archiefvorig nr.lopend nr.

Bezigheden > Klussen delen printen terug
Weg met die tussenmuur Beer Meijer

0202 Breken
Er zijn tijden geweest dat men veel gemakkelijker dacht over het door elkaar gebruiken van verschillende materialen en technieken. Vaklatwerk-bouw is daar een goed voorbeeld van: een houten skelet, zichtbaar in de buitenwand opgenomen, geeft stijfheid en stabiliteit aan het metselwerk, dat veelal werd gepleisterd. Sterk, stabiel en simpel, maar kwetsbaar in ons klimaat. Ook staal werd vroeger zonder veel gewetensnood in buitengevels gebruikt, maar bij die combinatie van materialen bleek de inwerking van vocht op den duur desastreus. Nog steeds verdienen talloze aannemers een goed belegde boterham aan het renoveren van gevels, puien en balkons waar roestend staal de constructie heeft ontzet.
 
In binnenmuren daarentegen, afgeschermd tegen weer en wind, zijn zowel hout als staal nog immer zeer welkome bouwmaterialen met eigenschappen die steen niet heeft. Steen is een goedkoop natuurproduct, brandt niet, isoleert redelijk tegen warmte en geluid, is duurzaam en kan enorme drukkrachten opnemen. Echter, wanneer er sprake is van trek- of buigkrachten, presteert steen een stuk slechter, een gemis waarmee terdege rekening moet worden gehouden. Niet voor niets heeft de toepassing van gewapend beton, dat dit manco gelukkig mist, de laatste vijftig jaar zo’n hoge vlucht genomen.
Weinig schokkend allemaal, maar daar ga je toch weer anders over denken wanneer je zelf door de praktijk wordt verrast.
 
Dat kwam zo. Een oude vriend, bioloog van beroep, bon-vivant van instelling, belde me uit Utrecht. Ik kende hem uit de tijd dat hij nog in Amsterdam woonde en net z’n baan als onderzoeksmedewerker had opgezegd, omdat hij de saaiheid van z’n werk niet langer kon verdragen. Nee, dan liever eigen baas en timmer- of meubelwerk doen voor klanten, je eigen tijd indelen, de spanning, de uitdaging. Gebrek aan werk bracht hem bij mij en hij heeft inderdaad geregeld in urengeld meegewerkt in allerlei onderhoudsklussen. Alles bleek minder romantisch dan hij zich had voorgesteld, maar ja, een mens moet toch z’n brood verdienen. Toen z’n vriendin, die werkte en woonde in Utrecht, daar een groter huis wilde kopen, waagde hij de grote stap en is samen met z’n dochtertje bij haar ingetrokken. Huis verbouwd, werkplaatsje in de schuur, en toen maar werk zoeken in Utrecht. Dat viel niet mee. Gelukkig had hij met z’n vele liefhebberijen uit dien hoofde nogal wat relaties. Eén van hen, z’n tangolerares met wie hij als begenadigd tangodanser vrij intensief optrok, had twee naast elkaar gelegen woningen en wilde die veranderen in een woning annex dansstudio.
Samen ontwikkelden ze daartoe een leuk plan. In het ontwikkelen daarvan was mijn vriend altijd al goed. Of het allemaal bouwtechnisch wel kon, was vers twee. Om daar achter te komen en tevens het nodige vertrouwen in te boezemen, suggereerde hij haar, een bevriende aannemer uit te nodigen om de plannen te beoordelen.
 
Ik naar Utrecht. De ontvangst was allerhartelijkst, handen schudden, arm om m’n schouders en vooral “hier staat de beste aannemer die je in dit soort werk kunt hebben en als hij zegt dat het mogelijk is en hoe het dan moet, kan je rustig geloven dat het zo is.” Een beetje opgelaten over zoveel loftuitingen werd ik het pand rond geleid.
Huizen in een eind negentiende eeuwse buurt in Utrecht zien er toch echt anders uit dan in Amsterdam. Minder hoog en ze lijken ook wel lichter gebouwd. Voorzichtig wezen dus maar met m’n hoog opgehemelde adviezen.
Het probleem was als volgt: La Tango beschikte over twee naast elkaar gelegen, gespiegelde begane grond woningen. De voordeuren grensden aan elkaar, de gangen er achter dus ook en de samenvoeging had ze voorlopig uiterst eenvoudig gerealiseerd door een deuropening in de scheidingsmuur van de twee panden te laten maken. Maar daarmee bestond het “studio-gedeelte” nog steeds uit een kamer en suite, waar de schuifdeuren uit waren weg gesloopt, twee toegangsdeuren naar een lange gang met aan het eind de keuken, en onder de trap naar de bovenwoningen een w.c. en een bergkast/meterkast. Voor het ene huis waar ze woonde, beviel die indeling haar prima, maar haar studio wilde ze het liefst omtoveren tot één L-vormige dansruimte en een garderobe. Daartoe moest de gang-keukendeur dichtgemetseld, evenals één van beide kamerdeuren, en tenslotte de muur tussen kamer en keuken weg.
 
Voor het berekenen van muuropeningen kent de statische mechanica allerhande geleerde formules die in de praktijk hun nut reeds lang bewijzen. In renovatiewerk in oudere huizen schuilt zoveel ongewisheid dat een paar vuistregels beter voldoen. Ten eerste en ten leste: maak de nieuwe constructie liever veel te zwaar dan ook maar iets te licht. En voor het overige mag je er bijvoorbeeld van uit gaan dat bij muuropeningen van niet te grote breedte (houd het op twee en een halve meter) en hoogte, zeg ook twee meter vijftig, een stalen balk van voldoende stijfheid, afgesteund op muurdammen van zo’n zestig centimeter breed, alle bovenliggend metselwerk gemakkelijk kan dragen.
Dus ik zei dat samenvoegen van kamer en keuken geen probleem was, mits er in de beide keukenhoeken twee kolommen (‘dammen’) zouden mogen blijven. Maar dat gaf de nieuwe ruimte juist iets verrassends, iets te raden. Dat was een goed argument, dus de dammen mochten. Daarmee was in feite voor Juan, m’n vriend, de angel er uit.
 
Ik drukte hem op het hart, voor alles eerst de deuropeningen dicht te metselen, vooral serieus de verdiepingsvloerbalken te stutten met stempels zolang het sloopwerk duurde. Hij moest eerst alleen een sleuf maken voor de aan te brengen stalen balk boven de doorgang. Omdat het een muur van halfsteens metselwerk betrof, was dat een IPE balk van de breedte van de steen. Zo’n balk laat zich zo lekker gemakkelijk brandvrij aftimmeren. Hij moest erop letten vooral het staal na het horizontaal stellen eerst geheel met specie aan te werken dan wel te ‘onderkauwen’, voordat er ook maar iets gesloopt zou worden. Tenslotte gaf ik de overweging om de doorgang eerst door een steenzaagbedrijf te laten zagen, omdat de afwerking van het maatvast gezaagde gat veel eenvoudiger is en de muur veel minder schade oploopt. Puur constructief ook van belang!
Dat zou hij allemaal doen.
 
Ik had de bewuste adviessessie al weer aardig in m’n onderbewustzijn verstopt toen Juan na een week of vier belde. Hij ging zich toch wat zorgen maken. Ze hadden alles gedaan als door mij aanbevolen. Het had natuurlijk toch wat langer geduurd allemaal, maar goed. Het zag er nu best goed uit. De stukadoor moest de hoeken nog doen plus het nodige reparatiewerk. Maar waar hij zich zorgen over maakte was, dat één van de kanten van de doorgang, die in het midden van de kamer, een beetje bol ging staan.
Ik schrok me dood. Het doemscenario is natuurlijk dat alles bezwijkt onder de extra druk van het metselwerk boven op die ingebrachte stalen balk. Het is al erg genoeg als die muurdam (kolom) ook maar iets van “knik” vertoont. Dat was waarschijnlijk wat er bij La Tango gebeurde. Indertijd bij de oorspronkelijke bouw was de muur slecht gestapeld, te schraal gemetseld of verbrand (te droog verwerkte specie) vuil werk en zo niet belast tegen de volle druk. Zo zie je, je kunt metselwerk nooit ongezien of half gezien vertrouwen. Er moest snel iets aan gedaan worden.
 
Mijn suggestie om met behulp van twee stukken vloerbalk enige zware lijmtangen een soort spalk of grote klamp te maken en zo de muurkolom door de tangen flink aan te draaien, voor zover mogelijk weer recht te “knijpen”, werd door Juan in dank aanvaard. Hij zou direct actie ondernemen. Dat stelde me in ieder geval een beetje gerust.
Als hij nou toch bezig was, zei ik, zou hij die spalk zo’n tien centimeter minimaal terug moeten houden vanaf de muurkolom, zodat er later een stalen U-profiel verticaal als stijl om het metselwerk van de muurkolom zou kunnen worden geplaatst. Dat kon dan zonder de spalk te verwijderen. Met om beurten lossen van de tangen zou dat moeten lukken. Eenmaal op z’n plaats, vastgezet en aangewerkt, zou de stijl meteen een strakke en “ijzersterke” eindafwerking van het stucwerk vormen.
Zo gezegd, zo gedaan. Eigenlijk is de rest van de verbouwing en de afwerking daarna traag maar doelbewust verlopen. Zij is als een vis in haar water en ze dansen nog steeds samen de tango en hoeven in de studio niet steeds angstig omhoog te kijken.


© 2004 Beer Meijer meer Beer Meijer - meer "Klussen"
Bezigheden > Klussen
Weg met die tussenmuur Beer Meijer
0202 Breken
Er zijn tijden geweest dat men veel gemakkelijker dacht over het door elkaar gebruiken van verschillende materialen en technieken. Vaklatwerk-bouw is daar een goed voorbeeld van: een houten skelet, zichtbaar in de buitenwand opgenomen, geeft stijfheid en stabiliteit aan het metselwerk, dat veelal werd gepleisterd. Sterk, stabiel en simpel, maar kwetsbaar in ons klimaat. Ook staal werd vroeger zonder veel gewetensnood in buitengevels gebruikt, maar bij die combinatie van materialen bleek de inwerking van vocht op den duur desastreus. Nog steeds verdienen talloze aannemers een goed belegde boterham aan het renoveren van gevels, puien en balkons waar roestend staal de constructie heeft ontzet.
 
In binnenmuren daarentegen, afgeschermd tegen weer en wind, zijn zowel hout als staal nog immer zeer welkome bouwmaterialen met eigenschappen die steen niet heeft. Steen is een goedkoop natuurproduct, brandt niet, isoleert redelijk tegen warmte en geluid, is duurzaam en kan enorme drukkrachten opnemen. Echter, wanneer er sprake is van trek- of buigkrachten, presteert steen een stuk slechter, een gemis waarmee terdege rekening moet worden gehouden. Niet voor niets heeft de toepassing van gewapend beton, dat dit manco gelukkig mist, de laatste vijftig jaar zo’n hoge vlucht genomen.
Weinig schokkend allemaal, maar daar ga je toch weer anders over denken wanneer je zelf door de praktijk wordt verrast.
 
Dat kwam zo. Een oude vriend, bioloog van beroep, bon-vivant van instelling, belde me uit Utrecht. Ik kende hem uit de tijd dat hij nog in Amsterdam woonde en net z’n baan als onderzoeksmedewerker had opgezegd, omdat hij de saaiheid van z’n werk niet langer kon verdragen. Nee, dan liever eigen baas en timmer- of meubelwerk doen voor klanten, je eigen tijd indelen, de spanning, de uitdaging. Gebrek aan werk bracht hem bij mij en hij heeft inderdaad geregeld in urengeld meegewerkt in allerlei onderhoudsklussen. Alles bleek minder romantisch dan hij zich had voorgesteld, maar ja, een mens moet toch z’n brood verdienen. Toen z’n vriendin, die werkte en woonde in Utrecht, daar een groter huis wilde kopen, waagde hij de grote stap en is samen met z’n dochtertje bij haar ingetrokken. Huis verbouwd, werkplaatsje in de schuur, en toen maar werk zoeken in Utrecht. Dat viel niet mee. Gelukkig had hij met z’n vele liefhebberijen uit dien hoofde nogal wat relaties. Eén van hen, z’n tangolerares met wie hij als begenadigd tangodanser vrij intensief optrok, had twee naast elkaar gelegen woningen en wilde die veranderen in een woning annex dansstudio.
Samen ontwikkelden ze daartoe een leuk plan. In het ontwikkelen daarvan was mijn vriend altijd al goed. Of het allemaal bouwtechnisch wel kon, was vers twee. Om daar achter te komen en tevens het nodige vertrouwen in te boezemen, suggereerde hij haar, een bevriende aannemer uit te nodigen om de plannen te beoordelen.
 
Ik naar Utrecht. De ontvangst was allerhartelijkst, handen schudden, arm om m’n schouders en vooral “hier staat de beste aannemer die je in dit soort werk kunt hebben en als hij zegt dat het mogelijk is en hoe het dan moet, kan je rustig geloven dat het zo is.” Een beetje opgelaten over zoveel loftuitingen werd ik het pand rond geleid.
Huizen in een eind negentiende eeuwse buurt in Utrecht zien er toch echt anders uit dan in Amsterdam. Minder hoog en ze lijken ook wel lichter gebouwd. Voorzichtig wezen dus maar met m’n hoog opgehemelde adviezen.
Het probleem was als volgt: La Tango beschikte over twee naast elkaar gelegen, gespiegelde begane grond woningen. De voordeuren grensden aan elkaar, de gangen er achter dus ook en de samenvoeging had ze voorlopig uiterst eenvoudig gerealiseerd door een deuropening in de scheidingsmuur van de twee panden te laten maken. Maar daarmee bestond het “studio-gedeelte” nog steeds uit een kamer en suite, waar de schuifdeuren uit waren weg gesloopt, twee toegangsdeuren naar een lange gang met aan het eind de keuken, en onder de trap naar de bovenwoningen een w.c. en een bergkast/meterkast. Voor het ene huis waar ze woonde, beviel die indeling haar prima, maar haar studio wilde ze het liefst omtoveren tot één L-vormige dansruimte en een garderobe. Daartoe moest de gang-keukendeur dichtgemetseld, evenals één van beide kamerdeuren, en tenslotte de muur tussen kamer en keuken weg.
 
Voor het berekenen van muuropeningen kent de statische mechanica allerhande geleerde formules die in de praktijk hun nut reeds lang bewijzen. In renovatiewerk in oudere huizen schuilt zoveel ongewisheid dat een paar vuistregels beter voldoen. Ten eerste en ten leste: maak de nieuwe constructie liever veel te zwaar dan ook maar iets te licht. En voor het overige mag je er bijvoorbeeld van uit gaan dat bij muuropeningen van niet te grote breedte (houd het op twee en een halve meter) en hoogte, zeg ook twee meter vijftig, een stalen balk van voldoende stijfheid, afgesteund op muurdammen van zo’n zestig centimeter breed, alle bovenliggend metselwerk gemakkelijk kan dragen.
Dus ik zei dat samenvoegen van kamer en keuken geen probleem was, mits er in de beide keukenhoeken twee kolommen (‘dammen’) zouden mogen blijven. Maar dat gaf de nieuwe ruimte juist iets verrassends, iets te raden. Dat was een goed argument, dus de dammen mochten. Daarmee was in feite voor Juan, m’n vriend, de angel er uit.
 
Ik drukte hem op het hart, voor alles eerst de deuropeningen dicht te metselen, vooral serieus de verdiepingsvloerbalken te stutten met stempels zolang het sloopwerk duurde. Hij moest eerst alleen een sleuf maken voor de aan te brengen stalen balk boven de doorgang. Omdat het een muur van halfsteens metselwerk betrof, was dat een IPE balk van de breedte van de steen. Zo’n balk laat zich zo lekker gemakkelijk brandvrij aftimmeren. Hij moest erop letten vooral het staal na het horizontaal stellen eerst geheel met specie aan te werken dan wel te ‘onderkauwen’, voordat er ook maar iets gesloopt zou worden. Tenslotte gaf ik de overweging om de doorgang eerst door een steenzaagbedrijf te laten zagen, omdat de afwerking van het maatvast gezaagde gat veel eenvoudiger is en de muur veel minder schade oploopt. Puur constructief ook van belang!
Dat zou hij allemaal doen.
 
Ik had de bewuste adviessessie al weer aardig in m’n onderbewustzijn verstopt toen Juan na een week of vier belde. Hij ging zich toch wat zorgen maken. Ze hadden alles gedaan als door mij aanbevolen. Het had natuurlijk toch wat langer geduurd allemaal, maar goed. Het zag er nu best goed uit. De stukadoor moest de hoeken nog doen plus het nodige reparatiewerk. Maar waar hij zich zorgen over maakte was, dat één van de kanten van de doorgang, die in het midden van de kamer, een beetje bol ging staan.
Ik schrok me dood. Het doemscenario is natuurlijk dat alles bezwijkt onder de extra druk van het metselwerk boven op die ingebrachte stalen balk. Het is al erg genoeg als die muurdam (kolom) ook maar iets van “knik” vertoont. Dat was waarschijnlijk wat er bij La Tango gebeurde. Indertijd bij de oorspronkelijke bouw was de muur slecht gestapeld, te schraal gemetseld of verbrand (te droog verwerkte specie) vuil werk en zo niet belast tegen de volle druk. Zo zie je, je kunt metselwerk nooit ongezien of half gezien vertrouwen. Er moest snel iets aan gedaan worden.
 
Mijn suggestie om met behulp van twee stukken vloerbalk enige zware lijmtangen een soort spalk of grote klamp te maken en zo de muurkolom door de tangen flink aan te draaien, voor zover mogelijk weer recht te “knijpen”, werd door Juan in dank aanvaard. Hij zou direct actie ondernemen. Dat stelde me in ieder geval een beetje gerust.
Als hij nou toch bezig was, zei ik, zou hij die spalk zo’n tien centimeter minimaal terug moeten houden vanaf de muurkolom, zodat er later een stalen U-profiel verticaal als stijl om het metselwerk van de muurkolom zou kunnen worden geplaatst. Dat kon dan zonder de spalk te verwijderen. Met om beurten lossen van de tangen zou dat moeten lukken. Eenmaal op z’n plaats, vastgezet en aangewerkt, zou de stijl meteen een strakke en “ijzersterke” eindafwerking van het stucwerk vormen.
Zo gezegd, zo gedaan. Eigenlijk is de rest van de verbouwing en de afwerking daarna traag maar doelbewust verlopen. Zij is als een vis in haar water en ze dansen nog steeds samen de tango en hoeven in de studio niet steeds angstig omhoog te kijken.
© 2004 Beer Meijer
powered by CJ2