archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
Zweedse godsdiensttwisten Henk Bergman

0106 Zweedse godsdiensttwistenAls atheïst ken ik geen groter genoegen dan te luisteren naar discussies tussen vertegenwoordigers van verschillende protestant-christelijke geloven over de juiste weg die Hij heeft gewezen. Heerlijk om een dominee uit Kampen een aantal verlichte collega's omstandig te horen uitleggen dat de bijbel onoverkomelijke beletselen bevat voor de fusie tussen hervormden, gereformeerden en lutheranen. Van dat soort uitzendingen - ze zijn meestal op de radio - krijg ik nooit genoeg. Om dezelfde reden heb ik alle boeken van Maarten 't Hart gelezen. Van die hele rij is De vlieger uit 1998 mijn favoriet. Behalve dat het een hilarisch verhaal is over hoe Maartens vader - gereformeerd grafdelver - gevraagd wordt de graven van een rooms kerkhof te verhuizen, bevat het de beschrijving van een intrigerend conflict tussen de kerkenraad en een broeder van de gemeeente die zich schuldig heeft gemaakt aan 'de loochening van de enige offerande van Christus'. Hij beweert immers openlijk dat God rechtstreeks vergeeft en dat daarvoor helemaal geen kruisiging en zoenbloed nodig zijn. Zoiets kan natuurlijk niet. Niet meer geloven dat Jezus voor de menselijke zonden is gestorven - dat staat voor 'de geliefden in den Here' gelijk aan blasfemie van de ergste soort. Het conflict loopt hoog op, de broeder krijgt de ene na de andere schriftgeleerde op zich afgestuurd om hem van zijn dwaalweg terug te leiden, maar het helpt niet. Eerst mag hij niet meer deelnemen aan het Heilig Avondmaal en later volgt algehele uitsluiting. Hij moet - letterlijk - de kerk verlaten.
Duidelijk dus dat ik kort geleden met de nodige zin aan De reis van de voorganger van Per Olov Enquist begon, dat al een paar maanden op me lag te wachten. Ruim 500 bladzijden over het ontstaan en de groei van de pinksterbeweging in Zweden en over het conflict dat zich in de jaren veertig tussen de twee leiders van die beweging afspeelt. Lewi Pethrus is de oprichter van de pinkstergemeente. In zijn jonge jaren heeft hij socialistische opvattingen en wil hij schrijver worden, volksschrijver nog wel. Later kiest hij voor predikant. In 1913 wordt hij met een klein clubje uit de Unie der Baptisten gezet, die hem drie jaar eerder had beroepen. Aanleiding is het feit dat hij ook niet-baptisten tot het Heilig Avondmaal toelaat - wat voor de leiding onaanvaarbaar is. Vanaf dat moment tot aan zijn dood in 1974 wijdt Pethrus zich volledig aan het opzetten en uitbouwen van de pinkstergemeente. Zijn mede-, maar ook tegenspeler daarbij is de dichter Sven Lidman. Die sluit zich overigens pas later bij de beweging aan. In de tijd dat Lewi al volop spiritueel actief is, houdt Sven zich nog bezig met zondige zaken. Hij leest zijn gedichten voor in een bordeel, waar hij zich als beloning na afloop mag afzonderen met een van de meisjes. Later heeft hij een affaire met een getrouwde vrouw, hij maakt haar zwanger en ze moet zich van hem laten aborteren - wat ze doet. Hij trouwt ook nog met de mooie dochter van een rijke bankier, ze krijgen kinderen, maar onvermijdelijk strandt het huwelijk. Lidman wil een eind aan zijn leven maken, maar gelukkig: hij wordt 'verlost'. In 1921 ontmoeten Pethrus en Lidman elkaar. Het is het begin van een periode van ruim 25 jaar waarin ze intensief samenwerken en de pinkstergemeente - tegen alle verdrukking van de vijandige media in - uitbouwen tot een geestelijke macht van formaat.
Pethrus en Lidman zijn anti-polen. Pethrus is recht in de leer, een permanent strijder tegen de zonde - en die zijn er vele. Maar hij heeft ook een praktisch ondernemersoog en zorgt ervoor dat de beweging in de loop der jaren haar eigen media en een solide financiële basis krijgt. Lidman voelt zich op zijn best in een aristrocratische omgeving, heeft rechtse sympathieën en blijft altijd de dichter en de verkondiger. Zijn preken zijn beroemd en trekken een groot publiek. Maar verder is hij lui en zijn inspanningen voor het hoofdredacteurschap van Härolden, het eigen periodiek, beperkt hij tot het leveren van één bijdrage per keer. Al gauw is duidelijk dat die twee karakters zullen botsen. Het sluimerende conflict om de macht komt in de jaren veertig tot uitbarsting als Lidman Pethrus beschuldigt van financiële malversaties, Hitler-sympathieën en - het allerergste - het ombouwen van de beweging tot een organisatie met politieke doelen. Het is een karaktermoord, die de pinksterbeweging in rep en roer brengt en uiteindelijk in 1948 leidt tot Lidmans vertrek. Nog één keer, jaren later, zullen de beide kemphanen elkaar zien en spreken. Lidman overlijdt in 1960.
Fascinerend, die pinksterbeweging. Alles voor een meeslepend verhaal is aanwezig: sektarisme, irrationalisme, blind geloof, verlossing, verbod op seksualiteit en kunst, bloedmystiek, spirituele extase, onaantastbare hiërarchie. Qua aantal vormen de vrouwen een ruime meerderheid, maar op alle niveaus zijn de mannen de baas. Ingetogenheid beheerst het leven, maar tijdens de bijeenkomsten raken sommige volgelingen in extase en roepen - hopend op hun 'geestesdoop' - God en Jezus aan in onverstaanbare klanken. In de vijandige pers wordt dit 'spreken in tongen' onophoudelijk bespot en beschimpt. Toen de opvattingen van de pinkstergemeente me duidelijk werden (voordat ik aan het boek begon had ik het beeld van een soort blij hallelujah-clubje), moest ik denken aan het conflict in De vlieger. Ook bij de volgelingen van Lewi Pethrus staat Jezus Christus centraal, maar wel op een andere manier. Was Hij eigenlijk niet de enige en ware Verlosser? Is er wel een God buiten deze Weldoener? En is het eigenlijk wel een man? Openlijk wordt het niet gezegd, maar in de praktijk draait alles om Jezus. Hier nadert mijn fascinatie wel een grens. Zo gauw het over Zijn Bloed gaat - zo dik en rood en warm - overvalt me een gevoel van misselijkheid. En de pinkstergemeente weet wat dit betreft van wanten: het gaat vaak over het ontvangen van 'Zijn Heilig Lichaam en Bloed'. Brr! Het valselijk of met twijfel in het hart ontvangen van Zijn Bloed is een doodzonde, maar niet eens de ergste. Dat is om ten overstaan van de Here en Zijn Heilige Schrift lustgevoelens te hebben voor een vrouw. Begeerte en seksualiteit zijn des duivels. Het vrouwelijk lichaam wordt als hoofdbron van de menselijke zonde gezien en dus moet het altijd en overal bedekt zijn. Lang haar is 'hoerig': vandaar het bekende knoetje.    
De reis van de voorganger heeft een journalistieke basis. Enquist vertelt het verhaal aan de hand van de geschreven Lebenslauf van een zekere Efraim Markström - een lid van de pinkstergemeenschap dat vele jaren in de directe omgeving van Pethrus en Lidman functioneerde, zonder nochtans een machtsfiguur van betekenis te worden. De journalistieke delen zijn vaak aan de lange kant, zeker omdat Enquist de herhaling niet schroomt. Ook op alineaniveau past hij die op ruime schaal toe. Voorbeeld: de typering 'Het meisje uit Malung, dat Ellen heette en erg mollig was' gebruikt hij binnen enkele bladzijden drie keer om de hoer in het bordeel te beschrijven bij wie Lidman na lezing van zijn gedichten meestal troost zoekt. (Van die fuga-achtige stijlfiguur bedient hij zich ook rijkelijk in zijn andere recent in het Nederlands vertaalde boeken Het bezoek van de lijfarts en De vijfde winter van de magnetiseur.) De journalistieke beschrijvingen over ontstaan en groei van de pinkstergemeenschap zijn boeiend en voor een goed begrip noodzakelijk, maar meeslepend wordt het verhaal pas als Enquist zich niet meer als journalist, maar als schrijver opstelt. Dan pas krijgen zijn beide hoofdrolspelers echt kleur en word je gedwongen stelling te nemen in hun strijd. Mijn sympathie wisselde een paar keer. Pethrus is zoals alle bevlogenen saai en humorloos, maar - getuige de organisatie die hij opbouwt - ook slim. Lidman is als persoonlijkheid boeiender, maar zijn opportunisme en luiheid staan soms tegen.
Tijdens het lezen van De reis van de voorganger moest ik natuurlijk een paar keer denken aan het wat afgezaagde gezegde: 'Ik ben atheïst, God zij dank'. Na afloop zocht ik in twee dikke verzamelboeken vol citaten naar een andere, net zo duidelijke uitspraak. Maar die was er gewoon niet.

© 2004 Henk Bergman meer Henk Bergman - meer "De wereldliteratuur roept"
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Zweedse godsdiensttwisten Henk Bergman
0106 Zweedse godsdiensttwistenAls atheïst ken ik geen groter genoegen dan te luisteren naar discussies tussen vertegenwoordigers van verschillende protestant-christelijke geloven over de juiste weg die Hij heeft gewezen. Heerlijk om een dominee uit Kampen een aantal verlichte collega's omstandig te horen uitleggen dat de bijbel onoverkomelijke beletselen bevat voor de fusie tussen hervormden, gereformeerden en lutheranen. Van dat soort uitzendingen - ze zijn meestal op de radio - krijg ik nooit genoeg. Om dezelfde reden heb ik alle boeken van Maarten 't Hart gelezen. Van die hele rij is De vlieger uit 1998 mijn favoriet. Behalve dat het een hilarisch verhaal is over hoe Maartens vader - gereformeerd grafdelver - gevraagd wordt de graven van een rooms kerkhof te verhuizen, bevat het de beschrijving van een intrigerend conflict tussen de kerkenraad en een broeder van de gemeeente die zich schuldig heeft gemaakt aan 'de loochening van de enige offerande van Christus'. Hij beweert immers openlijk dat God rechtstreeks vergeeft en dat daarvoor helemaal geen kruisiging en zoenbloed nodig zijn. Zoiets kan natuurlijk niet. Niet meer geloven dat Jezus voor de menselijke zonden is gestorven - dat staat voor 'de geliefden in den Here' gelijk aan blasfemie van de ergste soort. Het conflict loopt hoog op, de broeder krijgt de ene na de andere schriftgeleerde op zich afgestuurd om hem van zijn dwaalweg terug te leiden, maar het helpt niet. Eerst mag hij niet meer deelnemen aan het Heilig Avondmaal en later volgt algehele uitsluiting. Hij moet - letterlijk - de kerk verlaten.
Duidelijk dus dat ik kort geleden met de nodige zin aan De reis van de voorganger van Per Olov Enquist begon, dat al een paar maanden op me lag te wachten. Ruim 500 bladzijden over het ontstaan en de groei van de pinksterbeweging in Zweden en over het conflict dat zich in de jaren veertig tussen de twee leiders van die beweging afspeelt. Lewi Pethrus is de oprichter van de pinkstergemeente. In zijn jonge jaren heeft hij socialistische opvattingen en wil hij schrijver worden, volksschrijver nog wel. Later kiest hij voor predikant. In 1913 wordt hij met een klein clubje uit de Unie der Baptisten gezet, die hem drie jaar eerder had beroepen. Aanleiding is het feit dat hij ook niet-baptisten tot het Heilig Avondmaal toelaat - wat voor de leiding onaanvaarbaar is. Vanaf dat moment tot aan zijn dood in 1974 wijdt Pethrus zich volledig aan het opzetten en uitbouwen van de pinkstergemeente. Zijn mede-, maar ook tegenspeler daarbij is de dichter Sven Lidman. Die sluit zich overigens pas later bij de beweging aan. In de tijd dat Lewi al volop spiritueel actief is, houdt Sven zich nog bezig met zondige zaken. Hij leest zijn gedichten voor in een bordeel, waar hij zich als beloning na afloop mag afzonderen met een van de meisjes. Later heeft hij een affaire met een getrouwde vrouw, hij maakt haar zwanger en ze moet zich van hem laten aborteren - wat ze doet. Hij trouwt ook nog met de mooie dochter van een rijke bankier, ze krijgen kinderen, maar onvermijdelijk strandt het huwelijk. Lidman wil een eind aan zijn leven maken, maar gelukkig: hij wordt 'verlost'. In 1921 ontmoeten Pethrus en Lidman elkaar. Het is het begin van een periode van ruim 25 jaar waarin ze intensief samenwerken en de pinkstergemeente - tegen alle verdrukking van de vijandige media in - uitbouwen tot een geestelijke macht van formaat.
Pethrus en Lidman zijn anti-polen. Pethrus is recht in de leer, een permanent strijder tegen de zonde - en die zijn er vele. Maar hij heeft ook een praktisch ondernemersoog en zorgt ervoor dat de beweging in de loop der jaren haar eigen media en een solide financiële basis krijgt. Lidman voelt zich op zijn best in een aristrocratische omgeving, heeft rechtse sympathieën en blijft altijd de dichter en de verkondiger. Zijn preken zijn beroemd en trekken een groot publiek. Maar verder is hij lui en zijn inspanningen voor het hoofdredacteurschap van Härolden, het eigen periodiek, beperkt hij tot het leveren van één bijdrage per keer. Al gauw is duidelijk dat die twee karakters zullen botsen. Het sluimerende conflict om de macht komt in de jaren veertig tot uitbarsting als Lidman Pethrus beschuldigt van financiële malversaties, Hitler-sympathieën en - het allerergste - het ombouwen van de beweging tot een organisatie met politieke doelen. Het is een karaktermoord, die de pinksterbeweging in rep en roer brengt en uiteindelijk in 1948 leidt tot Lidmans vertrek. Nog één keer, jaren later, zullen de beide kemphanen elkaar zien en spreken. Lidman overlijdt in 1960.
Fascinerend, die pinksterbeweging. Alles voor een meeslepend verhaal is aanwezig: sektarisme, irrationalisme, blind geloof, verlossing, verbod op seksualiteit en kunst, bloedmystiek, spirituele extase, onaantastbare hiërarchie. Qua aantal vormen de vrouwen een ruime meerderheid, maar op alle niveaus zijn de mannen de baas. Ingetogenheid beheerst het leven, maar tijdens de bijeenkomsten raken sommige volgelingen in extase en roepen - hopend op hun 'geestesdoop' - God en Jezus aan in onverstaanbare klanken. In de vijandige pers wordt dit 'spreken in tongen' onophoudelijk bespot en beschimpt. Toen de opvattingen van de pinkstergemeente me duidelijk werden (voordat ik aan het boek begon had ik het beeld van een soort blij hallelujah-clubje), moest ik denken aan het conflict in De vlieger. Ook bij de volgelingen van Lewi Pethrus staat Jezus Christus centraal, maar wel op een andere manier. Was Hij eigenlijk niet de enige en ware Verlosser? Is er wel een God buiten deze Weldoener? En is het eigenlijk wel een man? Openlijk wordt het niet gezegd, maar in de praktijk draait alles om Jezus. Hier nadert mijn fascinatie wel een grens. Zo gauw het over Zijn Bloed gaat - zo dik en rood en warm - overvalt me een gevoel van misselijkheid. En de pinkstergemeente weet wat dit betreft van wanten: het gaat vaak over het ontvangen van 'Zijn Heilig Lichaam en Bloed'. Brr! Het valselijk of met twijfel in het hart ontvangen van Zijn Bloed is een doodzonde, maar niet eens de ergste. Dat is om ten overstaan van de Here en Zijn Heilige Schrift lustgevoelens te hebben voor een vrouw. Begeerte en seksualiteit zijn des duivels. Het vrouwelijk lichaam wordt als hoofdbron van de menselijke zonde gezien en dus moet het altijd en overal bedekt zijn. Lang haar is 'hoerig': vandaar het bekende knoetje.    
De reis van de voorganger heeft een journalistieke basis. Enquist vertelt het verhaal aan de hand van de geschreven Lebenslauf van een zekere Efraim Markström - een lid van de pinkstergemeenschap dat vele jaren in de directe omgeving van Pethrus en Lidman functioneerde, zonder nochtans een machtsfiguur van betekenis te worden. De journalistieke delen zijn vaak aan de lange kant, zeker omdat Enquist de herhaling niet schroomt. Ook op alineaniveau past hij die op ruime schaal toe. Voorbeeld: de typering 'Het meisje uit Malung, dat Ellen heette en erg mollig was' gebruikt hij binnen enkele bladzijden drie keer om de hoer in het bordeel te beschrijven bij wie Lidman na lezing van zijn gedichten meestal troost zoekt. (Van die fuga-achtige stijlfiguur bedient hij zich ook rijkelijk in zijn andere recent in het Nederlands vertaalde boeken Het bezoek van de lijfarts en De vijfde winter van de magnetiseur.) De journalistieke beschrijvingen over ontstaan en groei van de pinkstergemeenschap zijn boeiend en voor een goed begrip noodzakelijk, maar meeslepend wordt het verhaal pas als Enquist zich niet meer als journalist, maar als schrijver opstelt. Dan pas krijgen zijn beide hoofdrolspelers echt kleur en word je gedwongen stelling te nemen in hun strijd. Mijn sympathie wisselde een paar keer. Pethrus is zoals alle bevlogenen saai en humorloos, maar - getuige de organisatie die hij opbouwt - ook slim. Lidman is als persoonlijkheid boeiender, maar zijn opportunisme en luiheid staan soms tegen.
Tijdens het lezen van De reis van de voorganger moest ik natuurlijk een paar keer denken aan het wat afgezaagde gezegde: 'Ik ben atheïst, God zij dank'. Na afloop zocht ik in twee dikke verzamelboeken vol citaten naar een andere, net zo duidelijke uitspraak. Maar die was er gewoon niet.
© 2004 Henk Bergman
powered by CJ2