archiefvorig nr.lopend nr.

Bezigheden > Klussen delen printen terug
Meneer, kan het raam open? Beer Meijer

0117 Meneer kan het raam open?Met schuiframen is er altijd wat. Indien ze gemakkelijk schuiven, wat ze eigenlijk aan hun naam verplicht zijn, rammelen ze in hun sponning en tochten ze hels. Als ze daarentegen goed passen en de kou buiten houden, zijn ze vrijwel niet open te krijgen. Het idee achter het schuifraam is uiterst eenvoudig. Direct tijdens de bouw werden indertijd in het metselwerk kant-en-klare houten kozijnen ingemetseld. De houtafmetingen waren zo zwaar dat het kozijn de muurconstructie mede droeg. Pas wanneer het huis klaar was, werd in ieder kozijn in de daarin aangebrachte sponning een bovenlicht en een schuifraam aangebracht. Deze ramen maakte men elders in de werkplaats. Op de bouw ter plaatse behoefden ze nauwelijks te worden aangepast. Als afwerking aan de binnenkant werden tenslotte de zogeheten belegstukken op het kozijn geschroefd. Deze latten hielden niet alleen het schuifraam in de sponning op z’n plaats, maar dekten ook de naad tussen kozijn en metselwerk af en onttrokken de ijzeren raamgewichten – indien aanwezig - aan het zicht. Goedkoop, snel en doeltreffend. Niet onbelangrijk in de negentiende-eeuwse volkswoningbouw.

Schuiframen hebben meer voordelen. Ze hebben geen kwetsbare scharnieren, kunnen groot van afmeting zijn en zijn gemakkelijk af te sluiten: een simpele pen door de raamstijl in het kozijn en het raam schuift met geen mogelijkheid meer. Bovendien heeft de natuurlijke ventilatie – om het maar geen tocht te noemen – in een tijd van zuinig gestookte kolenkachels, slechte schoorstenen en zo meer, waarschijnlijk veel gezinnen voor een wisse dood door kolendampvergiftiging (koolmonoxide) behoed. Zo keek heel negentiende-eeuws en ouder Amsterdam, van patriciërshuis tot volkswoning, naar buiten door het schuifraam. Voor de rest van Nederland weet ik het niet zeker, maar ik kan me niet voorstellen dat men het daar zonder heeft moeten doen.

Stijgende energiekosten gecombineerd met onze roep om warmte en comfort in ons hele huis, het betaalbaar worden van centrale verwarming en dubbele beglazing, dit alles is de nekslag geworden voor het schuifraam. Gevolg: in hele volkswijken is het oorspronkelijk gevelaanzicht verknoeid met lelijke plastic montagekozijnen. Voor de duurdere renovatiemarkt is een complete bedrijfstak van draai-kiepkozijnen en schuif-hefkozijnen ontstaan. Het zijn hi-tech producten van tropisch hardhout, aluminium of kunststof. Desalniettemin moeten er nog steeds schuiframen en schuifraamkozijnen hersteld worden, als het moeilijk anders kan, en dat is nog vaak genoeg.

Een van mijn klanten - ik noem hem Harry - kocht een tijdje terug, toen je op de huizenmarkt nog heel snel moest beslissen, een begane grond annex kelderwoning op de hoek van de Keizersgracht en de Amstel, hartje Amsterdam dus. Deze woning was overduidelijk door een handige projectontwikkelaar ‘ontwikkeld’: opdeling van het enkelvoudige herenhoekhuis in kleinere units legde hem geen windeieren. Dat bij deze opdeling links en rechts wel erg inventieve oplossingen waren toegepast, die eigenlijk niet om aan te zien waren, had Harry op de koop toe moeten nemen. Handig als hij was, had hij veel van dit zeer ten goede weten te keren. Er bleven een paar pijnpunten over en daarvoor werd ik er bij geroepen.

Harry hechtte zeer aan behoud van het originele buitenaanzicht van z’n nieuwverworven optrekje. Tenslotte ga je in een grachtenpand wonen voor het monumentale gevoel, al is je ruimte niet veel meer dan een opgeklopte HAT-eenheid. Dus Harry’s grachtengroene voordeur met messing klopper, z’n hardstenen stoepje en dito keldertrap en z’n ramen en kozijnen dienden tiptop te worden. Dat was vooralsnog niet het geval. De hardsteen platen ontbraken grotendeels op stoep en keldertrap, dus daar moest een steenhouwer voor worden ingeschakeld; enig schilderwerk zou de buitenboel ook niet misstaan, maar dat kon niet zonder voorwerk door de timmerman: ik dus.

Vooral liggend hout in de gevel, onderdorpels van ramen en kozijnen, komt voor houtrot in aanmerking wanneer het schilderwerk niet goed is bijgehouden. Vaak komt plaatselijke reparatie neer op ruim wegsteken van het rotte hout, het ontstane gat vierkant dan wel rechthoekig maken en er een vulstuk van dezelfde houtsoort in lijmen. Die truc ging ook hier op, behalve bij één schuifraam in de zijgevel op het zuiden, waar zon en regen te lang ongestoord hun verwoestende werk hadden kunnen doen. Bij het opentrekken van het raam had Harry al eerder een verontrustend krakend geluid gehoord en speling in de handvatten gevoeld. De onderdorpel was als het ware een beetje naar binnen gekanteld, dacht hij. Dat bleek aardig te kloppen: het glas hield dorpel en stijlen bij elkaar. De al eerder vernieuwde, aan de buitenkant los opgelijmde weldorpel – een in principe driehoekvormige lat die het van het raam aflopende water naar buiten leidt zodat dit niet of minder tussen raamdorpel en kozijndorpel terecht komt – verdoezelde de ingerotte verbindingen met de raamstijlen. De verf deed de rest. No business like showbusiness, maar dit raam was niet te redden. Vernieuwen dus.

Ook de onderdorpel van het kozijn had ernstig te lijden gehad. Met name bij schuiframen is dat vaak het geval. Het raam ‘staat’ min of meer op de onderdorpel van het kozijn en het water dat in de naad tussen raam en kozijn weet te dringen, blijft daar langer zitten dan bij draairamen. Die ‘hangen’ als het ware boven de onderdorpel van het kozijn zodat water daar eerder droog waait. Hier waren de gehele onderdorpel en de onderstukken van de kozijnstijlen voor vervanging aan de beurt: de houtrot in de dorpel had via de kopse houtaansluiting beide kozijnstijlen onderin aangetast.

Om te weten wat het model is van wat je te vervangen hebt, is het doorgaans het eenvoudigst om met een reciprozaag (een electrische schrobzaag) een plakje uit zowel onderdorpel als stijl te zagen: dan heb je de originele vorm om in nieuw hout te imiteren. Vaak is het al voldoende om van de stijlen de onderste vijftien a twintig centimeter te vervangen. Van de onderdorpel moet een complete kopie worden gemaakt, goed in de verf en geheel afgewerkt. Voor de aansluiting op de bestaande (binnen)vensterbank moet je tevoren een oplossing hebben bedacht. Dat kan natuurlijk betekenen dat de nieuwe dorpel daar moet afwijken van de gesloopte bestaande, om die aansluiting voor elkaar te krijgen. De onder-stijldelen worden van buiten naar binnen gezien schuin omhoog weggezaagd. Dit om te allen tijde te voorkomen dat er later lekwater in de lijmnaad zou kunnen lopen.

De nieuwe stijlstukken worden aan de bovenkant onder dezelfde hoek gezaagd als de onderkant van de bestaande stijlen, zodat ze daar straks zo ‘naadloos’ mogelijk onder geschoven kunnen worden. Maar dat kan pas wanneer de nieuwe onderdorpel onder de juiste hoek, al dan niet met loodslab eronder, op z’n goede plek op het metselwerk ligt. Een precisiewerkje. Veel en na iedere correctie opnieuw nameten, waterpassen, enzovoort. Pas wanneer dat klaar is en de onderdorpel vastzit aan de vensterbank, kunnen de nieuwe stijlstukken aan de onderzijde onder de schuinte van de onderdorpel op maat gezaagd worden en op hun plaats gepast. Ook weer een hoop gepriegel, voordat de nu samengestelde stijl weer precies in lijn staat. Vooral de kopse kanten van de nieuwe stijlstukken moeten gedegen in de grondverf worden gezet en bij het definitief op hun plaats brengen moet je altijd vullende lijm, bij voorbeeld PolyUrethaanlijm gebruiken, hoe precies je ook gezaagd hebt.

Als je dat allemaal voor elkaar hebt: doorschroeven, lijm hard laten worden, lopers en uitsteeksels wegsteken, nogmaals het geheel gronden en…klaar! Zeker geen gemakkelijke klus. Onmogelijk uit te voeren wanneer je er aan de buitenzijde niet goed voor kan staan. Maar wanneer het allemaal is gelukt en de schilder maakt er vervolgens weer iets moois van, dan mag je weer spreken van een monumentaal schuifraam. En zo geschiedde.


© 2004 Beer Meijer meer Beer Meijer - meer "Klussen"
Bezigheden > Klussen
Meneer, kan het raam open? Beer Meijer
0117 Meneer kan het raam open?Met schuiframen is er altijd wat. Indien ze gemakkelijk schuiven, wat ze eigenlijk aan hun naam verplicht zijn, rammelen ze in hun sponning en tochten ze hels. Als ze daarentegen goed passen en de kou buiten houden, zijn ze vrijwel niet open te krijgen. Het idee achter het schuifraam is uiterst eenvoudig. Direct tijdens de bouw werden indertijd in het metselwerk kant-en-klare houten kozijnen ingemetseld. De houtafmetingen waren zo zwaar dat het kozijn de muurconstructie mede droeg. Pas wanneer het huis klaar was, werd in ieder kozijn in de daarin aangebrachte sponning een bovenlicht en een schuifraam aangebracht. Deze ramen maakte men elders in de werkplaats. Op de bouw ter plaatse behoefden ze nauwelijks te worden aangepast. Als afwerking aan de binnenkant werden tenslotte de zogeheten belegstukken op het kozijn geschroefd. Deze latten hielden niet alleen het schuifraam in de sponning op z’n plaats, maar dekten ook de naad tussen kozijn en metselwerk af en onttrokken de ijzeren raamgewichten – indien aanwezig - aan het zicht. Goedkoop, snel en doeltreffend. Niet onbelangrijk in de negentiende-eeuwse volkswoningbouw.

Schuiframen hebben meer voordelen. Ze hebben geen kwetsbare scharnieren, kunnen groot van afmeting zijn en zijn gemakkelijk af te sluiten: een simpele pen door de raamstijl in het kozijn en het raam schuift met geen mogelijkheid meer. Bovendien heeft de natuurlijke ventilatie – om het maar geen tocht te noemen – in een tijd van zuinig gestookte kolenkachels, slechte schoorstenen en zo meer, waarschijnlijk veel gezinnen voor een wisse dood door kolendampvergiftiging (koolmonoxide) behoed. Zo keek heel negentiende-eeuws en ouder Amsterdam, van patriciërshuis tot volkswoning, naar buiten door het schuifraam. Voor de rest van Nederland weet ik het niet zeker, maar ik kan me niet voorstellen dat men het daar zonder heeft moeten doen.

Stijgende energiekosten gecombineerd met onze roep om warmte en comfort in ons hele huis, het betaalbaar worden van centrale verwarming en dubbele beglazing, dit alles is de nekslag geworden voor het schuifraam. Gevolg: in hele volkswijken is het oorspronkelijk gevelaanzicht verknoeid met lelijke plastic montagekozijnen. Voor de duurdere renovatiemarkt is een complete bedrijfstak van draai-kiepkozijnen en schuif-hefkozijnen ontstaan. Het zijn hi-tech producten van tropisch hardhout, aluminium of kunststof. Desalniettemin moeten er nog steeds schuiframen en schuifraamkozijnen hersteld worden, als het moeilijk anders kan, en dat is nog vaak genoeg.

Een van mijn klanten - ik noem hem Harry - kocht een tijdje terug, toen je op de huizenmarkt nog heel snel moest beslissen, een begane grond annex kelderwoning op de hoek van de Keizersgracht en de Amstel, hartje Amsterdam dus. Deze woning was overduidelijk door een handige projectontwikkelaar ‘ontwikkeld’: opdeling van het enkelvoudige herenhoekhuis in kleinere units legde hem geen windeieren. Dat bij deze opdeling links en rechts wel erg inventieve oplossingen waren toegepast, die eigenlijk niet om aan te zien waren, had Harry op de koop toe moeten nemen. Handig als hij was, had hij veel van dit zeer ten goede weten te keren. Er bleven een paar pijnpunten over en daarvoor werd ik er bij geroepen.

Harry hechtte zeer aan behoud van het originele buitenaanzicht van z’n nieuwverworven optrekje. Tenslotte ga je in een grachtenpand wonen voor het monumentale gevoel, al is je ruimte niet veel meer dan een opgeklopte HAT-eenheid. Dus Harry’s grachtengroene voordeur met messing klopper, z’n hardstenen stoepje en dito keldertrap en z’n ramen en kozijnen dienden tiptop te worden. Dat was vooralsnog niet het geval. De hardsteen platen ontbraken grotendeels op stoep en keldertrap, dus daar moest een steenhouwer voor worden ingeschakeld; enig schilderwerk zou de buitenboel ook niet misstaan, maar dat kon niet zonder voorwerk door de timmerman: ik dus.

Vooral liggend hout in de gevel, onderdorpels van ramen en kozijnen, komt voor houtrot in aanmerking wanneer het schilderwerk niet goed is bijgehouden. Vaak komt plaatselijke reparatie neer op ruim wegsteken van het rotte hout, het ontstane gat vierkant dan wel rechthoekig maken en er een vulstuk van dezelfde houtsoort in lijmen. Die truc ging ook hier op, behalve bij één schuifraam in de zijgevel op het zuiden, waar zon en regen te lang ongestoord hun verwoestende werk hadden kunnen doen. Bij het opentrekken van het raam had Harry al eerder een verontrustend krakend geluid gehoord en speling in de handvatten gevoeld. De onderdorpel was als het ware een beetje naar binnen gekanteld, dacht hij. Dat bleek aardig te kloppen: het glas hield dorpel en stijlen bij elkaar. De al eerder vernieuwde, aan de buitenkant los opgelijmde weldorpel – een in principe driehoekvormige lat die het van het raam aflopende water naar buiten leidt zodat dit niet of minder tussen raamdorpel en kozijndorpel terecht komt – verdoezelde de ingerotte verbindingen met de raamstijlen. De verf deed de rest. No business like showbusiness, maar dit raam was niet te redden. Vernieuwen dus.

Ook de onderdorpel van het kozijn had ernstig te lijden gehad. Met name bij schuiframen is dat vaak het geval. Het raam ‘staat’ min of meer op de onderdorpel van het kozijn en het water dat in de naad tussen raam en kozijn weet te dringen, blijft daar langer zitten dan bij draairamen. Die ‘hangen’ als het ware boven de onderdorpel van het kozijn zodat water daar eerder droog waait. Hier waren de gehele onderdorpel en de onderstukken van de kozijnstijlen voor vervanging aan de beurt: de houtrot in de dorpel had via de kopse houtaansluiting beide kozijnstijlen onderin aangetast.

Om te weten wat het model is van wat je te vervangen hebt, is het doorgaans het eenvoudigst om met een reciprozaag (een electrische schrobzaag) een plakje uit zowel onderdorpel als stijl te zagen: dan heb je de originele vorm om in nieuw hout te imiteren. Vaak is het al voldoende om van de stijlen de onderste vijftien a twintig centimeter te vervangen. Van de onderdorpel moet een complete kopie worden gemaakt, goed in de verf en geheel afgewerkt. Voor de aansluiting op de bestaande (binnen)vensterbank moet je tevoren een oplossing hebben bedacht. Dat kan natuurlijk betekenen dat de nieuwe dorpel daar moet afwijken van de gesloopte bestaande, om die aansluiting voor elkaar te krijgen. De onder-stijldelen worden van buiten naar binnen gezien schuin omhoog weggezaagd. Dit om te allen tijde te voorkomen dat er later lekwater in de lijmnaad zou kunnen lopen.

De nieuwe stijlstukken worden aan de bovenkant onder dezelfde hoek gezaagd als de onderkant van de bestaande stijlen, zodat ze daar straks zo ‘naadloos’ mogelijk onder geschoven kunnen worden. Maar dat kan pas wanneer de nieuwe onderdorpel onder de juiste hoek, al dan niet met loodslab eronder, op z’n goede plek op het metselwerk ligt. Een precisiewerkje. Veel en na iedere correctie opnieuw nameten, waterpassen, enzovoort. Pas wanneer dat klaar is en de onderdorpel vastzit aan de vensterbank, kunnen de nieuwe stijlstukken aan de onderzijde onder de schuinte van de onderdorpel op maat gezaagd worden en op hun plaats gepast. Ook weer een hoop gepriegel, voordat de nu samengestelde stijl weer precies in lijn staat. Vooral de kopse kanten van de nieuwe stijlstukken moeten gedegen in de grondverf worden gezet en bij het definitief op hun plaats brengen moet je altijd vullende lijm, bij voorbeeld PolyUrethaanlijm gebruiken, hoe precies je ook gezaagd hebt.

Als je dat allemaal voor elkaar hebt: doorschroeven, lijm hard laten worden, lopers en uitsteeksels wegsteken, nogmaals het geheel gronden en…klaar! Zeker geen gemakkelijke klus. Onmogelijk uit te voeren wanneer je er aan de buitenzijde niet goed voor kan staan. Maar wanneer het allemaal is gelukt en de schilder maakt er vervolgens weer iets moois van, dan mag je weer spreken van een monumentaal schuifraam. En zo geschiedde.
© 2004 Beer Meijer
powered by CJ2