archiefvorig nr.lopend nr.

Bezigheden > Klussen delen printen terug
Hutten bouwen Joop Quint

0812BZ Hutten
Een hut is onder de grond, mijn hutten in ieder geval wel. Ik heb wel plaatjes van boomhutten gezien die echt prachtig waren. Maar ik ben daar nooit aan begonnen, want ik heb hoogtevrees. Ik heb ook eens met een vriendje een soort hut gehad onder een rododendron. Die was zo groot dat wij er in konden staan, we waren toen een jaar of acht, maar toch. De rododendron was zo vol van blad dat het in onze hut (bijna) droog bleef als het regende. We hadden er een kleed en boeken in en we stookten vuurtje. Maar het was geen hut, het was een soort schuilplaats.
Mijn hut, die ik bouwde met mijn vriendjes, was onder de grond in het bos. Een belangrijk kenmerk van de hut was, dat hij niet ontdekt moest kunnen worden. Je moest er als het ware overheen kunnen lopen en dan wist je nog niet dat je over een hut liep. Voorwaarde daarvoor was dat de ingang van de hut op een andere plaats was. Er was een soort geheime gang nodig.

En daarmee kom ik op de essentie van het hutten bouwen. Het begint bij de grond. In klei, bij Hoedekenskerke in Zeeland, of in veen, bij het Twiske bij Landsmeer in Noord-Holland, kan je geen hutten bouwen. De klei is te massief, je komt er bijna niet doorheen en het veen in het Twiske is net een spons, elk gat dat je wilt graven loopt vol met water. Je moet dus zandgrond hebben, zoals op de Veluwe of in Drenthe. Duinzand, ik heb het geprobeerd, is ook weer niet goed, het is te fijn, het geeft geen houvast.
Dan komt het ontwerp, de architectuur. Waar komt de hut? En hoe ziet hij er uit? Het zijn simpele vragen. Maar achteraf denk ik dat we dezelfde fouten maakten als veel van de huidige architecten. We deden maar wat, we dachten niet na. Zou er over twintig jaar nog een hut moeten zijn waar iemand wat aan had? We vroegen het ons niet af. We vroegen ons wel af of de hut in het landschap paste. Een goede hut paste perfect in het landschap, want je zag hem niet.
We kozen een plek waarvan we dachten dat niemand er ooit zou komen en waar weinig wortels waren. Met wortels bedoel ik natuurlijk geen winterwortels, maar de wortels van bomen. Want op een plek met veel wortels, is het moeilijk graven.

Het graven was uiteraard het meest tijdrovend. De hut moest behoorlijk diep zijn, maar hij hoefde ook weer niet zo hoog te zijn dat je er in kon staan. Zitten en kruipen vonden we genoeg. Je moest er toch gauw met z’n vieren in kunnen zitten. Dus ik denk dat de hut ongeveer twee bij drie was. En daar kwam dan nog de geheime gang, de toegang, bij. Die was meestal een meter of vijf lang en iets minder dan een meter breed. Alles bij elkaar behoorlijk wat graafwerk.
Dat deed je niet op een dag. Ook niet als je met z’n vieren was. Daar kwam bij dat we zelden een hele dag hadden. Sommige vriendjes moesten op zondag naar de kerk. Andere vriendjes gingen op zaterdag voetballen. Het weekend viel dus vrijwel af. Het meeste graafwerk deden we na schooltijd. Direct na school, om half vier, naar het bos en zorgen dat we voor zes uur weer thuis waren voor het eten. En zorgen dat niemand ons volgde of zag, want dan was de hut niet meer geheim.

Na het graven kwam het stutten, of verstevigen. Zelfs de Veluwse zandgrond, die echt bijzonder geschikt is voor het bouwen van hutten, heeft soms wel wat versteviging nodig. Er is het gevaar dat een zijkant van de hut of van de gang instort. Daarvoor zaagden we paaltjes op maat. Ik weet niet meer hoe we aan een zaag kwamen, maar we hadden er een. Ik herinner me dat we wel eens een hele gang aan beide kanten met paaltjes hebben bekleed.
Er moest natuurlijk een dak op. De hut en de geheime toegang moesten goed afgedekt worden. Daarvoor hadden we langere palen, kippengaas en asfaltpapier. Dat transporteerden we dus allemaal achterop de fiets naar de hut in aanbouw. Als alles goed was afgedekt ging er zand op, mos en takken. En dan zag je niets meer. Alleen wij wisten dat er een hut was.

Achteraf realiseer ik me dat voor ons niet het hebben van de hut of het spelen in de hut het belangrijkste was. Dat was het bouwen. We maakten fouten. Bij het afdekken van een hut bleek het een keer nodig om heel veel zand op het dak te gooien. Toen we binnen keken bleek er een grote bult naar beneden te hangen, ongeveer halverwege de grond. We hadden het dak te weinig verstevigd. Maar ja, dan bouwden we een nieuw dak, of liefst een nieuwe hut.
 
************************************
Pepijn Lampe is product & grafisch ontwerper.
Informatie op: www.pepdesign.be


© 2011 Joop Quint meer Joop Quint - meer "Klussen" -
Bezigheden > Klussen
Hutten bouwen Joop Quint
0812BZ Hutten
Een hut is onder de grond, mijn hutten in ieder geval wel. Ik heb wel plaatjes van boomhutten gezien die echt prachtig waren. Maar ik ben daar nooit aan begonnen, want ik heb hoogtevrees. Ik heb ook eens met een vriendje een soort hut gehad onder een rododendron. Die was zo groot dat wij er in konden staan, we waren toen een jaar of acht, maar toch. De rododendron was zo vol van blad dat het in onze hut (bijna) droog bleef als het regende. We hadden er een kleed en boeken in en we stookten vuurtje. Maar het was geen hut, het was een soort schuilplaats.
Mijn hut, die ik bouwde met mijn vriendjes, was onder de grond in het bos. Een belangrijk kenmerk van de hut was, dat hij niet ontdekt moest kunnen worden. Je moest er als het ware overheen kunnen lopen en dan wist je nog niet dat je over een hut liep. Voorwaarde daarvoor was dat de ingang van de hut op een andere plaats was. Er was een soort geheime gang nodig.

En daarmee kom ik op de essentie van het hutten bouwen. Het begint bij de grond. In klei, bij Hoedekenskerke in Zeeland, of in veen, bij het Twiske bij Landsmeer in Noord-Holland, kan je geen hutten bouwen. De klei is te massief, je komt er bijna niet doorheen en het veen in het Twiske is net een spons, elk gat dat je wilt graven loopt vol met water. Je moet dus zandgrond hebben, zoals op de Veluwe of in Drenthe. Duinzand, ik heb het geprobeerd, is ook weer niet goed, het is te fijn, het geeft geen houvast.
Dan komt het ontwerp, de architectuur. Waar komt de hut? En hoe ziet hij er uit? Het zijn simpele vragen. Maar achteraf denk ik dat we dezelfde fouten maakten als veel van de huidige architecten. We deden maar wat, we dachten niet na. Zou er over twintig jaar nog een hut moeten zijn waar iemand wat aan had? We vroegen het ons niet af. We vroegen ons wel af of de hut in het landschap paste. Een goede hut paste perfect in het landschap, want je zag hem niet.
We kozen een plek waarvan we dachten dat niemand er ooit zou komen en waar weinig wortels waren. Met wortels bedoel ik natuurlijk geen winterwortels, maar de wortels van bomen. Want op een plek met veel wortels, is het moeilijk graven.

Het graven was uiteraard het meest tijdrovend. De hut moest behoorlijk diep zijn, maar hij hoefde ook weer niet zo hoog te zijn dat je er in kon staan. Zitten en kruipen vonden we genoeg. Je moest er toch gauw met z’n vieren in kunnen zitten. Dus ik denk dat de hut ongeveer twee bij drie was. En daar kwam dan nog de geheime gang, de toegang, bij. Die was meestal een meter of vijf lang en iets minder dan een meter breed. Alles bij elkaar behoorlijk wat graafwerk.
Dat deed je niet op een dag. Ook niet als je met z’n vieren was. Daar kwam bij dat we zelden een hele dag hadden. Sommige vriendjes moesten op zondag naar de kerk. Andere vriendjes gingen op zaterdag voetballen. Het weekend viel dus vrijwel af. Het meeste graafwerk deden we na schooltijd. Direct na school, om half vier, naar het bos en zorgen dat we voor zes uur weer thuis waren voor het eten. En zorgen dat niemand ons volgde of zag, want dan was de hut niet meer geheim.

Na het graven kwam het stutten, of verstevigen. Zelfs de Veluwse zandgrond, die echt bijzonder geschikt is voor het bouwen van hutten, heeft soms wel wat versteviging nodig. Er is het gevaar dat een zijkant van de hut of van de gang instort. Daarvoor zaagden we paaltjes op maat. Ik weet niet meer hoe we aan een zaag kwamen, maar we hadden er een. Ik herinner me dat we wel eens een hele gang aan beide kanten met paaltjes hebben bekleed.
Er moest natuurlijk een dak op. De hut en de geheime toegang moesten goed afgedekt worden. Daarvoor hadden we langere palen, kippengaas en asfaltpapier. Dat transporteerden we dus allemaal achterop de fiets naar de hut in aanbouw. Als alles goed was afgedekt ging er zand op, mos en takken. En dan zag je niets meer. Alleen wij wisten dat er een hut was.

Achteraf realiseer ik me dat voor ons niet het hebben van de hut of het spelen in de hut het belangrijkste was. Dat was het bouwen. We maakten fouten. Bij het afdekken van een hut bleek het een keer nodig om heel veel zand op het dak te gooien. Toen we binnen keken bleek er een grote bult naar beneden te hangen, ongeveer halverwege de grond. We hadden het dak te weinig verstevigd. Maar ja, dan bouwden we een nieuw dak, of liefst een nieuwe hut.
 
************************************
Pepijn Lampe is product & grafisch ontwerper.
Informatie op: www.pepdesign.be
© 2011 Joop Quint
powered by CJ2