archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > Naar de film delen printen terug
Che op en naast zijn Norton Hans Knegtmans

0204 Che
Is het al moeilijk, een documentaire op film of tv op zijn realiteitsgehalte te beoordelen, in een gedramatiseerde documentaire is de kijker nog erger aan de ideeën van regisseur en scenarist overgeleverd. Alleen de kenners in het publiek kunnen beoordelen of de filmmaker geen loopje met de waarheid neemt, en dat zijn juist de mensen voor wie de film niet bedoeld is. De film Glas – oké, die was niet gedramatiseerd – van ons nationale monument Bert Haanstra was niet bedoeld om alle glasblazers van Nederland naar de bioscoop te lokken.
 
Voorzover mensen de naam Che Guevara al herkennen, associëren ze hem met de man op die affiche of dat coole T-shirt. Die vent met dat Sergeant Pepperhaar en een baret op zijn kop. Alleen de ouderen onder ons weten dat Che – zijn fans hebben genoeg aan zijn bijnaam, eigenlijk heette hij Ernesto Guevara de la Serna – de handen ineensloeg  met Fidel Castro, schepper van het arbeidersparadijs Cuba. Een enkeling herinnert zich dat hij in de kracht van zijn leven werd vermoord. (Was het niet in de Congo? Nee, dat was die zwarte in dat nette pak, hoe heette die ook alweer? Ik kom er zo wel op. Bolivia, daar was het!)
 
Om te kunnen beoordelen of de film Diarios de motocicleta (de internationale titel luidt The Motorcycle Diaries) een waarheidsgetrouw beeld geeft van Ernesto in zijn prerevolutionaire periode, zou men de autobiografische geschriften van hem en zijn reisgenoot Alberto Granado moeten kennen, liefst aangevuld met een of meer bona fide biografieën. Ik heb daar niet de tijd voor genomen. Maar ook zonder die voorkennis kan ik wel zien dat de Braziliaanse regisseur Walter Salles de waarheid flink naar zijn hand heeft gezet.
 
Salles is een lichtelijk naïeve romanticus. Dat bleek al in zijn debuutfilm Central do Brasil: oudere vrouw en straatschoffie maken een enorme reis naar de binnenlanden van Brazilië, om daar zijn vader te zoeken, als die ten minste nog leeft. Een onvervalste - en enigszins zoetsappige - road movie dus. Ook Diarios de motocicleta is een reisverhaal. In januari 1952 plannen medicijnenstudent Ernesto en zijn vriend, de biochemicus Alberto, een tocht van Argentinië, via Chili en Peru, naar Venezuela. Een klereneind is het, wel 8000 mijl. En dit alles (denken ze dan nog) op een Norton 500cc motor uit 1939.
 
Vanaf de start vertoont het voertuig allerhande kuren, en de eerste helft van de film heeft dan ook onbedoeld een hoog slapstickgehalte. Om de haverklap rijdt het duo in een sloot, strandt in een kudde koeien, vliegt uit de bocht of glibbert onderuit op de besneeuwde weg. En als dat niet gebeurt, begeeft de motor of een ander essentieel onderdeel het wel. Grote delen van het traject leggen de helden te voet af, de motor meezeulend en vloekend tegen elkaar en de wereld in het algemeen.
Wanneer de Norton het definitief laat afweten – een mecanicien spreekt het doodvonnis uit – slaakt de kijker een zucht van verlichting. Gelukkig, het is afgelopen met de tuimelingen, en het geestelijke groeiproces van de revolutionair in spe kan beginnen!
 
Het belangrijkste manco van Diarios de motocicleta is het simplistische verhaal. Een goede road movie is nooit weg – denk aan de klassieker Easy Rider – maar dan moet er onderweg wel iets gebeuren. Salles echter heeft aanvankelijk niet veel meer te bieden dan prachtige landschapsscènes, waarin de Norton en zijn berijders eerder detoneren dan dat ze de beelden een extra dimensie geven. Ze doen dingen die je verwacht in een low budgetfilm uit een derde wereldland, maar niet in een doordacht pamflet over een student die  tot een legende zal uitgroeien. Tijdens een vliegende storm proberen ze hun sheltertje op te zetten, dat dan ook prompt het luchtruim kiest. Weg tent. Uitgehongerd schiet Alberto een overvliegende vogel dood, die in een meertje stort. De vrienden maken ruzie over wie hun avondmaal uit de plomp moet vissen. Van die dingen. Een revolutionair is ook maar een mens, voor het geval we dat even vergeten waren.
 
Pas heel laat – het tweetal is al in Peru – lijkt Salles te beseffen dat het hoog tijd wordt voor maatschappijkritiek en klassenbewustzijn bij zijn hoofdpersonen. Vooral Ernesto – zijn vriend vallen de schellen pas later van de ogen. Vanaf dat moment geeft de regisseur hem flink van Jetje. In geïmproviseerde scènes laat hij een boerenechtpaar aan het woord, dat door de landeigenaar van huis en haard verdreven is. Even later zien we welke hondse behandeling de man ten deel valt, als hij samen met andere dagloners in de rij staat bij een mijnbouwmaatschappij. Ogenschijnlijk willekeurig wijst de voorman de gelukkigen aan die vandaag mee mogen met de vrachtwagen. Che slaakt een verwensing en gooit een steen naar de auto, maar dat haalt niet veel uit.
 
Als hij eenmaal het onrecht in de wereld heeft ontdekt, gaat Ernesto steeds meer lijken op een heilssoldaat met een onafhankelijke geest. In de leprakolonie van San Pablo weigert hij de plastic handschoenen die een arts hem aanreikt. Lepra is niet besmettelijk, dus hoezo handschoenen? Door dit soort acties maakt hij zich snel geliefd bij de patiënten. Als hij op zondag geen eten krijgt – een sanctie van de hoofdzuster: hij is niet naar de mis geweest – staan zij in de rij om hem een maaltijd te bezorgen. Tijdens een feestje ter gelegenheid van zijn vierentwintigste verjaardag houdt hij zijn eerste politieke speech. Hij toost op een verenigd Amerika. De aanwezigen moeten even slikken bij deze socialistische uitglijder, maar Ernesto is zo’n fijne vent dat ze toch besluiten te applaudisseren. Even later volgt het dramatische hoogtepunt van de film. Ernesto bedenkt dat hij zijn verjaardag wil vieren bij de mensen die hem het dierbaarst zijn, namelijk de lepralijders. Die wonen aan de overkant van de rivier en in het holst van de nacht zwemt hij de Amazone over, van beide oevers aangemoedigd door zijn supporters. Is dat mooi of niet?
 
Het is niet duidelijk wat we aanmoeten met zo’n film. Het verhaal is, op een enkele scène na, dramatisch volslagen oninteressant. Geromantiseerde flauwekul. Perikelen in Peru, deeltje 8 in de populaire Che Guevara-reeks. Geschikt voor jongens van 10 jaar en ouder. Zonde van het talent van de nieuwe superster Gael García Bernal (Amores Perros, Y tu mamá también, La mala educación), die in deze film niet veel meer kan tonen dan zijn engelachtige blik. Central do Brasil werd bedolven onder de prijzen, waaronder de publieksprijs van het festival van San Sebastián. Ook Diarios de motocicleta heeft in die stad inmiddels de publieksprijs weggekaapt. Zoals bekend gaat op filmfestivals die prijs altijd naar een bedenkelijke feel-good film. U bent dus gewaarschuwd.


© 2004 Hans Knegtmans meer Hans Knegtmans - meer "Naar de film" -
Vermaak en Genot > Naar de film
Che op en naast zijn Norton Hans Knegtmans
0204 Che
Is het al moeilijk, een documentaire op film of tv op zijn realiteitsgehalte te beoordelen, in een gedramatiseerde documentaire is de kijker nog erger aan de ideeën van regisseur en scenarist overgeleverd. Alleen de kenners in het publiek kunnen beoordelen of de filmmaker geen loopje met de waarheid neemt, en dat zijn juist de mensen voor wie de film niet bedoeld is. De film Glas – oké, die was niet gedramatiseerd – van ons nationale monument Bert Haanstra was niet bedoeld om alle glasblazers van Nederland naar de bioscoop te lokken.
 
Voorzover mensen de naam Che Guevara al herkennen, associëren ze hem met de man op die affiche of dat coole T-shirt. Die vent met dat Sergeant Pepperhaar en een baret op zijn kop. Alleen de ouderen onder ons weten dat Che – zijn fans hebben genoeg aan zijn bijnaam, eigenlijk heette hij Ernesto Guevara de la Serna – de handen ineensloeg  met Fidel Castro, schepper van het arbeidersparadijs Cuba. Een enkeling herinnert zich dat hij in de kracht van zijn leven werd vermoord. (Was het niet in de Congo? Nee, dat was die zwarte in dat nette pak, hoe heette die ook alweer? Ik kom er zo wel op. Bolivia, daar was het!)
 
Om te kunnen beoordelen of de film Diarios de motocicleta (de internationale titel luidt The Motorcycle Diaries) een waarheidsgetrouw beeld geeft van Ernesto in zijn prerevolutionaire periode, zou men de autobiografische geschriften van hem en zijn reisgenoot Alberto Granado moeten kennen, liefst aangevuld met een of meer bona fide biografieën. Ik heb daar niet de tijd voor genomen. Maar ook zonder die voorkennis kan ik wel zien dat de Braziliaanse regisseur Walter Salles de waarheid flink naar zijn hand heeft gezet.
 
Salles is een lichtelijk naïeve romanticus. Dat bleek al in zijn debuutfilm Central do Brasil: oudere vrouw en straatschoffie maken een enorme reis naar de binnenlanden van Brazilië, om daar zijn vader te zoeken, als die ten minste nog leeft. Een onvervalste - en enigszins zoetsappige - road movie dus. Ook Diarios de motocicleta is een reisverhaal. In januari 1952 plannen medicijnenstudent Ernesto en zijn vriend, de biochemicus Alberto, een tocht van Argentinië, via Chili en Peru, naar Venezuela. Een klereneind is het, wel 8000 mijl. En dit alles (denken ze dan nog) op een Norton 500cc motor uit 1939.
 
Vanaf de start vertoont het voertuig allerhande kuren, en de eerste helft van de film heeft dan ook onbedoeld een hoog slapstickgehalte. Om de haverklap rijdt het duo in een sloot, strandt in een kudde koeien, vliegt uit de bocht of glibbert onderuit op de besneeuwde weg. En als dat niet gebeurt, begeeft de motor of een ander essentieel onderdeel het wel. Grote delen van het traject leggen de helden te voet af, de motor meezeulend en vloekend tegen elkaar en de wereld in het algemeen.
Wanneer de Norton het definitief laat afweten – een mecanicien spreekt het doodvonnis uit – slaakt de kijker een zucht van verlichting. Gelukkig, het is afgelopen met de tuimelingen, en het geestelijke groeiproces van de revolutionair in spe kan beginnen!
 
Het belangrijkste manco van Diarios de motocicleta is het simplistische verhaal. Een goede road movie is nooit weg – denk aan de klassieker Easy Rider – maar dan moet er onderweg wel iets gebeuren. Salles echter heeft aanvankelijk niet veel meer te bieden dan prachtige landschapsscènes, waarin de Norton en zijn berijders eerder detoneren dan dat ze de beelden een extra dimensie geven. Ze doen dingen die je verwacht in een low budgetfilm uit een derde wereldland, maar niet in een doordacht pamflet over een student die  tot een legende zal uitgroeien. Tijdens een vliegende storm proberen ze hun sheltertje op te zetten, dat dan ook prompt het luchtruim kiest. Weg tent. Uitgehongerd schiet Alberto een overvliegende vogel dood, die in een meertje stort. De vrienden maken ruzie over wie hun avondmaal uit de plomp moet vissen. Van die dingen. Een revolutionair is ook maar een mens, voor het geval we dat even vergeten waren.
 
Pas heel laat – het tweetal is al in Peru – lijkt Salles te beseffen dat het hoog tijd wordt voor maatschappijkritiek en klassenbewustzijn bij zijn hoofdpersonen. Vooral Ernesto – zijn vriend vallen de schellen pas later van de ogen. Vanaf dat moment geeft de regisseur hem flink van Jetje. In geïmproviseerde scènes laat hij een boerenechtpaar aan het woord, dat door de landeigenaar van huis en haard verdreven is. Even later zien we welke hondse behandeling de man ten deel valt, als hij samen met andere dagloners in de rij staat bij een mijnbouwmaatschappij. Ogenschijnlijk willekeurig wijst de voorman de gelukkigen aan die vandaag mee mogen met de vrachtwagen. Che slaakt een verwensing en gooit een steen naar de auto, maar dat haalt niet veel uit.
 
Als hij eenmaal het onrecht in de wereld heeft ontdekt, gaat Ernesto steeds meer lijken op een heilssoldaat met een onafhankelijke geest. In de leprakolonie van San Pablo weigert hij de plastic handschoenen die een arts hem aanreikt. Lepra is niet besmettelijk, dus hoezo handschoenen? Door dit soort acties maakt hij zich snel geliefd bij de patiënten. Als hij op zondag geen eten krijgt – een sanctie van de hoofdzuster: hij is niet naar de mis geweest – staan zij in de rij om hem een maaltijd te bezorgen. Tijdens een feestje ter gelegenheid van zijn vierentwintigste verjaardag houdt hij zijn eerste politieke speech. Hij toost op een verenigd Amerika. De aanwezigen moeten even slikken bij deze socialistische uitglijder, maar Ernesto is zo’n fijne vent dat ze toch besluiten te applaudisseren. Even later volgt het dramatische hoogtepunt van de film. Ernesto bedenkt dat hij zijn verjaardag wil vieren bij de mensen die hem het dierbaarst zijn, namelijk de lepralijders. Die wonen aan de overkant van de rivier en in het holst van de nacht zwemt hij de Amazone over, van beide oevers aangemoedigd door zijn supporters. Is dat mooi of niet?
 
Het is niet duidelijk wat we aanmoeten met zo’n film. Het verhaal is, op een enkele scène na, dramatisch volslagen oninteressant. Geromantiseerde flauwekul. Perikelen in Peru, deeltje 8 in de populaire Che Guevara-reeks. Geschikt voor jongens van 10 jaar en ouder. Zonde van het talent van de nieuwe superster Gael García Bernal (Amores Perros, Y tu mamá también, La mala educación), die in deze film niet veel meer kan tonen dan zijn engelachtige blik. Central do Brasil werd bedolven onder de prijzen, waaronder de publieksprijs van het festival van San Sebastián. Ook Diarios de motocicleta heeft in die stad inmiddels de publieksprijs weggekaapt. Zoals bekend gaat op filmfestivals die prijs altijd naar een bedenkelijke feel-good film. U bent dus gewaarschuwd.
© 2004 Hans Knegtmans
powered by CJ2