archiefvorig nr.lopend nr.

Bezigheden > Klussen delen printen terug
Vogels ringen Jack Luiten

2018BZ Ringen
‘Vogels ringen is nuttig, maar bovenal een passie’.

Een dagje op stap met vogelringer Ben Middendorp is een kennismaking met een gedreven natuurliefhebber. Hij is één van de ongeveer vierhonderd gecertificeerde ringers in Nederland. Hij ringt niet alleen weidevogels zoals kieviten of scholeksters, maar ook kokmeeuwen en knobbelzwanen. Op een melkveebedrijf in Zoeterwoude geeft hij tekst en uitleg over het ringen. Maar voordat het zover is wil hij nog een scholekster vangen en ringen. Al vroeg in het seizoen zoekt hij op afstand percelen af om nesten te lokaliseren. Bij dit monitoren krijgt hij hulp van vrijwilligers, die nesten zoeken en markeren om de vogels te beschermen.
 
Dat vangen en ringen lijkt een simpel klusje, maar is het allerminst. De werkwijze die volgens hem bij het ringen van weidevogels hoort: eerst kijken en pas als je iets goed ziet, de keuze maken wel of niet het veld in. Bij een nestje van een scholekster wordt een driedelig netje met een veer ‘op scherp gezet’. Om beschadiging te voorkomen zijn eerst de vier ‘echte’ eieren verwisseld voor nepeieren. Boven het nestje in het weiland spant Middendorp een visdraadje. En nu maar afwachten of de broedende scholekster weer op het nest wil gaan zitten. Op een paar honderd meter afstand kijkt hij aan de rand van het boerenerf door z’n telescoop of de vogel terugkeert.

Al na een paar minuten is het zover. Door het hoge gras is amper te zien of de val heeft gewerkt. Nog geen kwartier later besluit de vogelringer het weiland in te lopen. En jawel, het dier zit in de val en wordt in een wit zakje meegenomen. De ‘echte’ eieren worden in het nestje teruggelegd.

Administratie

Weer terug op het erf wordt alles wat hij nodig heeft om te ringen op de grond uitgestald. Van tangetjes, ringen en lijm tot klemmetjes, meetapparatuur en een complete administratie.

De meeste vogels krijgen maar één metalen ring, die levenslang meegaat. Soms worden kleurringen toegevoegd, waardoor het mogelijk is om de kleur- en codecombinatie op grotere afstand af te lezen. Dit geeft toegevoegde waarde aan het onderzoek, omdat met kleurringen de vogel vaker onder lastige omstandigheden op grotere afstand is te identificeren, bijvoorbeeld in zijn overwinteringsgebieden. ‘Het draait allemaal om een koppeling tussen ringinfo en de zogenoemde terugmeld-informatie. Het dier hoeft dan niet opnieuw te worden gevangen'. 

'Aan de hand van een systeem van het Nederlandse Vogeltrekstation (Retrapping Adults for Survival) kan worden vastgesteld welke vogels in latere jaren weer terugkeren. Zo kun je de overleving bepalen (in percentages) en het zegt iets over de condities van de vogels en over de gevaren in hun omgeving’, zo legt Middendorp uit.

Ben is geboren en getogen in het oosten van het land en woont sinds 2005 met zijn gezin in regio Zoetermeer. Hij is in dienst bij een overheidsorganisatie als adviseur geografische informatiesystemen. Hij werkt bijna dagelijks met data en dat komt goed van pas bij het vastleggen van uiteenlopende gegevens bij het ringen van vogels. Het gaat om veel meer dan alleen het aanbrengen van de ring(en). Er wordt ook gemeten, gewogen en van alles en nog wat opgeschreven, zoals het metalen ringnummer, kleur en codes van kleurringen. De lichaamsmaten (biometrie) van de vogel geven indicaties in groeiverschillen van pullen uit één nest of verschillen tussen jonge vogels in de regio. Die biometrie zegt verder iets over de leeftijd en vaak ook over het geslacht van de vogel.  

Elke zondag op pad

Als 13-jarig jongetje raakte hij al in de ban van de natuur, werd lid van de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie en ging elke zondag met leeftijdgenoten op pad. Hij ontdekte toen al geringde knobbelzwanen en noteerde de ringcodes. Hij was dan in zijn element en de ringer ook, want die ontving zijn terugmelding.

Later ging Middendorp ringers assisteren. ‘Het klinkt misschien vreemd, maar met terugkerende vogels die jarenlang je pad kruisen krijg je een soort band. Het belangrijkste is natuurlijk dat de wetenschap ermee wordt geholpen, omdat men weet hoe oud de vogel is geworden en waar die zich heeft opgehouden.’ Alle ringgegevens voert hij zelf in in het systeem van het Vogeltrekstation. ‘De kleurringen komen in een ander systeem met de naam Birding. Als ze daar in staan en een melder voert dezelfde kleurringcode in, dan wordt automatisch een koppeling gelegd tussen de ringinformatie en de zogenoemde terugmeld-informatie. Degene die meldt, krijgt dan vanzelf bericht terug. Ik ervaar in de praktijk dat het ook wat oplevert. Sommige kieviten en scholeksters komen wel acht of negen jaar terug. Er zijn heel wat mensen in binnen- en buitenland die kleurcodes registreren van bijvoorbeeld kokmeeuwen en zo bijdragen aan onderzoek.’

De bevindingen belanden ook bij SOVON (landelijke organisatie voor vogelonderzoek), die de ontwikkelingen in aantal en de verspreiding van vogels in kaart brengt. Door onderzoek worden de oorzaken van veranderingen zichtbaar en daarmee meer kennis beschikbaar voor onderzoekers, beschermers, beleidsmakers en natuurliefhebbers.

Ringvergunning

De kneepjes van het vak leerde Middendorp van Frank Majoor, die in het oosten van het land kokmeeuwen ringde en ringen aflas. In 1992 kreeg Ben zelf vergunning voor het ringen van knobbelzwanen. ‘Na een paar jaar pauze pakte ik in 2013 de draad weer op met het ringen van vogels rond Den Haag en Zoetermeer. Naast kokmeeuwen en knobbelzwanen zijn weidevogels toch wel mijn favoriete vogels. Beide andere soorten ring ik nog steeds in het oosten van het land langs de IJssel bij Deventer en Zutphen’.

Het hoofddoel van zijn activiteit staat buiten kijf: onderzoek en wetenschap. Maar de voorlichting die hij kan geven aan geïnteresseerden, terreineigenaren of passerend publiek vindt hij eigenlijk net zo belangrijk. Dit is trouwens ook een eis die bij de certificering aan bod komt. De boeren vraagt hij vooraf toestemming om het veld in te gaan, al opereert hij het liefst vanaf het boerenerf. ‘De meeste mensen weten niet precies waar wij mee bezig zijn. Ik probeer uit te leggen wat ik doe, waarom en hoe ik het aanpak. Op die manier kweek je meer begrip. Ik beschouw dit als een essentieel onderdeel van het ringersvak’, aldus Middendorp.

Liefdewerk oud papier

Wat opvalt tijdens een dagje in zijn kielzog: hij wil de natuur zo min mogelijk verstoren. Voorop staat dat zijn activiteiten geen nadelige gevolgen hebben voor de vogels. De weidevogels worden geringd in de periode maart-juni. De kokmeeuwen ringt Middendorp in mei-juni en december-januari en de knobbelzwanen van augustus tot en met december. ‘Het is allemaal liefdewerk oud papier; er worden geen onkostenvergoedingen gegeven voor het reizen en het ringen, ook niet voor de latere terugmeldingen. Het is wél een heerlijke en heel nuttige liefhebberij. Maar bovenal is het een passie voor vogels.’

Alle ringgegevens worden ingevoerd in het Vogeltrekstation.
De kleurringen komen in Birding.


----------

De foto is van Jack zelf.


© 2023 Jack Luiten meer Jack Luiten - meer "Klussen" -
Bezigheden > Klussen
Vogels ringen Jack Luiten
2018BZ Ringen
‘Vogels ringen is nuttig, maar bovenal een passie’.

Een dagje op stap met vogelringer Ben Middendorp is een kennismaking met een gedreven natuurliefhebber. Hij is één van de ongeveer vierhonderd gecertificeerde ringers in Nederland. Hij ringt niet alleen weidevogels zoals kieviten of scholeksters, maar ook kokmeeuwen en knobbelzwanen. Op een melkveebedrijf in Zoeterwoude geeft hij tekst en uitleg over het ringen. Maar voordat het zover is wil hij nog een scholekster vangen en ringen. Al vroeg in het seizoen zoekt hij op afstand percelen af om nesten te lokaliseren. Bij dit monitoren krijgt hij hulp van vrijwilligers, die nesten zoeken en markeren om de vogels te beschermen.
 
Dat vangen en ringen lijkt een simpel klusje, maar is het allerminst. De werkwijze die volgens hem bij het ringen van weidevogels hoort: eerst kijken en pas als je iets goed ziet, de keuze maken wel of niet het veld in. Bij een nestje van een scholekster wordt een driedelig netje met een veer ‘op scherp gezet’. Om beschadiging te voorkomen zijn eerst de vier ‘echte’ eieren verwisseld voor nepeieren. Boven het nestje in het weiland spant Middendorp een visdraadje. En nu maar afwachten of de broedende scholekster weer op het nest wil gaan zitten. Op een paar honderd meter afstand kijkt hij aan de rand van het boerenerf door z’n telescoop of de vogel terugkeert.

Al na een paar minuten is het zover. Door het hoge gras is amper te zien of de val heeft gewerkt. Nog geen kwartier later besluit de vogelringer het weiland in te lopen. En jawel, het dier zit in de val en wordt in een wit zakje meegenomen. De ‘echte’ eieren worden in het nestje teruggelegd.

Administratie

Weer terug op het erf wordt alles wat hij nodig heeft om te ringen op de grond uitgestald. Van tangetjes, ringen en lijm tot klemmetjes, meetapparatuur en een complete administratie.

De meeste vogels krijgen maar één metalen ring, die levenslang meegaat. Soms worden kleurringen toegevoegd, waardoor het mogelijk is om de kleur- en codecombinatie op grotere afstand af te lezen. Dit geeft toegevoegde waarde aan het onderzoek, omdat met kleurringen de vogel vaker onder lastige omstandigheden op grotere afstand is te identificeren, bijvoorbeeld in zijn overwinteringsgebieden. ‘Het draait allemaal om een koppeling tussen ringinfo en de zogenoemde terugmeld-informatie. Het dier hoeft dan niet opnieuw te worden gevangen'. 

'Aan de hand van een systeem van het Nederlandse Vogeltrekstation (Retrapping Adults for Survival) kan worden vastgesteld welke vogels in latere jaren weer terugkeren. Zo kun je de overleving bepalen (in percentages) en het zegt iets over de condities van de vogels en over de gevaren in hun omgeving’, zo legt Middendorp uit.

Ben is geboren en getogen in het oosten van het land en woont sinds 2005 met zijn gezin in regio Zoetermeer. Hij is in dienst bij een overheidsorganisatie als adviseur geografische informatiesystemen. Hij werkt bijna dagelijks met data en dat komt goed van pas bij het vastleggen van uiteenlopende gegevens bij het ringen van vogels. Het gaat om veel meer dan alleen het aanbrengen van de ring(en). Er wordt ook gemeten, gewogen en van alles en nog wat opgeschreven, zoals het metalen ringnummer, kleur en codes van kleurringen. De lichaamsmaten (biometrie) van de vogel geven indicaties in groeiverschillen van pullen uit één nest of verschillen tussen jonge vogels in de regio. Die biometrie zegt verder iets over de leeftijd en vaak ook over het geslacht van de vogel.  

Elke zondag op pad

Als 13-jarig jongetje raakte hij al in de ban van de natuur, werd lid van de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie en ging elke zondag met leeftijdgenoten op pad. Hij ontdekte toen al geringde knobbelzwanen en noteerde de ringcodes. Hij was dan in zijn element en de ringer ook, want die ontving zijn terugmelding.

Later ging Middendorp ringers assisteren. ‘Het klinkt misschien vreemd, maar met terugkerende vogels die jarenlang je pad kruisen krijg je een soort band. Het belangrijkste is natuurlijk dat de wetenschap ermee wordt geholpen, omdat men weet hoe oud de vogel is geworden en waar die zich heeft opgehouden.’ Alle ringgegevens voert hij zelf in in het systeem van het Vogeltrekstation. ‘De kleurringen komen in een ander systeem met de naam Birding. Als ze daar in staan en een melder voert dezelfde kleurringcode in, dan wordt automatisch een koppeling gelegd tussen de ringinformatie en de zogenoemde terugmeld-informatie. Degene die meldt, krijgt dan vanzelf bericht terug. Ik ervaar in de praktijk dat het ook wat oplevert. Sommige kieviten en scholeksters komen wel acht of negen jaar terug. Er zijn heel wat mensen in binnen- en buitenland die kleurcodes registreren van bijvoorbeeld kokmeeuwen en zo bijdragen aan onderzoek.’

De bevindingen belanden ook bij SOVON (landelijke organisatie voor vogelonderzoek), die de ontwikkelingen in aantal en de verspreiding van vogels in kaart brengt. Door onderzoek worden de oorzaken van veranderingen zichtbaar en daarmee meer kennis beschikbaar voor onderzoekers, beschermers, beleidsmakers en natuurliefhebbers.

Ringvergunning

De kneepjes van het vak leerde Middendorp van Frank Majoor, die in het oosten van het land kokmeeuwen ringde en ringen aflas. In 1992 kreeg Ben zelf vergunning voor het ringen van knobbelzwanen. ‘Na een paar jaar pauze pakte ik in 2013 de draad weer op met het ringen van vogels rond Den Haag en Zoetermeer. Naast kokmeeuwen en knobbelzwanen zijn weidevogels toch wel mijn favoriete vogels. Beide andere soorten ring ik nog steeds in het oosten van het land langs de IJssel bij Deventer en Zutphen’.

Het hoofddoel van zijn activiteit staat buiten kijf: onderzoek en wetenschap. Maar de voorlichting die hij kan geven aan geïnteresseerden, terreineigenaren of passerend publiek vindt hij eigenlijk net zo belangrijk. Dit is trouwens ook een eis die bij de certificering aan bod komt. De boeren vraagt hij vooraf toestemming om het veld in te gaan, al opereert hij het liefst vanaf het boerenerf. ‘De meeste mensen weten niet precies waar wij mee bezig zijn. Ik probeer uit te leggen wat ik doe, waarom en hoe ik het aanpak. Op die manier kweek je meer begrip. Ik beschouw dit als een essentieel onderdeel van het ringersvak’, aldus Middendorp.

Liefdewerk oud papier

Wat opvalt tijdens een dagje in zijn kielzog: hij wil de natuur zo min mogelijk verstoren. Voorop staat dat zijn activiteiten geen nadelige gevolgen hebben voor de vogels. De weidevogels worden geringd in de periode maart-juni. De kokmeeuwen ringt Middendorp in mei-juni en december-januari en de knobbelzwanen van augustus tot en met december. ‘Het is allemaal liefdewerk oud papier; er worden geen onkostenvergoedingen gegeven voor het reizen en het ringen, ook niet voor de latere terugmeldingen. Het is wél een heerlijke en heel nuttige liefhebberij. Maar bovenal is het een passie voor vogels.’

Alle ringgegevens worden ingevoerd in het Vogeltrekstation.
De kleurringen komen in Birding.


----------

De foto is van Jack zelf.
© 2023 Jack Luiten
powered by CJ2