archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > Naar de film delen printen terug
Genialiteit in zwart-wit Hans Knegtmans

0111 Genialiteit in zwart witFilmregisseur Stanley Kubrick overleed vijf jaar geleden, op 7 maart 1999. Het Filmmuseum herdenkt deze gebeurtenis door in tweevoud een nieuwe kopie van The Killing (1956) uit te brengen. Die keus is begrijpelijk. In tegenstelling tot Kubricks eerste twee lange speelfilms – Fear and Desire en Killer’s Kiss – wordt The Killing door de filmkritiek geprezen als een eerste indicatie van zijn genialiteit. Dat heeft wel even geduurd. Tekenend is het feit dat veel Nederlandse recensenten de hervertoning van de film in 1986 beschreven als een (rijkelijk late) première. Dat klopt niet. Naar aanleiding van de echte première in december 1956 beklaagde Jan Vrijman zich in Vrij Nederland er al over, dat de gevestigde filmpers geen oog had voor de Amerikaanse B-film. (Ik heb deze wijsheid uit een krantenknipsel in de persmap. Over die map straks meer.)

The Killing draaide enkele weken in Cinema Royal op de Nieuwendijk in Amsterdam. Nette bioscoopgangers – en Nederlandse filmrecensenten zijn nette bioscoopgangers – hielden zich verre van dit volkse filmtheater, waar misdaadfilms en westerns de dienst uitmaakten. Ook ik zag de film pas later, maar dat was buiten mijn schuld. De film heeft bij mijn weten nooit mijn geboorteplaats Rotterdam aangedaan: na WOII duurde het vele jaren voor het aantal bioscopen in het Rotterdamse stadscentrum weer enigszins op peil was gebracht. Ze konden dus niet zomaar de eerste de beste misdaadfilm vertonen.

Hoe sympathiek het initiatief van het Filmmuseum ook is, het aantal van negen toeschouwers die op vrijdagavond, daags na de première, het Amsterdamse Cinerama bevolkten, geeft weinig aanleiding tot optimisme. Als er in Nederland één locatie is waar het bioscooppubliek obscure films naar waarde weet te schatten is dat Amsterdam, wat je verder ook van die stad mag vinden. Het lijkt me dan ook onwaarschijnlijk dat The Killing, wanneer het publiek in Amsterdam en Utrecht er op uitgekeken is, een zegetocht door de rest van het land zal maken. Gelukkig is de film vanwege zijn cultstatus ook op video (VHS en DVD) verschenen, en die kans moet u niet laten liggen.

De intrige van de film is rechtdoorzee. Johnny Clay, net terug van vijf jaar gevangenisstraf, heeft de perfecte overval beraamd. Tijdens de zevende koers op de racebaan zal een scherpschutter het paard Red Lightning, de torenhoge favoriet van deze race, neerschieten. Een andere handlanger van Johnny zal op het zelfde moment een ruzie in het café van het stadion uitlokken, wat de verwarring nog zal vergroten. Daarna, is het plan, ontfermt Johnny zich over de inzet van de weddenschappen, die tegen die tijd rond twee miljoen dollar zal bedragen. Om dat mogelijk te maken moeten barman Mike, kassier George en politieman Randy op het juiste moment op de juiste plaats zijn. Een kind doet de was. Uit de toonzetting van het verhaal kunnen we al opmaken dat ook deze perfecte misdaad stuk zal lopen op een onverwachte complicatie – we weten alleen nog niet welke.

Door zijn thematiek en fotografie – prachtig zwart-wit, bereikt door technische foefjes die mij ver boven de pet gaan – is de film een klassiek staaltje van film noir. Maar toen al had Kubrick, hoewel hij met zijn 27 jaar net kwam kijken, het hoog in de bol. Net als in de misdaadroman waarop de film gebaseerd was, Clean Break van de auteur Lionel White, stond hij op een non-lineaire verhaalstructuur. Tegenwoordig blikken of blozen we daar niet meer van – zie bijvoorbeeld het indrukwekkende Elephant, dat nu in de filmhuizen draait – maar in die tijd was dat een ongehoord avontuurlijke onderneming. Een flashback is tot daar aan toe, maar een verhaal dat zonder dwingende reden heen en terug in de tijd springt, dat was meer dan sommige toeschouwers aankonden.

In de genoemde persmap is een hoofdstuk opgenomen uit de biografie Stanley Kubrick: A Biography van Vincent LoBrutto (1996). De schrijver schetst hoe ontdaan Kubrick en zijn producent James B. Harris waren, toen tijdens een screening in besloten kring vrienden en bekenden hun gal spuwden over de springerige, verwarrende verhaalstructuur. De filmers besteedden weken aan het verknippen en plakken van de beelden tot het verhaal er eindelijk ‘logisch’ uitzag, alleen maar om te concluderen dat ze daarmee het kind met het badwater zouden weggooien. Zo kreeg de film zijn oorspronkelijke vorm weer terug en is de kijker er wel vier of vijf keer – ik heb niet geteld – getuige van, hoe de jockeys zich opmaken voor de start van de gedenkwaardige zevende race. Om te voorkomen dat de toeschouwer het spoor bijster raakt, begeleidt een voice-over elke wending van het verhaal: “Om kwart over negen had Johnny zijn hotelkamer verlaten (….).”

Voor hoofdpersoon Johnny werd Sterling Hayden aangetrokken. De studio wilde liever het duurdere en mooiere matinee-idool Victor Mature, maar die was op dat moment niet beschikbaar. Gelukkig maar. Hayden bleek geknipt voor de rol van rechtlijnige bendeleider. De samenwerking beviel zo goed dat Kubrick hem acht jaar later de schnabbel van zijn leven bezorgde in Dr. Strangelove or: How I Learned to Stop Worrying and Love the Bomb. Als General Jack D. Ripper is Hayden direct verantwoordelijk voor het bombarderen van de Sovjet-Unie. Aan Captain Lionel Mandrake (een van de drie rollen van Peter Sellers in deze film) onthult hij hoe de communisten proberen, door fluoridering van het drinkwater ‘onze kostbare lichaamssappen’ onklaar te maken. In The Killing is Hayden is de enige acteur van naam. Goed, Marie Windsor heeft een zekere reputatie op te houden als femme fatale, en dat doe ze even vals als altijd. De overige acteurs zijn van die bekende koppen zonder naam. Ik weet zeker dat ik ze al eerder gezien hebt – sommigen meer dan eens – maar in welke film ook al weer? De een, blijkt uit nader onderzoek, heeft een nog obscuurder staat van dienst dan de ander. Het is maar de vraag of ze met z’n allen meer aan de film hebben verdiend dan Sterling Hayden, die in zijn eentje 40.000 dollar opstreek.

In kringen van deskundigen is over de film gedebatteerd tot de betrokkenen een ons wogen. Sommige scènes nodigen daar ook nadrukkelijk toe uit. Maar uiteindelijk is The Killing ‘gewoon’een film noir. In de slotscène staat Johnny oog in oog met een paar FBI-agenten. Wat te doen? Ontvluchten en nog jaren blut naar de muur van een hotelkamer kijken? Als een held sterven in het harnas? Zich overgeven? “What’s the difference” concludeert hij.

© 2004 Hans Knegtmans meer Hans Knegtmans - meer "Naar de film" -
Vermaak en Genot > Naar de film
Genialiteit in zwart-wit Hans Knegtmans
0111 Genialiteit in zwart witFilmregisseur Stanley Kubrick overleed vijf jaar geleden, op 7 maart 1999. Het Filmmuseum herdenkt deze gebeurtenis door in tweevoud een nieuwe kopie van The Killing (1956) uit te brengen. Die keus is begrijpelijk. In tegenstelling tot Kubricks eerste twee lange speelfilms – Fear and Desire en Killer’s Kiss – wordt The Killing door de filmkritiek geprezen als een eerste indicatie van zijn genialiteit. Dat heeft wel even geduurd. Tekenend is het feit dat veel Nederlandse recensenten de hervertoning van de film in 1986 beschreven als een (rijkelijk late) première. Dat klopt niet. Naar aanleiding van de echte première in december 1956 beklaagde Jan Vrijman zich in Vrij Nederland er al over, dat de gevestigde filmpers geen oog had voor de Amerikaanse B-film. (Ik heb deze wijsheid uit een krantenknipsel in de persmap. Over die map straks meer.)

The Killing draaide enkele weken in Cinema Royal op de Nieuwendijk in Amsterdam. Nette bioscoopgangers – en Nederlandse filmrecensenten zijn nette bioscoopgangers – hielden zich verre van dit volkse filmtheater, waar misdaadfilms en westerns de dienst uitmaakten. Ook ik zag de film pas later, maar dat was buiten mijn schuld. De film heeft bij mijn weten nooit mijn geboorteplaats Rotterdam aangedaan: na WOII duurde het vele jaren voor het aantal bioscopen in het Rotterdamse stadscentrum weer enigszins op peil was gebracht. Ze konden dus niet zomaar de eerste de beste misdaadfilm vertonen.

Hoe sympathiek het initiatief van het Filmmuseum ook is, het aantal van negen toeschouwers die op vrijdagavond, daags na de première, het Amsterdamse Cinerama bevolkten, geeft weinig aanleiding tot optimisme. Als er in Nederland één locatie is waar het bioscooppubliek obscure films naar waarde weet te schatten is dat Amsterdam, wat je verder ook van die stad mag vinden. Het lijkt me dan ook onwaarschijnlijk dat The Killing, wanneer het publiek in Amsterdam en Utrecht er op uitgekeken is, een zegetocht door de rest van het land zal maken. Gelukkig is de film vanwege zijn cultstatus ook op video (VHS en DVD) verschenen, en die kans moet u niet laten liggen.

De intrige van de film is rechtdoorzee. Johnny Clay, net terug van vijf jaar gevangenisstraf, heeft de perfecte overval beraamd. Tijdens de zevende koers op de racebaan zal een scherpschutter het paard Red Lightning, de torenhoge favoriet van deze race, neerschieten. Een andere handlanger van Johnny zal op het zelfde moment een ruzie in het café van het stadion uitlokken, wat de verwarring nog zal vergroten. Daarna, is het plan, ontfermt Johnny zich over de inzet van de weddenschappen, die tegen die tijd rond twee miljoen dollar zal bedragen. Om dat mogelijk te maken moeten barman Mike, kassier George en politieman Randy op het juiste moment op de juiste plaats zijn. Een kind doet de was. Uit de toonzetting van het verhaal kunnen we al opmaken dat ook deze perfecte misdaad stuk zal lopen op een onverwachte complicatie – we weten alleen nog niet welke.

Door zijn thematiek en fotografie – prachtig zwart-wit, bereikt door technische foefjes die mij ver boven de pet gaan – is de film een klassiek staaltje van film noir. Maar toen al had Kubrick, hoewel hij met zijn 27 jaar net kwam kijken, het hoog in de bol. Net als in de misdaadroman waarop de film gebaseerd was, Clean Break van de auteur Lionel White, stond hij op een non-lineaire verhaalstructuur. Tegenwoordig blikken of blozen we daar niet meer van – zie bijvoorbeeld het indrukwekkende Elephant, dat nu in de filmhuizen draait – maar in die tijd was dat een ongehoord avontuurlijke onderneming. Een flashback is tot daar aan toe, maar een verhaal dat zonder dwingende reden heen en terug in de tijd springt, dat was meer dan sommige toeschouwers aankonden.

In de genoemde persmap is een hoofdstuk opgenomen uit de biografie Stanley Kubrick: A Biography van Vincent LoBrutto (1996). De schrijver schetst hoe ontdaan Kubrick en zijn producent James B. Harris waren, toen tijdens een screening in besloten kring vrienden en bekenden hun gal spuwden over de springerige, verwarrende verhaalstructuur. De filmers besteedden weken aan het verknippen en plakken van de beelden tot het verhaal er eindelijk ‘logisch’ uitzag, alleen maar om te concluderen dat ze daarmee het kind met het badwater zouden weggooien. Zo kreeg de film zijn oorspronkelijke vorm weer terug en is de kijker er wel vier of vijf keer – ik heb niet geteld – getuige van, hoe de jockeys zich opmaken voor de start van de gedenkwaardige zevende race. Om te voorkomen dat de toeschouwer het spoor bijster raakt, begeleidt een voice-over elke wending van het verhaal: “Om kwart over negen had Johnny zijn hotelkamer verlaten (….).”

Voor hoofdpersoon Johnny werd Sterling Hayden aangetrokken. De studio wilde liever het duurdere en mooiere matinee-idool Victor Mature, maar die was op dat moment niet beschikbaar. Gelukkig maar. Hayden bleek geknipt voor de rol van rechtlijnige bendeleider. De samenwerking beviel zo goed dat Kubrick hem acht jaar later de schnabbel van zijn leven bezorgde in Dr. Strangelove or: How I Learned to Stop Worrying and Love the Bomb. Als General Jack D. Ripper is Hayden direct verantwoordelijk voor het bombarderen van de Sovjet-Unie. Aan Captain Lionel Mandrake (een van de drie rollen van Peter Sellers in deze film) onthult hij hoe de communisten proberen, door fluoridering van het drinkwater ‘onze kostbare lichaamssappen’ onklaar te maken. In The Killing is Hayden is de enige acteur van naam. Goed, Marie Windsor heeft een zekere reputatie op te houden als femme fatale, en dat doe ze even vals als altijd. De overige acteurs zijn van die bekende koppen zonder naam. Ik weet zeker dat ik ze al eerder gezien hebt – sommigen meer dan eens – maar in welke film ook al weer? De een, blijkt uit nader onderzoek, heeft een nog obscuurder staat van dienst dan de ander. Het is maar de vraag of ze met z’n allen meer aan de film hebben verdiend dan Sterling Hayden, die in zijn eentje 40.000 dollar opstreek.

In kringen van deskundigen is over de film gedebatteerd tot de betrokkenen een ons wogen. Sommige scènes nodigen daar ook nadrukkelijk toe uit. Maar uiteindelijk is The Killing ‘gewoon’een film noir. In de slotscène staat Johnny oog in oog met een paar FBI-agenten. Wat te doen? Ontvluchten en nog jaren blut naar de muur van een hotelkamer kijken? Als een held sterven in het harnas? Zich overgeven? “What’s the difference” concludeert hij.
© 2004 Hans Knegtmans
powered by CJ2