archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
Deze tomeloze tijd Gerbrand Muller

0712VG Klok
‘En toch, dit vooruitzicht van een aan haar eigen dynamiek overgelaten cultuurwereld, van een nog altijd stijgende beheersing van de natuur, een steeds vollediger en onmiddellijker publiciteit van al het gebeuren is veeleer een schrikbeeld, dan dat het de belofte inhouden zou van een gezuiverde, herstelde en verhoogde cultuur. Het roept slechts voorstellingen op van ondragelijke overlading en van slavernij van de geest. Sinds geruime tijd geeft die verwachting van een zich nog steeds verder ontplooiende beschaving ons de bange vraag in: maar is het cultuurproces, dat wij beleven, er niet een van barbarisering?’

Dit schreef Johan Huizinga in het voorlaatste hoofdstuk van zijn In de schaduwen van morgen (1935). Hoe zou zijn antwoord op de bange vraag hebben geluid als hij nu, driekwart eeuw later, nog even naar de wereld had mogen terugkeren? En wie zou nu nog voor dat antwoord belangstelling hebben? We zijn gewoon geraakt de voordelen te zien van de cruciale uitvindingen van de laatste vijftig jaar, die Huizinga niet meer heeft meegemaakt: de televisie, de persoonlijke computer, internet. De televisie verhoogt de algemene ontwikkeling, verruimt de blik, betrekt een groter publiek gewild of ongewild bij discussies over sociale, culturele en politieke kwesties. De persoonlijke computer en de elektronische communicatie via internet brengen iedereen in contact met iedereen en verschaffen toegang tot een verbijsterende, tot in het schier oneindige uitdijende hoeveelheid kennis en cultureel erfgoed. Mocht iemand dit nog niet mooi genoeg vinden, dan kan hem gewezen worden op de ongekende mogelijkheden die de computer heeft geopend voor de analyse van onderzoekmateriaal op alle wetenschapsgebieden. De televisie en de digitale elektronica hebben ook nadelen, geen verstandig mens zal daar de ogen voor sluiten, maar voorzover die niet te ondervangen zijn heeft het weinig zin er lang bij stil te staan, want er is geen weg terug: beeldscherm en elektronische schakelingen bepalen in het vervolg over de hele wereld de orde en het ritme van de dag.

In het morgen van Huizinga valt te leven. Niemand hoeft zich meer te vervelen. Ogen en oren worden voortdurend beziggehouden en wie zich ergert aan de klankenbrouwsels die de publieke ruimte hier en daar vervult, of zich vertwijfeld afvraagt in wat voor tijd hij leeft na een zoektocht langs de kanalen van de TV of een tocht door internet-wonderland (voor zijn gesloten ogen verschijnen nog witte tanden in vrouwenmonden, zonnebrillen, zonovergoten stranden met palmen, brandende auto’s, bankbiljetten die veranderen in een ronddraaiende roulette), kan zich beter bij het onvermijdelijke neerleggen, of, nog verstandiger, zich in navolging van de makers en voorvechters van multimediale kunst en communicatie in het nieuwe verheugen*). Is het eigenlijk niet vreemd en onnatuurlijk om bij communicatie in geschrifte of met behulp van beelden maar één van de vijf menselijke zintuigen te gebruiken? Ligt het niet veel meer voor de hand om zicht, gehoor, tastzin, reuk en smaak te integreren? Het streven daarnaar is niet nieuw, maar de digitale technologie biedt mogelijkheden waarvan kort geleden nog niemand had kunnen dromen.

Toch nog even kijken wat Huizinga schreef: ‘De radio is, ook afgezien van deze niet onvermijdelijke gebreken, een vertraagde en beperkte vorm van kennisopneming. Voor het tempo van onze tijd is het gesproken woord veel te omslachtig. Lezen is de fijnere cultuurfunctie. De geest neemt lezende veel sneller op, hij kiest voortdurend, hij spant zich, hij slaat over, hij pauzeert en denkt na, duizend geestesbewegingen in een minuut, die de horende ontzegd zijn.’ (In de schaduwen van morgen, voorlaatste hoofdstuk.)
Huizinga, nog opgegroeid vóór het tijdperk van de multimediale communicatiemiddelen, kon weten wat het is om gedurende langere tijd ongestoord, geconcentreerd lezend kennis op te nemen. Maar laten we zijn woorden maar gauw vergeten, want Huizinga’s tijd komt nooit meer terug.

Ik verwens deze tijd, maar het is míjn tijd, ik ben ermee vergroeid. Ik verlang niets liever dan uren achter elkaar ongestoord een boek te lezen, maar ik zou het al niet meer kunnen. Ik ben gewend geraakt te worden onderbroken bij alles wat ik doe. Het ene moment met het ene bezig te zijn en het volgende moment met het andere. Ervan doordrongen te zijn dat de klok niet stilstaat en dat het ene ding waarmee ik bezig ben maakt dat andere dingen moeten wachten. Ik haat het, maar ik weet bijna niet meer beter. Ik omarm deze tijd, zo vreemd als hij me is. Ik verbeeld me zelfs dat ik met mijn tijd meega - zo goed en zo kwaad als het gaat. Soms gaat het kwaad, want de gang van de tijd wordt bepaald door de verworvenheden van de techniek en nieuwe technologische uitvindingen vervullen me tegen beter weten altijd weer met wantrouwen.
Over dat laatste een volgende keer meer.

*) Maar laat hij daarbij zijn vreugde niet bederven door het gejongleer met termen als multimedialiteit, conceptualiteit, singulariteit, interculturaliteit, interdisciplinariteit, interactiviteit, intervisualiteit...
 
************************
Nieuwsgierig naar de uitgaven
van uitgeverij De Sneeuwstorm?
Verwen uzelf en vraag gratis
Het laatste Vlugschrift aan via:


© 2010 Gerbrand Muller meer Gerbrand Muller - meer "De wereldliteratuur roept" -
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Deze tomeloze tijd Gerbrand Muller
0712VG Klok
‘En toch, dit vooruitzicht van een aan haar eigen dynamiek overgelaten cultuurwereld, van een nog altijd stijgende beheersing van de natuur, een steeds vollediger en onmiddellijker publiciteit van al het gebeuren is veeleer een schrikbeeld, dan dat het de belofte inhouden zou van een gezuiverde, herstelde en verhoogde cultuur. Het roept slechts voorstellingen op van ondragelijke overlading en van slavernij van de geest. Sinds geruime tijd geeft die verwachting van een zich nog steeds verder ontplooiende beschaving ons de bange vraag in: maar is het cultuurproces, dat wij beleven, er niet een van barbarisering?’

Dit schreef Johan Huizinga in het voorlaatste hoofdstuk van zijn In de schaduwen van morgen (1935). Hoe zou zijn antwoord op de bange vraag hebben geluid als hij nu, driekwart eeuw later, nog even naar de wereld had mogen terugkeren? En wie zou nu nog voor dat antwoord belangstelling hebben? We zijn gewoon geraakt de voordelen te zien van de cruciale uitvindingen van de laatste vijftig jaar, die Huizinga niet meer heeft meegemaakt: de televisie, de persoonlijke computer, internet. De televisie verhoogt de algemene ontwikkeling, verruimt de blik, betrekt een groter publiek gewild of ongewild bij discussies over sociale, culturele en politieke kwesties. De persoonlijke computer en de elektronische communicatie via internet brengen iedereen in contact met iedereen en verschaffen toegang tot een verbijsterende, tot in het schier oneindige uitdijende hoeveelheid kennis en cultureel erfgoed. Mocht iemand dit nog niet mooi genoeg vinden, dan kan hem gewezen worden op de ongekende mogelijkheden die de computer heeft geopend voor de analyse van onderzoekmateriaal op alle wetenschapsgebieden. De televisie en de digitale elektronica hebben ook nadelen, geen verstandig mens zal daar de ogen voor sluiten, maar voorzover die niet te ondervangen zijn heeft het weinig zin er lang bij stil te staan, want er is geen weg terug: beeldscherm en elektronische schakelingen bepalen in het vervolg over de hele wereld de orde en het ritme van de dag.

In het morgen van Huizinga valt te leven. Niemand hoeft zich meer te vervelen. Ogen en oren worden voortdurend beziggehouden en wie zich ergert aan de klankenbrouwsels die de publieke ruimte hier en daar vervult, of zich vertwijfeld afvraagt in wat voor tijd hij leeft na een zoektocht langs de kanalen van de TV of een tocht door internet-wonderland (voor zijn gesloten ogen verschijnen nog witte tanden in vrouwenmonden, zonnebrillen, zonovergoten stranden met palmen, brandende auto’s, bankbiljetten die veranderen in een ronddraaiende roulette), kan zich beter bij het onvermijdelijke neerleggen, of, nog verstandiger, zich in navolging van de makers en voorvechters van multimediale kunst en communicatie in het nieuwe verheugen*). Is het eigenlijk niet vreemd en onnatuurlijk om bij communicatie in geschrifte of met behulp van beelden maar één van de vijf menselijke zintuigen te gebruiken? Ligt het niet veel meer voor de hand om zicht, gehoor, tastzin, reuk en smaak te integreren? Het streven daarnaar is niet nieuw, maar de digitale technologie biedt mogelijkheden waarvan kort geleden nog niemand had kunnen dromen.

Toch nog even kijken wat Huizinga schreef: ‘De radio is, ook afgezien van deze niet onvermijdelijke gebreken, een vertraagde en beperkte vorm van kennisopneming. Voor het tempo van onze tijd is het gesproken woord veel te omslachtig. Lezen is de fijnere cultuurfunctie. De geest neemt lezende veel sneller op, hij kiest voortdurend, hij spant zich, hij slaat over, hij pauzeert en denkt na, duizend geestesbewegingen in een minuut, die de horende ontzegd zijn.’ (In de schaduwen van morgen, voorlaatste hoofdstuk.)
Huizinga, nog opgegroeid vóór het tijdperk van de multimediale communicatiemiddelen, kon weten wat het is om gedurende langere tijd ongestoord, geconcentreerd lezend kennis op te nemen. Maar laten we zijn woorden maar gauw vergeten, want Huizinga’s tijd komt nooit meer terug.

Ik verwens deze tijd, maar het is míjn tijd, ik ben ermee vergroeid. Ik verlang niets liever dan uren achter elkaar ongestoord een boek te lezen, maar ik zou het al niet meer kunnen. Ik ben gewend geraakt te worden onderbroken bij alles wat ik doe. Het ene moment met het ene bezig te zijn en het volgende moment met het andere. Ervan doordrongen te zijn dat de klok niet stilstaat en dat het ene ding waarmee ik bezig ben maakt dat andere dingen moeten wachten. Ik haat het, maar ik weet bijna niet meer beter. Ik omarm deze tijd, zo vreemd als hij me is. Ik verbeeld me zelfs dat ik met mijn tijd meega - zo goed en zo kwaad als het gaat. Soms gaat het kwaad, want de gang van de tijd wordt bepaald door de verworvenheden van de techniek en nieuwe technologische uitvindingen vervullen me tegen beter weten altijd weer met wantrouwen.
Over dat laatste een volgende keer meer.

*) Maar laat hij daarbij zijn vreugde niet bederven door het gejongleer met termen als multimedialiteit, conceptualiteit, singulariteit, interculturaliteit, interdisciplinariteit, interactiviteit, intervisualiteit...
 
************************
Nieuwsgierig naar de uitgaven
van uitgeverij De Sneeuwstorm?
Verwen uzelf en vraag gratis
Het laatste Vlugschrift aan via:
© 2010 Gerbrand Muller
powered by CJ2