archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > Naar de film delen printen terug
Geen manier van doen Hans Knegtmans

0202 Haags
Van de drie grote steden in Nederland heeft Den Haag, omgerekend naar aantal inwoners, de minste bioscoopzalen. Sinds jaar en dag is Amsterdam met afstand de best bedeelde bioscoopstad in Nederland, maar ook Rotterdam blijft Den Haag ruim voor, zowel in aantal zalen van commerciële bioscopen als van filmtheaters met Art House pretenties. Dat er in Den Haag relatief weinig Pathé-zalen zijn, is geen ramp. Bedenkelijker is de achterstand in Art House zalen. Den Haag moet het stellen met zeven: drie in Babylon en vier in het Haags Filmhuis. Rotterdam telt elf zalen en Amsterdam negentien (en dan reken ik Tuschinski, de artistieke tak van de Pathé-familie, niet eens mee).
 
Op papier lijkt dit een onhoudbare situatie voor de cinefiel. Toch hoef ik elk jaar maar een handvol keren naar Amsterdam af te reizen om een film te zien die Babylon of het Haags Filmhuis niet aandoet. Dat komt vooral door de uitgekiende programmering van het Filmhuis. Bijna alle films – ook premières – moeten het doen met één avondvoorstelling en een paar matinees, zodat er toch een breed aanbod is. De meeste klanten hebben geen hinder van die strategie, omdat zelfs in dit theater de clientèle niet bijzonder kieskeurig is. Veel bezoekers komen op de bonnefooi en hebben hooguit een lichte voorkeur voor een bepaalde film. Voorstelling uitverkocht? Niks aan de hand, er draaien nog drie films, dus er is altijd wel een zaal waar ze wél terecht kunnen. Alleen fanaten zoals ik moeten hun bezoek zorgvuldig plannen, ook al omdat soms de tweede voorstelling al begint voordat – in een andere zaal – de eerste is afgelopen. De reden is dat op elk moment slechts één van de personeelsleden zaalwachtdienst heeft, en die kan niet op twee plaatsen tegelijk zijn. Maar alweer, 99% van de bezoekers heeft geen notie dat dit probleem ooit zou kunnen optreden.
 
De taakverdeling tussen Babylon en het Haags Filmhuis lijkt helder. Babylon programmeert bioscoopfilms voor mensen die doorgeleerd hebben: hoogtepunten van 2004 zijn totnogtoe Hero, Lost in Translation, Big Fish, 21 Grams, The Ladykillers, La mala educación en Before Sunset. Het Filmhuis vertoont onvervalst Art House repertoire, veelal afkomstig van het Filmfestival Rotterdam. Uitblinkers in deze categorie waren in 2004 Uzak, Elephant, American Splendor, Le temps du loup, Lichter, The Killing en Bright Future. Soms zit er een vreemde eend in de bijt, zoals de bioscoophit Fahrenheit 9/11 van Michael Moore. Een prachtfilm, daar niet van, maar hij neemt nu al maanden een van de zalen in beslag. Dat laatste geldt ook voor de knaller het Filmfestival Rotterdam, The Story of the Weeping Camel, een soort Bambi voor volwassenen. Opmerkelijk genoeg houden zelfs deze publiekstrekkers de doorstroming niet tegen.
 
Over de programmering van het Filmhuis dus niets dan goeds, net als over het klantvriendelijke en stressbestendige personeel. Maar soms zou ik de bevoegdheid willen hebben, klanten de deur te wijzen. Ik heb het dan over – het hoge woord moet er maar uit – Haagse kak. Vooral in het weekend worden de zalen onveilig gemaakt door geaffecteerde middelbare dames. In de regel bezoeken die het theater met een vriendin, voor de gezelligheid. Niets mis met een leuk avondje uit. Maar dat gekwek! Zodra het licht uitgaat, kakelen ze lustig verder, alleen gaat het nu over de film. Omdat ze thuis in Bezuidenhout of de Vogelwijk nooit met iemand rekening hoeven te houden, beseffen ze niet dat andere bezoekers hen kunnen horen en, sterker nog, misschien niet in hun discussie geïnteresseerd zijn. Tijdens matig bezochte voorstellingen maan ik die types tot stilte, en na wat gesputter houden ze zich dan wel koest. Maar in een volle zaal sta ik machteloos, omdat ze zich buiten mijn communicatieve bereik bevinden. Op zulke momenten denk ik met weemoed aan het Filmfestival Rotterdam, waar je zelfs in afgeladen zalen nauwelijks iets hoort van de goed getrainde festivalgangers.
 
Het was achteraf gezien dan ook onverstandig om juist op zaterdagavond Caterina va in città (van regisseur Paolo Virzì) te gaan zien. Thematisch lijkt de film veel op een – platte maar heel geestige – Hollywoodkomedie van een paar maanden terug, Mean Girls. Ook nu moet een tienermeisje uit de provincie maar zien hoe ze het rooit in een mondaine omgeving, in dit geval een chique school in Rome. Meteen op haar eerste schooldag moet Caterina (een beetje vlakke rol van Alice Teghil) kiezen tussen de alternatievelingen en de kakkers (in het Italie van nu zijn dat neo-fascisten).
Onder de vleugels van klasgenote Margherita begint ze haar socialisatieproces in alternatieve kringen van het artistieke soort. Margherita’s moeder schrijft boeken die nog uitgegeven worden ook, en organiseert protest- of discussiebijeenkomsten waarop ze de gasten zelfgebakken taart voorzet. De vader van Catherina (Sergio Castellitto in topvorm) ruikt zijn kans. Zijn ambities reiken verder dan zijn miezerige docentenbestaan, waarin hij zijn vrouw en zijn leerlingen door het slijk haalt. In een tenenkrommende scène wendt hij zich, gewapend met zijn ongepubliceerde roman die elke beschrijving tart, en niet gehinderd door enige tact of gêne, tot zijn collega-auteur. Dat loopt niet goed af. Vervolgens maakt Caterina in het kielzog van haar andere ‘vriendin’ Daniela kennis met de fascistoïde elite van Rome. Het laat zich raden dat zij en haar ambitieuze vader ook daar niet met open armen worden ontvangen.
 
Eén recensent typeerde de film als een coming of age film over een veertigjarige jongen. Ik wou dat ik dat bedacht had. Vader Giancarlo ontroert in zijn deerniswekkendheid. Hij kijkt neer op nagenoeg alle medemensen. Tegelijk heeft hij sommige van die sukkels nodig om als intellectueel en kunstenaar erkend te worden. En dan presteren zij het verdomme om hem als pispaal te gebruiken! Tegen het eind van de film verlaat vader met goede redenen zijn gezin. De daaropvolgende slotscène wettigt de hoop dat hij misschien toch enige zelfkennis heeft opgedaan.
 
Ook bij de vrijdagvoorstelling van Ae Fond Kiss van socialist in hart en nieren Ken Loach ouwehoerden de dames er lustig op los. En dat terwijl het misschien wel de beste film van zijn prachtige oeuvre is. In Glasgow komt de Pakistaanse Casim in contact met Roisin, de lelieblanke muzieklerares van zijn jongere zusje. Hij wordt op slag verliefd en zij is als moderne, geëmancipeerde vrouw niet wars van mannen met een andere kleur en uit een andere cultuur. Casim durft zijn ouders niet te confronteren met zijn nieuwe liefde. Zijn vader heeft al een echtgenote voor hem op het oog, net zoals hij zojuist een geschikte man voor Casims oudere zuster Rukhsana geselecteerd heeft. Dat is een eitje, denkt de toeschouwer. Achterlijke tradities tegenover ware liefde, dat kan maar één uitkomst opleveren!
 
Maar Loach’ wereldbeeld is complexer dan het romantische cliché ‘liefde overwint alles’. Hij brengt de toeschouwer langzaam maar zeker bij dat sommige tradities geen barbaarse gebruiken zijn van gekleurde buitenlanders die Engels spreken met een grappig kinderlijk accent. En dat niet alleen: hij laat ook zien dat een op het eerste gezicht geslaagd exemplaar van het blanke ras meer morele tekortkomingen heeft dan wij aanvankelijk dachten (en dan zij nog steeds denkt). Zo wankel is het evenwicht, dat elke keus die Casim – fantastisch geacteerd door Atta Yaqub – maakt, onherstelbare schade zal aanrichten. Al kijkend wilde ik het liefst dat de regisseur de film een open einde zou geven, zodat iedereen naar eigen inzicht het verhaal kon afmaken. Maar zo gaat dat niet in de filmindustrie.
Ae Fond Kiss is ondanks zijn vele geestige momenten een tragische film. Dat had niet iedereen door. Zelfs bij de meest dramatische scènes bulderden sommige vrouwelijke kijkers het uit van het lachen. Ik moet aannemen dat de aangesneden thematiek voor hen geen realiteitswaarde had. Geen onderwerp waar je, op de sherry bij je tennisvriendin, over praat. Geen kwestie die in jouw straat aan de orde is. Zou het iets uitmaken als de hoofdpersoon geen Pakistani maar een Marokkaan was geweest? Ik heb mijn twijfels. Domme mensen heb je overal. Zelfs in het Haagse Filmhuis
 


© 2004 Hans Knegtmans meer Hans Knegtmans - meer "Naar de film" -
Vermaak en Genot > Naar de film
Geen manier van doen Hans Knegtmans
0202 Haags
Van de drie grote steden in Nederland heeft Den Haag, omgerekend naar aantal inwoners, de minste bioscoopzalen. Sinds jaar en dag is Amsterdam met afstand de best bedeelde bioscoopstad in Nederland, maar ook Rotterdam blijft Den Haag ruim voor, zowel in aantal zalen van commerciële bioscopen als van filmtheaters met Art House pretenties. Dat er in Den Haag relatief weinig Pathé-zalen zijn, is geen ramp. Bedenkelijker is de achterstand in Art House zalen. Den Haag moet het stellen met zeven: drie in Babylon en vier in het Haags Filmhuis. Rotterdam telt elf zalen en Amsterdam negentien (en dan reken ik Tuschinski, de artistieke tak van de Pathé-familie, niet eens mee).
 
Op papier lijkt dit een onhoudbare situatie voor de cinefiel. Toch hoef ik elk jaar maar een handvol keren naar Amsterdam af te reizen om een film te zien die Babylon of het Haags Filmhuis niet aandoet. Dat komt vooral door de uitgekiende programmering van het Filmhuis. Bijna alle films – ook premières – moeten het doen met één avondvoorstelling en een paar matinees, zodat er toch een breed aanbod is. De meeste klanten hebben geen hinder van die strategie, omdat zelfs in dit theater de clientèle niet bijzonder kieskeurig is. Veel bezoekers komen op de bonnefooi en hebben hooguit een lichte voorkeur voor een bepaalde film. Voorstelling uitverkocht? Niks aan de hand, er draaien nog drie films, dus er is altijd wel een zaal waar ze wél terecht kunnen. Alleen fanaten zoals ik moeten hun bezoek zorgvuldig plannen, ook al omdat soms de tweede voorstelling al begint voordat – in een andere zaal – de eerste is afgelopen. De reden is dat op elk moment slechts één van de personeelsleden zaalwachtdienst heeft, en die kan niet op twee plaatsen tegelijk zijn. Maar alweer, 99% van de bezoekers heeft geen notie dat dit probleem ooit zou kunnen optreden.
 
De taakverdeling tussen Babylon en het Haags Filmhuis lijkt helder. Babylon programmeert bioscoopfilms voor mensen die doorgeleerd hebben: hoogtepunten van 2004 zijn totnogtoe Hero, Lost in Translation, Big Fish, 21 Grams, The Ladykillers, La mala educación en Before Sunset. Het Filmhuis vertoont onvervalst Art House repertoire, veelal afkomstig van het Filmfestival Rotterdam. Uitblinkers in deze categorie waren in 2004 Uzak, Elephant, American Splendor, Le temps du loup, Lichter, The Killing en Bright Future. Soms zit er een vreemde eend in de bijt, zoals de bioscoophit Fahrenheit 9/11 van Michael Moore. Een prachtfilm, daar niet van, maar hij neemt nu al maanden een van de zalen in beslag. Dat laatste geldt ook voor de knaller het Filmfestival Rotterdam, The Story of the Weeping Camel, een soort Bambi voor volwassenen. Opmerkelijk genoeg houden zelfs deze publiekstrekkers de doorstroming niet tegen.
 
Over de programmering van het Filmhuis dus niets dan goeds, net als over het klantvriendelijke en stressbestendige personeel. Maar soms zou ik de bevoegdheid willen hebben, klanten de deur te wijzen. Ik heb het dan over – het hoge woord moet er maar uit – Haagse kak. Vooral in het weekend worden de zalen onveilig gemaakt door geaffecteerde middelbare dames. In de regel bezoeken die het theater met een vriendin, voor de gezelligheid. Niets mis met een leuk avondje uit. Maar dat gekwek! Zodra het licht uitgaat, kakelen ze lustig verder, alleen gaat het nu over de film. Omdat ze thuis in Bezuidenhout of de Vogelwijk nooit met iemand rekening hoeven te houden, beseffen ze niet dat andere bezoekers hen kunnen horen en, sterker nog, misschien niet in hun discussie geïnteresseerd zijn. Tijdens matig bezochte voorstellingen maan ik die types tot stilte, en na wat gesputter houden ze zich dan wel koest. Maar in een volle zaal sta ik machteloos, omdat ze zich buiten mijn communicatieve bereik bevinden. Op zulke momenten denk ik met weemoed aan het Filmfestival Rotterdam, waar je zelfs in afgeladen zalen nauwelijks iets hoort van de goed getrainde festivalgangers.
 
Het was achteraf gezien dan ook onverstandig om juist op zaterdagavond Caterina va in città (van regisseur Paolo Virzì) te gaan zien. Thematisch lijkt de film veel op een – platte maar heel geestige – Hollywoodkomedie van een paar maanden terug, Mean Girls. Ook nu moet een tienermeisje uit de provincie maar zien hoe ze het rooit in een mondaine omgeving, in dit geval een chique school in Rome. Meteen op haar eerste schooldag moet Caterina (een beetje vlakke rol van Alice Teghil) kiezen tussen de alternatievelingen en de kakkers (in het Italie van nu zijn dat neo-fascisten).
Onder de vleugels van klasgenote Margherita begint ze haar socialisatieproces in alternatieve kringen van het artistieke soort. Margherita’s moeder schrijft boeken die nog uitgegeven worden ook, en organiseert protest- of discussiebijeenkomsten waarop ze de gasten zelfgebakken taart voorzet. De vader van Catherina (Sergio Castellitto in topvorm) ruikt zijn kans. Zijn ambities reiken verder dan zijn miezerige docentenbestaan, waarin hij zijn vrouw en zijn leerlingen door het slijk haalt. In een tenenkrommende scène wendt hij zich, gewapend met zijn ongepubliceerde roman die elke beschrijving tart, en niet gehinderd door enige tact of gêne, tot zijn collega-auteur. Dat loopt niet goed af. Vervolgens maakt Caterina in het kielzog van haar andere ‘vriendin’ Daniela kennis met de fascistoïde elite van Rome. Het laat zich raden dat zij en haar ambitieuze vader ook daar niet met open armen worden ontvangen.
 
Eén recensent typeerde de film als een coming of age film over een veertigjarige jongen. Ik wou dat ik dat bedacht had. Vader Giancarlo ontroert in zijn deerniswekkendheid. Hij kijkt neer op nagenoeg alle medemensen. Tegelijk heeft hij sommige van die sukkels nodig om als intellectueel en kunstenaar erkend te worden. En dan presteren zij het verdomme om hem als pispaal te gebruiken! Tegen het eind van de film verlaat vader met goede redenen zijn gezin. De daaropvolgende slotscène wettigt de hoop dat hij misschien toch enige zelfkennis heeft opgedaan.
 
Ook bij de vrijdagvoorstelling van Ae Fond Kiss van socialist in hart en nieren Ken Loach ouwehoerden de dames er lustig op los. En dat terwijl het misschien wel de beste film van zijn prachtige oeuvre is. In Glasgow komt de Pakistaanse Casim in contact met Roisin, de lelieblanke muzieklerares van zijn jongere zusje. Hij wordt op slag verliefd en zij is als moderne, geëmancipeerde vrouw niet wars van mannen met een andere kleur en uit een andere cultuur. Casim durft zijn ouders niet te confronteren met zijn nieuwe liefde. Zijn vader heeft al een echtgenote voor hem op het oog, net zoals hij zojuist een geschikte man voor Casims oudere zuster Rukhsana geselecteerd heeft. Dat is een eitje, denkt de toeschouwer. Achterlijke tradities tegenover ware liefde, dat kan maar één uitkomst opleveren!
 
Maar Loach’ wereldbeeld is complexer dan het romantische cliché ‘liefde overwint alles’. Hij brengt de toeschouwer langzaam maar zeker bij dat sommige tradities geen barbaarse gebruiken zijn van gekleurde buitenlanders die Engels spreken met een grappig kinderlijk accent. En dat niet alleen: hij laat ook zien dat een op het eerste gezicht geslaagd exemplaar van het blanke ras meer morele tekortkomingen heeft dan wij aanvankelijk dachten (en dan zij nog steeds denkt). Zo wankel is het evenwicht, dat elke keus die Casim – fantastisch geacteerd door Atta Yaqub – maakt, onherstelbare schade zal aanrichten. Al kijkend wilde ik het liefst dat de regisseur de film een open einde zou geven, zodat iedereen naar eigen inzicht het verhaal kon afmaken. Maar zo gaat dat niet in de filmindustrie.
Ae Fond Kiss is ondanks zijn vele geestige momenten een tragische film. Dat had niet iedereen door. Zelfs bij de meest dramatische scènes bulderden sommige vrouwelijke kijkers het uit van het lachen. Ik moet aannemen dat de aangesneden thematiek voor hen geen realiteitswaarde had. Geen onderwerp waar je, op de sherry bij je tennisvriendin, over praat. Geen kwestie die in jouw straat aan de orde is. Zou het iets uitmaken als de hoofdpersoon geen Pakistani maar een Marokkaan was geweest? Ik heb mijn twijfels. Domme mensen heb je overal. Zelfs in het Haagse Filmhuis
 
© 2004 Hans Knegtmans
powered by CJ2