archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
Voorjaarsdepressie Debby Kowsoleea

0711VG Voorjaar
Als de dag iets te opgewekt oogt...
Geachte cliënten, ’t is lente.
Nou, dat is het, lente. Prachtig. De wereld ziet er uit als het paasnummer van de Libelle. Ik voel een onbedwingbare lust om de lieflijk kwinkelerende vogeltjes in de achtertuin met een katapult uit hun boom te schieten, de eveneens lieflijk uitbottende takken van diezelfde boom te lijf te gaan met een pesticide waar zelfs de landbouwminister van het meest corrupte derdewereldland niet van durft te dromen en in het algemeen alles wat glanst en straalt en kirt en jubelt van ontluikend leven een langzame en pijnlijke dood te laten sterven.
Christus, ik zal toch geen depressie hebben? Een voorjaarsdepressie? Een sociologisch onderzoek in Zweden, of Denemarken, daar wil ik af wezen, heeft aangetoond dat de meeste zelfmoorden niet gepleegd worden in december, in kou en duisternis en nattigheid, maar juist in het voorjaar, als alles straalt en kirt en jubelt et cetera. Kennelijk begint het menselijk tekort dan pas goed te schrijnen.
Ik heb trouwens in de loop van mijn horkerig leven al een najaarsdepressie (‘Als november is gekomen / Als de boomen traan op traan / - Ach, die bladerlooze boomen! - / In den mist te schreien staan’), een winterdepressie (niet weer Rintje Ritsema! Bloed! Moord! Voetjes d’r af!) en een zomerdepressie (mag die zon even uit alstublieft en kan de thermostaat een graadje lager?) ontwikkeld, dus vreemd zou het niet zijn. Maar nee, dat wil ik niet. Als mijn leven van nu af aan beheerst gaat worden door een quattro stagioni-depressie kan ik beter mezelf van het balkon-vier-hoog af katapulteren. Ik heb genoeg gif in me om alle achtertuinen van Oud Zuid, inclusief het Beatrix- en Vondelpark, te ontbladeren. Is hier nog wat aan te doen?

Ik ga maar eens voor mijn boekenkast staan. Tegen beter weten in, want wat ik gewoonlijk aan lec- en literatuur mijn hol binnensleep is óók niet geproduceerd door vrolijke broeken met een rooskleurige kijk op het leven. Zelfs de van vroeger bewaarde kinderboeken munten uit door zwartgalligheid: ‘Alleen op de wereld’, ‘Schoolidyllen’ (‘Zij stierf. Het was precies op haar zeventiende verjaardag’), ‘Annemarie vindt het geluk’ (Annemarie weerstaat weliswaar met heldenmoed de avances van een losbollige student, maar trouwt uiteindelijk met een lul van een vroeger schoolvriendje, dat de rest van zijn en haar ellendig leven als rechtschapen dorpsdokter in een even rechtschapen als gristelijk dorp in Oost-Groningen zal slijten, ’t is maar wat je onder geluk verstaat). Het zat er kennelijk al vroeg in bij me.
Dan valt mijn oog op een strookje rood karton dat uit een van de boeken steekt. ‘Als de dag af en toe wat somber oogt is er altijd nog... Schimmelpennink’. Nee, geen sigarenreclame, maar een boekenlegger van Boekhandel Schimmelpennink, de kleine, van de plinten tot het plafond volgestouwde zaak op de Amsterdamse Weteringschans, waarvan de eigenaar me eens vertelde dat hij pertinent weigerde om De Celestijnse Belofte te verkopen. Daar ben ik een week vrolijk van geweest.
Ik werp een kwaadaardige blik naar buiten. Nou, somber ogen doet de dag bepaald niet, deed-ie het maar. Ik daarentegen oog somber voor tien, daar hoef ik niet eens voor in de spiegel te kijken. Vooruit dus maar, erger dan het is kan het niet worden. Op naar de Weteringschans, voor een Opbouwend en Vertroostend boek ter-bestijding-van-een-voorjaarsdepressie. Wat zal het worden? De Dikke Van Dam? Italiaans in twintig lessen met gratis cd-rom?

Bij Schimmelpennink komt godzijdank geen straaltje zonlicht binnen en de kachel snort er nog steeds lustig. Binnen drie seconden heeft mijn malaise plaats gemaakt voor een vertrouwde, bedwelmende en alles overheersende emotie: hebzucht.
Ik wil niet alleen de Dikke Van Dam, maar ook de Vette Zwagerman. En de Moddervette Hermans. De nieuwe Murakami. De Israëlische dagboeken van Renate Rubinstein. Kapuscinski’s ‘Reizen met Herodotus’. Zelfs Jellineks ‘Pianiste’ bevinger ik inhalig.
Uiteindelijk vergrijp ik me aan Houellebecqs ‘Mogelijkheid Van Een Eiland’. De achterflap vermeldt dat het wat de schrijver betreft ‘tijd is voor de nietigverklaring van de mens als zodanig.’ Yesss! Zo schieten we op!

Twee dagen later heb ik het uit. De zon schijnt nog steeds, de vogeltjes kwinkeleren zich een ongeluk, maar ik kwinkeleer lieflijker dan alle koolmezen en merels bij elkaar. Dankzij Houellebecq ben ik – even – verzoend met het menselijk tekort.

Geachte cliënten, ’t is lente. Daar is niks aan te doen. Maar als de dag iets te opgewekt oogt naar uw zin, begeef u naar Schimmelpennink en schaf u de ‘Mogelijkheid Van Een Eiland’ aan: het ultieme Vertroostende en Opbouwende boek ter-bestrijding-van-een-voorjaarsdepressie.
 
*****************************
Boekhandel Schimmelpennink aan de
Weteringschans in Amsterdam heeft een mooie website:


© 2010 Debby Kowsoleea meer Debby Kowsoleea - meer "De wereldliteratuur roept"
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Voorjaarsdepressie Debby Kowsoleea
0711VG Voorjaar
Als de dag iets te opgewekt oogt...
Geachte cliënten, ’t is lente.
Nou, dat is het, lente. Prachtig. De wereld ziet er uit als het paasnummer van de Libelle. Ik voel een onbedwingbare lust om de lieflijk kwinkelerende vogeltjes in de achtertuin met een katapult uit hun boom te schieten, de eveneens lieflijk uitbottende takken van diezelfde boom te lijf te gaan met een pesticide waar zelfs de landbouwminister van het meest corrupte derdewereldland niet van durft te dromen en in het algemeen alles wat glanst en straalt en kirt en jubelt van ontluikend leven een langzame en pijnlijke dood te laten sterven.
Christus, ik zal toch geen depressie hebben? Een voorjaarsdepressie? Een sociologisch onderzoek in Zweden, of Denemarken, daar wil ik af wezen, heeft aangetoond dat de meeste zelfmoorden niet gepleegd worden in december, in kou en duisternis en nattigheid, maar juist in het voorjaar, als alles straalt en kirt en jubelt et cetera. Kennelijk begint het menselijk tekort dan pas goed te schrijnen.
Ik heb trouwens in de loop van mijn horkerig leven al een najaarsdepressie (‘Als november is gekomen / Als de boomen traan op traan / - Ach, die bladerlooze boomen! - / In den mist te schreien staan’), een winterdepressie (niet weer Rintje Ritsema! Bloed! Moord! Voetjes d’r af!) en een zomerdepressie (mag die zon even uit alstublieft en kan de thermostaat een graadje lager?) ontwikkeld, dus vreemd zou het niet zijn. Maar nee, dat wil ik niet. Als mijn leven van nu af aan beheerst gaat worden door een quattro stagioni-depressie kan ik beter mezelf van het balkon-vier-hoog af katapulteren. Ik heb genoeg gif in me om alle achtertuinen van Oud Zuid, inclusief het Beatrix- en Vondelpark, te ontbladeren. Is hier nog wat aan te doen?

Ik ga maar eens voor mijn boekenkast staan. Tegen beter weten in, want wat ik gewoonlijk aan lec- en literatuur mijn hol binnensleep is óók niet geproduceerd door vrolijke broeken met een rooskleurige kijk op het leven. Zelfs de van vroeger bewaarde kinderboeken munten uit door zwartgalligheid: ‘Alleen op de wereld’, ‘Schoolidyllen’ (‘Zij stierf. Het was precies op haar zeventiende verjaardag’), ‘Annemarie vindt het geluk’ (Annemarie weerstaat weliswaar met heldenmoed de avances van een losbollige student, maar trouwt uiteindelijk met een lul van een vroeger schoolvriendje, dat de rest van zijn en haar ellendig leven als rechtschapen dorpsdokter in een even rechtschapen als gristelijk dorp in Oost-Groningen zal slijten, ’t is maar wat je onder geluk verstaat). Het zat er kennelijk al vroeg in bij me.
Dan valt mijn oog op een strookje rood karton dat uit een van de boeken steekt. ‘Als de dag af en toe wat somber oogt is er altijd nog... Schimmelpennink’. Nee, geen sigarenreclame, maar een boekenlegger van Boekhandel Schimmelpennink, de kleine, van de plinten tot het plafond volgestouwde zaak op de Amsterdamse Weteringschans, waarvan de eigenaar me eens vertelde dat hij pertinent weigerde om De Celestijnse Belofte te verkopen. Daar ben ik een week vrolijk van geweest.
Ik werp een kwaadaardige blik naar buiten. Nou, somber ogen doet de dag bepaald niet, deed-ie het maar. Ik daarentegen oog somber voor tien, daar hoef ik niet eens voor in de spiegel te kijken. Vooruit dus maar, erger dan het is kan het niet worden. Op naar de Weteringschans, voor een Opbouwend en Vertroostend boek ter-bestijding-van-een-voorjaarsdepressie. Wat zal het worden? De Dikke Van Dam? Italiaans in twintig lessen met gratis cd-rom?

Bij Schimmelpennink komt godzijdank geen straaltje zonlicht binnen en de kachel snort er nog steeds lustig. Binnen drie seconden heeft mijn malaise plaats gemaakt voor een vertrouwde, bedwelmende en alles overheersende emotie: hebzucht.
Ik wil niet alleen de Dikke Van Dam, maar ook de Vette Zwagerman. En de Moddervette Hermans. De nieuwe Murakami. De Israëlische dagboeken van Renate Rubinstein. Kapuscinski’s ‘Reizen met Herodotus’. Zelfs Jellineks ‘Pianiste’ bevinger ik inhalig.
Uiteindelijk vergrijp ik me aan Houellebecqs ‘Mogelijkheid Van Een Eiland’. De achterflap vermeldt dat het wat de schrijver betreft ‘tijd is voor de nietigverklaring van de mens als zodanig.’ Yesss! Zo schieten we op!

Twee dagen later heb ik het uit. De zon schijnt nog steeds, de vogeltjes kwinkeleren zich een ongeluk, maar ik kwinkeleer lieflijker dan alle koolmezen en merels bij elkaar. Dankzij Houellebecq ben ik – even – verzoend met het menselijk tekort.

Geachte cliënten, ’t is lente. Daar is niks aan te doen. Maar als de dag iets te opgewekt oogt naar uw zin, begeef u naar Schimmelpennink en schaf u de ‘Mogelijkheid Van Een Eiland’ aan: het ultieme Vertroostende en Opbouwende boek ter-bestrijding-van-een-voorjaarsdepressie.
 
*****************************
Boekhandel Schimmelpennink aan de
Weteringschans in Amsterdam heeft een mooie website:
© 2010 Debby Kowsoleea
powered by CJ2