarnaast lees of herlees ik filosofische teksten en neem ik wetenschappelijke artikelen door als die relevant zijn voor mijn nieuwe roman.

Vooraf heb ik in schema gebracht welke karakters er zijn en hoe ’t boek gaat lopen. Dat past allemaal in een eenvoudig Word-document: hoofdstukindeling, met per hoofdstuk een paar regeltjes tekst.

Van mijn tweede boek heb ik nu drie hoofdstukken af. De0803VG Deborah2 titel kan ik je nog niet geven, wel kan ik je vertellen dat ook dit boek bij mijn ouders in slechte aarde valt. Het gaat over Terry, een hermafrodiet die bij de Sociale Dienst werkt. Voor zijn vrienden en collega’s houdt hij zijn tweeslachtigheid verborgen, want wat gaat het ze aan? Maar wanneer Terry voor de eerste keer een relatie aangaat en merkt dat zijn partner hem probeert te definiëren kan hij de vragen niet langer ontlopen: wie ben ik? Wat ben ik? En wat ben ik niet? Als onderzoek heb ik net de autobiografie van Thea Hillman gelezen: Intersex – For Lack of a Better Word.
Kijk, mijn eerste roman ging al over identiteit: wat blijft er van je over als je afscheid neemt van je vaderland en moedertaal? Deze keer ga ik nog grondiger met het thema identiteit aan de slag. Mensen vragen een zwangere vrouw altijd: is het een jongen of is het een meisje? Tegenwoordig is het hip om te antwoorden: 'wat maakt dat nou uit? We houden evenveel van het kindje.' De moeder van mijn nieuwe hoofdpersoon moet datzelfde antwoord ook na de bevalling blijven geven. Terwijl het natuurlijk vreselijk veel uitmaakt. Geslacht gaat vooraf aan iedere andere bepaling van identiteit.
Ook mijn tweede boek schrijf ik in het Engels. Pas als het af is, ga ik het opnieuw schrijven in het Nederlands. Te dicht bij het origineel blijf ik niet. Zelfs dezelfde geest hoef ik niet te vatten. Want weet jij soms wat dat is: dezelfde geest?

Verder heb ik nog mijn eigen ‘ik jan cremer’ op stapel staan. Dat wordt een road-novel over twee gesjeesde punks, met als titel Het verkeerde doosje. Dat zet ik als een duoboek op samen met iemand die ik ken. Het eerste hoofdstuk is meteen lachen. Over een draadmodel dat met haar eerste op een modeshow zelfverdiende centen een paar keiharde prammen aanschaft. In één keer, pats boem, cup dubbel D. Over identiteit gesproken.

Ik werk tot een uur of vijf, de rest van de avond heb ik vrij om creatief in de keuken te zijn, horrorfilms te kijken en dat soort dingen. Schrijven doe ik vijf dagen per week. Maar niet in het weekend.

Waar heb je het weekend dan voor?
Dan zoek ik vrienden in Londen of Manchester op, maak ik een fietstocht door de Brecon Beacons, of ga ik naar het strand. Een paar weekenden geleden kwamen er een paar vrienden bij ons logeren en hebben we met zijn allen meegedaan aan de Men's Health Survival of the Fittest. Dat is 10 km rennen en om de kilometer is er een obstakel . Een muur of hooiberg waar je overheen moet klimmen, een modderveld met een net waar je op je buik onderdoor moet kruipen etc.
 
Bij je boekpresentatie zag ik je moeder met foto- en je vader met filmcamera in de weer. Klop je bij je trotse ouders aan voor financiële ondersteuning?
Nee, ik leef van mijn eigen spaarcenten. Na mijn master creative writing ben ik aan de slag gegaan als copywriter in Londen, bij een mediabureau aan Tottenham Court Road. Daar schreef ik voornamelijk advertorials. Dat zijn artikelen, verhaaltjes, nieuwsberichten met een geheime commerciële boodschap. Sluikreclame, dus. Het verhaal A backyard tragedy over twee slakken in mijn tuin is bijvoorbeeld een reclame voor een website over tuinieren. Het was een goedbetaalde maar zeer arbeidsintensieve job, die zich met mijn eigen schrijven moeilijk liet combineren. Hoewel. De hoofdpersoon in mijn tweede roman heeft thuis een konijntje. Eigenlijk zou ik een bekend merk konijnenvoer moeten voorstellen hun naam een paar keer te noemen. Ik zou de eerste niet zijn. The Bulgari Connection van Fay Weldon is ook een product placement roman.
Overigens doe ik wel nog zo'n twee dagen per week aan freelance copywriting voor het bedrijf waar ik eerst gewerkt heb.
 
Woon je nog in Londen?
Nee, ik ben verhuisd naar Cardiff. Ik ben daar terechtgekomen doordat mijn vriendje een jaar stage loopt bij GE Aviation. Freddie heet hij, en ik heb hem meteen de eerste week in Londen ontmoet. Ik ging met een Roemeens vriendinnetje naar het Arts Centre van de universiteit omdat je daar gratis limonade en koekjes kon krijgen. Met een drieliterfles vulden we onze plastic bekertjes, namen tegelijk een slok en ‘b-ww-èè-rgh’. Mier- en mierzoete aanmaaksiroop! We trokken allebei een heel vies gezicht en hadden pas toen door dat we bekeken werden door een heel knappe eerstejaars Aerospace Engeneering. Dubbele blunder! Ik moest toch even uitleggen dat we buitenlanders waren en niet hadden verwacht dat het aanmaaklimonade zou zijn. Voor ik het wist zaten we in het park te lunchen en vroeg ik hem om zijn nummer.

Je hebt gelijk de eerste de beste leuke jongen ingepakt?
De beste en de leukste. En toevallig de eerste. Voordeel van in Londen wonen was dat ik daar de hele dag in de pub kon zitten schrijven. Dat was de Portobello Gold aan de Portobello Road, waar Freddie werkte. Ik in mijn hoekje met mijn laptopje, en hij mij de hele dag zwarte koffie serveren. Lekker doorwerken. In Cardiff zit ik in mijn eentje thuis, en dat is best lastig, met de hele tijd die envelopjes onderin mijn beeldscherm. Weer een mailtje dat om antwoord schreeuwt. In The Gold had ik tenminste geen internet.

Inspiratie?
Mijn inspiratie haal ik overal vandaan, maar niet uit de werkelijkheid. Ik pluk ook geen mensen, typetjes of personages uit mijn eigen leven. Onder druk kom ik op de beste ideeën. Tijdsdruk is voor mij de grootste stimulans. De Engelse versie van mijn eerste boek, Shut up and eat!, daaraan ben ik half mei begonnen en begin september moest het klaar zijn; het was immers de eindscriptie van mijn cursus creative writing. Het resultaat ligt nu in de boekhandel.

Maar nee, dingen uit het echte leven zijn voor mij heel moeilijk te verwerken. Godfried Bomans zei al: ‘Een schrijver wordt pas interessant als hij begint te liegen.’ Geen van de personages in Bek dicht en dooreten! is aan de werkelijkheid ontleend. Oók Horrible Herman niet.

De personages construeer ik met behulp van MBTI, de Myers-Briggs Type Indicator. Dat is een indeling van karakters in zestien categorieën, op basis van vier constante kenmerken. Het eerste onderscheid dat gemaakt wordt is of je Extrovert of Introvert (E of I) bent. Ten tweede wordt er onderscheid gemaakt of je je op feiten richt of op je intuïtie afgaat en patronen zoekt, en ben je Sensing of iNtuitive (S of N). Ten derde wordt bepaald of je beslissingen vooral gebaseerd zijn op rationele overwegingen of op gevoel en kun je Thinking of Feeling (T of F) zijn. Ten slotte wordt bepaald of je het liefst al je afspraken van te voren goed plant (Judging), of dat je liever spontaan leeft (Perceiving). Laura, de hoofdpersoon van mijn roman, heeft een ander MBTI profiel dan ik. Ze is ISFP, zelf ben ik ESTP. Ik zou ook heel anders reageren als ik in de situaties terecht zou komen waar zij mee te maken heeft.

Ik lees heel veel, en vraag mij daarbij altijd af: hoe zou ik het anders doen? Zo trekt Stephen King graag honderden badzijden voor zijn boeken uit. Green Mile, dat gaat mij te lang duren. Geef mij dan liever Ryu Murakami, dat is de broer van Haruki Murakami. Die schrijft ook horror, maar valt meteen met de deur in huis. Al op de eerste bladzijde van zijn roman Piercing hangt een jonge vader met een ijspriem over de wieg van zijn baby, en laat de punt over het blozende wangetje glijden: ‘Hoe zou ’t zijn, als ik…’

In het Engels schrijven, ook je tweede boek. Dat lijkt een omweg. Wil je ook een Engels schrijfster worden?
Ja, mijn nieuwe boek schrijf ik ook in het Engels. Als ik in Engeland ben denk ik namelijk in het Engels, omdat iedereen om me heen het ook spreekt. Dat gaat vanzelf. Als mijn boeken ook in Engeland uitgegeven worden mag ik wel oppassen dat ik geen gaten in mijn sokken krijg, want dan ga ik waarschijnlijk wel even naast mijn schoenen lopen.

Deborah Klaassen draagt voor uit eigen werk op YouTube: www.youtube.com/watch?v=I1Gvm3luxpk
 
*************************
Abonneert u op de Nieuwsbrief.


© 2010 Mr. Pelham meer Mr. Pelham - meer "De wereldliteratuur roept"
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Bek dicht en dooreten! Mr. Pelham
0803VG Deborah1
De debuutroman van Deborah Klaassen

Hoe word ik iemand anders? Laura, 18 jaar, trekt na haar eindexamen naar Engeland om als au pair in een tandartsgezin uit te vinden wat ze nou eigenlijk wil, of liever nog: om Engels te worden. Prompt blijkt op het vliegveld haar koffer zoek en kan zij haar leven inderdaad helemaal opnieuw beginnen. En dan is daar ook nog de Horribele Herman die zich over de kofferloze wil ontfermen. Voor een roman is dat altijd nog maar het beste. Plezierige en onplezierige ontmoetingen, even pijnlijke als grappige voorvallen en met zelfkastijding en heftige seks doorspekte avonturen rijgen zich aaneen in Bek dicht en dooreten!, debuutroman van Deborah Klaassen. ‘Leiden, 1984’ zet je daar dan tussen haakjes achter.

Vader is dood, in het gastgezin vindt Laura een nieuwe Dad, de band met het vaderland moet verbroken, en niet te vergeten de Nederlander Herman die zich als een ontfermende pseudovader opdringt. Jaren geleden (was ’t om zijn roman Twee vrouwen te promoten?) bracht de onlangs met praal begraven schrijver Mulisch tijdens een spelletjesprogramma op tv te berde: ‘Snoep verstandig, eet meer Freud.’ Wat je daarvan mag denken, in dit boek van Deborah Klaassen wordt gesnoept als nooit tevoren. En Freud valt er volop te peuren.

De nieuwe Dad blijft ongegeneerd binnenstappen als Laura net staat te douchen of nog lekker vies en kleverig met een leuke jongen in bed ligt. Hem betrapt zij weer bij het botvieren van een hoogst gênant genoegentje. Tussen de zich opdringende halve vaderfiguur Herman en het meisje speelt zich het onnoemelijke af dat in de roman dan ook goeddeels verzwegen blijft. Geen wonder dat Laura’s tanden en kiezen zich beginnen te roeren. Eten, snoepen, suiker, bijten, bijten, pik, klinkt het binnensmonds zeuren, zieken en getreiter van gekke stemmetjes.

De dubbele apotheose is gruwelijk. Dad krijgt Laura – zonder verdoving – in zijn met bloed besmeurde tandartsstoel te liggen. En Herman? Nou ja: Laura zal zich van haar vaderland moeten losrukken. Met hand. En met tand.

Je reinste horror, maar Deborah Klaassen houdt het allemaal even fris en geestig. Zelf is ze op een goede dag ook naar Engeland overgestoken, niet om er na haar eindexamen au pair te worden, maar om er na haar studie filosofie en journalistiek in Leiden een master creative writing te volgen bij de inmiddels 79-jarige (maar toen nog 76-jarige) feministische sterauteur Fay Weldon. Die was vol lof over haar afstudeerscriptie Shut up and eat!, dat nu in de winkels ligt als Bek dicht en dooreten! Op 4 november vond de boekpresentatie plaats bij boekhandel Selexyz Kooyker in Leiden.

Hoe is dat nou: debutante?
Bevalt prima. Als je zegt dat je schrijver bent vragen mensen altijd een beetje meewarig of je al bent uitgegeven. Nu kan ik eindelijk zeggen: jazeker. Door uitgeverij Prometheus.

Druk met de publiciteit?
Nu ik in Nederland ben wel, ja. In cafés laat ik polaroidfoto’s slingeren van een opengesperde mond, met bloed besmeurd. De zieke geest die de foto opraapt vindt op de achterkant mijn website vermeld: www.BekDichtEnDooreten.nl.
Dan de interviews. Telefonisch afgenomen, maar toch heel geslaagd was het interview met het Leidse universiteitsblad Mare. Zelfs ik moest even slikken toen ik zag welk boekfragmentje ze erbij hadden gekozen: ‘Mijn lippen voor zijn gesausde lul'.
Verder reik ik voor ik terug naar Cardiff ga de Nieuwegeinse Literatuurprijs uit en geef ik een workshop op de Dag van de Internationale Studenten in het Congrescentrum in Den Haag.

Bek dicht en dooreten! begint vrij braaf en wordt steeds goorder. Het lijkt wel of je allengs ongeremder bent gaan schrijven.
Klopt. Maar dat is niet zozeer omdat ik mij als schrijfster ontwikkelde. Eigenlijk probeerde ik de lezer langzaam dronken te voeren, zodat je alles met hem kunt doen. Een aperitiefje, een wijntje hier, shotje daar, nog een wijntje, hartversterkertje… Als hij dan de volgende ochtend spijt heeft is dat niet mijn zaak.

Deborah, ik hoor ’t je zó zeggen: ‘Ik zal nooit vertaler worden!’
En nu heb ik zelf mijn eigen debuutroman uit het Engels vertaald. Tja. Tijdens mijn studie filosofie heb ik mij uitgebreid beziggehouden met de vertaalopvatting van Walter Benjamin, en er zelfs mijn eindscriptie aan gewijd. In menig opzicht is vertalen volgens Benjamin een zinloze onderneming, terwijl tegelijkertijd volgens hem alles vertalen is. Deze zinloosheid is mij onverdraaglijk. Op die manier vind ik vertalen onappetijtelijk, erger nog, het laat mij onverschillig. Dan schrijf ik liever iets nieuws.

Zo’n vertaling als de mijne zou een echte vertaler dan ook nooit mogen maken. Ik ben heel vrij met het oorspronkelijke werk omgegaan, en heb het boek eigenlijk gewoon opnieuw geschreven, maar dan in een andere taal. Er zijn ook hele nieuwe scènes bijgekomen.

Bij Prometheus heb ik tot mijn geluk een heel goede redactrice getroffen, Marscha. Ik heb met haar enorm kunnen lachen om het boek, en volgens mij begrijpt ze tot in de kleinste details waar het om gaat. Een voorbeeldje: ik schrijf geen mijn, maar m’n. En 'm’n' is meestal het eerste wat ze weghalen als ze een manuscript corrigeren. Maar mijn redactrice zag meteen dat het juist heel goed past bij de hoofdpersoon, een niet dramatisch intelligent maar wel lief achttienjarig meisje.

Ik dacht dat dit boek sterk autobiografisch was?
Moet ik mij daarin dan herkennen: niet dramatisch intelligent maar wel lief? Nee, het autobiografisch gehalte van dit boek is ongeveer nul.

Bek dicht en dooreten! ligt in de winkel bij de schappen ‘chicklit’.
Het is goed dat er een labeltje op zit, want dat verkoopt makkelijker. Zelf noem ik het liever een ‘literaire roman’. Ik ben ook niet bang dat mijn uitgever mij in dat hokje vastduwt. Volgend werk krijgt even lief weer een ander label.

Geen overstap naar de thriller?
Nee, daar moet je net iets mee hebben. En dat heb ik niet.

Porno, is dat een geijkt stijlmiddel binnen het chicklit-genre?
Nee, dat komt door mijn 'literaire opvoeding'. Het eerste literaire boek dat ik las was Terug naar Oegstgeest van Jan Wolkers, en daarna las ik meteen Ik Jan Cremer. Dus mij maak je niet wijs dat beestjes in boeken geen naam mogen hebben. Ik vond De avonden ook meteen geweldig, maar dat is toch anders. Je kan dat hele boek lezen, en nog weet je niet of die Frits van Egters wel een pielemoos heeft.
Turks Fruit heb ik zelfs nog stiekem moeten lezen. Het stond in de kast in de kamer van mijn broer. Daar heb ik het onder de dekens liggen lezen toen hij op Romereis was en ik een paar nachten in zijn kamer sliep omdat in mijn eigen slaapkamer nieuw parket werd gelegd.

Wat vinden je ouders er eigenlijk van?
Mijn moeder vond het maar moeilijk, die seksscènes van haar dochter. En geef haar eens ongelijk – al heb ik al die dingen niet meegemaakt, het zijn natuurlijk wel mijn fantasieën. De rest van het boek vindt zij wel mooi. Mijn vader heeft het boek ook niet bepaald voor zijn plezier gelezen, maar hij is wel trots op me omdat er blijkbaar toch een markt voor is.

Het heeft wel even geduurd voordat ik het ze heb laten lezen. Ik dacht: eerst een uitgeverij vinden, dan is het tenminste van bevoegde zijde ‘goed’ gekeurd en kunnen ze het niet meer uit mijn hoofd praten.

Hoe doe je dat nou dag aan dag, dat schrijven?
Ik word rond zes uur wakker, dan ontbijt ik met mijn vriend, die snel daarna naar zijn werk fietst. Daarna begin ik met lezen of met schrijven. Computer aan en typen. Ik kan op een dag zo'n 1500 woorden schrijven als ik hard werk. Dat was mijn streven toen ik mijn eerste roman schreef. Nu ben ik ook wel wat tijd kwijt aan promotie van het eerste boek. Ik lees minimaal één roman per week. Daarnaast lees of herlees ik filosofische teksten en neem ik wetenschappelijke artikelen door als die relevant zijn voor mijn nieuwe roman.

Vooraf heb ik in schema gebracht welke karakters er zijn en hoe ’t boek gaat lopen. Dat past allemaal in een eenvoudig Word-document: hoofdstukindeling, met per hoofdstuk een paar regeltjes tekst.

Van mijn tweede boek heb ik nu drie hoofdstukken af. De0803VG Deborah2 titel kan ik je nog niet geven, wel kan ik je vertellen dat ook dit boek bij mijn ouders in slechte aarde valt. Het gaat over Terry, een hermafrodiet die bij de Sociale Dienst werkt. Voor zijn vrienden en collega’s houdt hij zijn tweeslachtigheid verborgen, want wat gaat het ze aan? Maar wanneer Terry voor de eerste keer een relatie aangaat en merkt dat zijn partner hem probeert te definiëren kan hij de vragen niet langer ontlopen: wie ben ik? Wat ben ik? En wat ben ik niet? Als onderzoek heb ik net de autobiografie van Thea Hillman gelezen: Intersex – For Lack of a Better Word.
Kijk, mijn eerste roman ging al over identiteit: wat blijft er van je over als je afscheid neemt van je vaderland en moedertaal? Deze keer ga ik nog grondiger met het thema identiteit aan de slag. Mensen vragen een zwangere vrouw altijd: is het een jongen of is het een meisje? Tegenwoordig is het hip om te antwoorden: 'wat maakt dat nou uit? We houden evenveel van het kindje.' De moeder van mijn nieuwe hoofdpersoon moet datzelfde antwoord ook na de bevalling blijven geven. Terwijl het natuurlijk vreselijk veel uitmaakt. Geslacht gaat vooraf aan iedere andere bepaling van identiteit.
Ook mijn tweede boek schrijf ik in het Engels. Pas als het af is, ga ik het opnieuw schrijven in het Nederlands. Te dicht bij het origineel blijf ik niet. Zelfs dezelfde geest hoef ik niet te vatten. Want weet jij soms wat dat is: dezelfde geest?

Verder heb ik nog mijn eigen ‘ik jan cremer’ op stapel staan. Dat wordt een road-novel over twee gesjeesde punks, met als titel Het verkeerde doosje. Dat zet ik als een duoboek op samen met iemand die ik ken. Het eerste hoofdstuk is meteen lachen. Over een draadmodel dat met haar eerste op een modeshow zelfverdiende centen een paar keiharde prammen aanschaft. In één keer, pats boem, cup dubbel D. Over identiteit gesproken.

Ik werk tot een uur of vijf, de rest van de avond heb ik vrij om creatief in de keuken te zijn, horrorfilms te kijken en dat soort dingen. Schrijven doe ik vijf dagen per week. Maar niet in het weekend.

Waar heb je het weekend dan voor?
Dan zoek ik vrienden in Londen of Manchester op, maak ik een fietstocht door de Brecon Beacons, of ga ik naar het strand. Een paar weekenden geleden kwamen er een paar vrienden bij ons logeren en hebben we met zijn allen meegedaan aan de Men's Health Survival of the Fittest. Dat is 10 km rennen en om de kilometer is er een obstakel . Een muur of hooiberg waar je overheen moet klimmen, een modderveld met een net waar je op je buik onderdoor moet kruipen etc.
 
Bij je boekpresentatie zag ik je moeder met foto- en je vader met filmcamera in de weer. Klop je bij je trotse ouders aan voor financiële ondersteuning?
Nee, ik leef van mijn eigen spaarcenten. Na mijn master creative writing ben ik aan de slag gegaan als copywriter in Londen, bij een mediabureau aan Tottenham Court Road. Daar schreef ik voornamelijk advertorials. Dat zijn artikelen, verhaaltjes, nieuwsberichten met een geheime commerciële boodschap. Sluikreclame, dus. Het verhaal A backyard tragedy over twee slakken in mijn tuin is bijvoorbeeld een reclame voor een website over tuinieren. Het was een goedbetaalde maar zeer arbeidsintensieve job, die zich met mijn eigen schrijven moeilijk liet combineren. Hoewel. De hoofdpersoon in mijn tweede roman heeft thuis een konijntje. Eigenlijk zou ik een bekend merk konijnenvoer moeten voorstellen hun naam een paar keer te noemen. Ik zou de eerste niet zijn. The Bulgari Connection van Fay Weldon is ook een product placement roman.
Overigens doe ik wel nog zo'n twee dagen per week aan freelance copywriting voor het bedrijf waar ik eerst gewerkt heb.
 
Woon je nog in Londen?
Nee, ik ben verhuisd naar Cardiff. Ik ben daar terechtgekomen doordat mijn vriendje een jaar stage loopt bij GE Aviation. Freddie heet hij, en ik heb hem meteen de eerste week in Londen ontmoet. Ik ging met een Roemeens vriendinnetje naar het Arts Centre van de universiteit omdat je daar gratis limonade en koekjes kon krijgen. Met een drieliterfles vulden we onze plastic bekertjes, namen tegelijk een slok en ‘b-ww-èè-rgh’. Mier- en mierzoete aanmaaksiroop! We trokken allebei een heel vies gezicht en hadden pas toen door dat we bekeken werden door een heel knappe eerstejaars Aerospace Engeneering. Dubbele blunder! Ik moest toch even uitleggen dat we buitenlanders waren en niet hadden verwacht dat het aanmaaklimonade zou zijn. Voor ik het wist zaten we in het park te lunchen en vroeg ik hem om zijn nummer.

Je hebt gelijk de eerste de beste leuke jongen ingepakt?
De beste en de leukste. En toevallig de eerste. Voordeel van in Londen wonen was dat ik daar de hele dag in de pub kon zitten schrijven. Dat was de Portobello Gold aan de Portobello Road, waar Freddie werkte. Ik in mijn hoekje met mijn laptopje, en hij mij de hele dag zwarte koffie serveren. Lekker doorwerken. In Cardiff zit ik in mijn eentje thuis, en dat is best lastig, met de hele tijd die envelopjes onderin mijn beeldscherm. Weer een mailtje dat om antwoord schreeuwt. In The Gold had ik tenminste geen internet.

Inspiratie?
Mijn inspiratie haal ik overal vandaan, maar niet uit de werkelijkheid. Ik pluk ook geen mensen, typetjes of personages uit mijn eigen leven. Onder druk kom ik op de beste ideeën. Tijdsdruk is voor mij de grootste stimulans. De Engelse versie van mijn eerste boek, Shut up and eat!, daaraan ben ik half mei begonnen en begin september moest het klaar zijn; het was immers de eindscriptie van mijn cursus creative writing. Het resultaat ligt nu in de boekhandel.

Maar nee, dingen uit het echte leven zijn voor mij heel moeilijk te verwerken. Godfried Bomans zei al: ‘Een schrijver wordt pas interessant als hij begint te liegen.’ Geen van de personages in Bek dicht en dooreten! is aan de werkelijkheid ontleend. Oók Horrible Herman niet.

De personages construeer ik met behulp van MBTI, de Myers-Briggs Type Indicator. Dat is een indeling van karakters in zestien categorieën, op basis van vier constante kenmerken. Het eerste onderscheid dat gemaakt wordt is of je Extrovert of Introvert (E of I) bent. Ten tweede wordt er onderscheid gemaakt of je je op feiten richt of op je intuïtie afgaat en patronen zoekt, en ben je Sensing of iNtuitive (S of N). Ten derde wordt bepaald of je beslissingen vooral gebaseerd zijn op rationele overwegingen of op gevoel en kun je Thinking of Feeling (T of F) zijn. Ten slotte wordt bepaald of je het liefst al je afspraken van te voren goed plant (Judging), of dat je liever spontaan leeft (Perceiving). Laura, de hoofdpersoon van mijn roman, heeft een ander MBTI profiel dan ik. Ze is ISFP, zelf ben ik ESTP. Ik zou ook heel anders reageren als ik in de situaties terecht zou komen waar zij mee te maken heeft.

Ik lees heel veel, en vraag mij daarbij altijd af: hoe zou ik het anders doen? Zo trekt Stephen King graag honderden badzijden voor zijn boeken uit. Green Mile, dat gaat mij te lang duren. Geef mij dan liever Ryu Murakami, dat is de broer van Haruki Murakami. Die schrijft ook horror, maar valt meteen met de deur in huis. Al op de eerste bladzijde van zijn roman Piercing hangt een jonge vader met een ijspriem over de wieg van zijn baby, en laat de punt over het blozende wangetje glijden: ‘Hoe zou ’t zijn, als ik…’

In het Engels schrijven, ook je tweede boek. Dat lijkt een omweg. Wil je ook een Engels schrijfster worden?
Ja, mijn nieuwe boek schrijf ik ook in het Engels. Als ik in Engeland ben denk ik namelijk in het Engels, omdat iedereen om me heen het ook spreekt. Dat gaat vanzelf. Als mijn boeken ook in Engeland uitgegeven worden mag ik wel oppassen dat ik geen gaten in mijn sokken krijg, want dan ga ik waarschijnlijk wel even naast mijn schoenen lopen.

Deborah Klaassen draagt voor uit eigen werk op YouTube: www.youtube.com/watch?v=I1Gvm3luxpk
 
*************************
Abonneert u op de Nieuwsbrief.
© 2010 Mr. Pelham
powered by CJ2