archiefvorig nr.lopend nr.

Bezigheden > In de tuin delen printen terug
Kunnen kleuren vloeken? Theo Capel

0001 BZ Capel
‘Laat duizend bloemen bloeien’ was een opdracht van de Grote Roerganger Mao, waarbij hij verzuimde aan te geven in welke kleuren dat moest gebeuren. Als je beelden ziet van grote manifestaties in China waarbij iedereen een plakkaat draagt om gezamenlijk iets uit te beelden, dan is veelkleurigheid de norm. In een volkstuin is het meestal niet anders. Allerlei tinten paars van asters zie je in dit jaargetijde naast het geel van late heleniums, het zachtroze en wit van Japanse anemonen, blauw van gentianen en natuurlijk het naar rood en bruin verkleurende groen van struiken en bomen. Als het maar fleurig oogt, dan is het goed. ‘Pimpelpaars met een geel randje’ als aanduiding van absurditeit, moet in een volkstuin gewoon kunnen en wie van dahlia’s houdt, kan zonder problemen de gemeenste, harde kleurcombinaties bij elkaar zoeken.

Voor estheten, en die vind je gemakkelijk in kringen van tuinliefhebbers, is een bij elkaar geraapt allerlei aan kleuren een gruwel. Zij kiezen liever voor één kleur – en dan heeft wit vaak de voorkeur – of voor een ton-sur-ton effect. Er kan lyrisch worden gedaan over al die frisse, verschillende kleuren groen of – veel vaker – het gamma van rood tot blauw, van roze naar lila en purper. In de volkstuin zijn estheten op zich welkom, maar daar lijkt er vaak geen groter genot te bestaan dan in een streepjestrui die van restjes wol is gebreid, tussen een bonte bloemenpracht tevreden met de schoffel bezig te zijn.

Kleuren deugen, behalve als je over het tuinhuisje begint. ‘De te schilderen kleur van het huisje behoeft de goedkeuring van het bestuur indien deze niet gevernist wordt’. Zo staat het in het reglement van vele tuinverengingen en van een maatschappij waarin alles mag, hebben ze in de meeste tuinverenigingen nooit gehoord. De jaren zestig hielden op bij het hek van een volkstuincomplex. Regels zijn regels en regels dienen te worden opgevolgd.
In een krantenartikel waaruit een lofzang op de volkstuin klonk, werden ook enkele mannen aan het woord gelaten. Ze behoorden tot de categorie die tegenwoordig smalend ‘oude, zo niet dode, blanke mannen’ wordt genoemd en vervulden een bestuursfunctie in een tuinvereniging. Ook zij hielden een lofzang, maar ze waarschuwden ook dat in een tuinparadijs niet alles maar kan. Zo was er een tuinder die zijn huisje blauw had willen schilderen. Daarover had men geruime tijd moeten vergaderen. Huisjes horen blijkbaar niet blauw te zijn, dat zou toch elke tuinder moeten weten. Het probleem daarbij was dat de echte tuinder langzaam maar zeker werd verdrongen door recreanten die denken dat een tuincomplex een camping is en zelf wel denken uit te maken wat de regels zijn. Ik vraag u: ‘Waar blijven we dan met ons allen?’

Het complex waar mijn tuin ligt, heeft de afwijkende juridische vorm van een stichting in tegenstelling tot een verenging. Dat leidt tot besturen op afstand en in het verlengde daarvan tot een lichte anarchie die bij sommigen onrust oproept. Een groot deel van de huisjes is centraal door de stichting geplaatst. Het zijn houten huisjes die bruin gelakt zijn. Maar toen bleven er nog tuinen over waar de zelfbouwer zijn gang mocht gaan. Daarvan was ik er een. Nu staan er midden op het complex drie huisjes in kleuren die wedijveren met die van de mooiste bloemen. Tenminste, dat vind ik. Appelgroen, frambozenrood en hard blauw zijn de kleuren van mijn huisje en van twee buren.
Vooral de keuze voor frambozenrood met daarbij turquoise kozijnen roept commentaar op. Zelf noem ik het huisje ‘Villa Kakelbont’, maar anderen spreken over het ‘Pipo-huisje’. De avonturen van deze immer opgewekte clown die met zijn woonwagen rondtrekt, ken ik alleen maar uit het zwart-wittijdperk van de tv. Misschien is de benaming wel overdrachtelijk bedoeld.
Appelgroen is ook niet ieders voorkeur. De verffabrikant koos voor de benaming ‘Alchemilla’ ofwel ‘Vrouwenmantel’. Dat klink chiquer, maar het blijft frisgroen. Met de decoupeerzaag zijn nu appels uit wit plaatmateriaal gezaagd en op de geveltop voor en achter als ornament tegen de verbinding van de windveren gespijkerd. Er werd nieuwsgierig gevraagd welke kleur die zouden krijgen. Ik was zonder nadenken van groen uitgegaan. Appelgroen: het woord zegt het al. Maar er zijn ook appels met rode blosjes, gele appels en rode appels. Werd alleen maar groen niet een beetje saai?

Saai wordt het nooit in een tuin. Ik heb nu een paar honderd bolletjes van blauwe druifjes gepoot langs het lint van witte hyacinten dat vorig jaar de grond in ging en schitterend opkwam. De verleiding om het lint te vervolmaken met rode tulpen heb ik nog even van me af weten te houden. Maar een soort Nederlandse vlag in je tuin spreekt me wel aan. Ik kan natuurlijk ook beginnen gewoon de vlag uit te hangen als mijn huisje geheel geschilderd is. Zo ver is het nog niet. Ik ben nu bezig de kozijnen een kleur te geven die nog met meest op die van blauwe hardsteen lijkt. Ik hoef niet op de lente te wachten om kleur in mijn tuin te hebben. Die Pipo schilderde ook nog een zonnetje op zijn wang, maar dat gaat me te ver.
 
****************************************************************
Drs. Theo IJzermans geeft begeleiding bij persoonlijke en professionele ontwikkeling
op het werk. Ga voor informatie naar: www.ijzermans.org .


© 2006 Theo Capel meer Theo Capel - meer "In de tuin"
Bezigheden > In de tuin
Kunnen kleuren vloeken? Theo Capel
0001 BZ Capel
‘Laat duizend bloemen bloeien’ was een opdracht van de Grote Roerganger Mao, waarbij hij verzuimde aan te geven in welke kleuren dat moest gebeuren. Als je beelden ziet van grote manifestaties in China waarbij iedereen een plakkaat draagt om gezamenlijk iets uit te beelden, dan is veelkleurigheid de norm. In een volkstuin is het meestal niet anders. Allerlei tinten paars van asters zie je in dit jaargetijde naast het geel van late heleniums, het zachtroze en wit van Japanse anemonen, blauw van gentianen en natuurlijk het naar rood en bruin verkleurende groen van struiken en bomen. Als het maar fleurig oogt, dan is het goed. ‘Pimpelpaars met een geel randje’ als aanduiding van absurditeit, moet in een volkstuin gewoon kunnen en wie van dahlia’s houdt, kan zonder problemen de gemeenste, harde kleurcombinaties bij elkaar zoeken.

Voor estheten, en die vind je gemakkelijk in kringen van tuinliefhebbers, is een bij elkaar geraapt allerlei aan kleuren een gruwel. Zij kiezen liever voor één kleur – en dan heeft wit vaak de voorkeur – of voor een ton-sur-ton effect. Er kan lyrisch worden gedaan over al die frisse, verschillende kleuren groen of – veel vaker – het gamma van rood tot blauw, van roze naar lila en purper. In de volkstuin zijn estheten op zich welkom, maar daar lijkt er vaak geen groter genot te bestaan dan in een streepjestrui die van restjes wol is gebreid, tussen een bonte bloemenpracht tevreden met de schoffel bezig te zijn.

Kleuren deugen, behalve als je over het tuinhuisje begint. ‘De te schilderen kleur van het huisje behoeft de goedkeuring van het bestuur indien deze niet gevernist wordt’. Zo staat het in het reglement van vele tuinverengingen en van een maatschappij waarin alles mag, hebben ze in de meeste tuinverenigingen nooit gehoord. De jaren zestig hielden op bij het hek van een volkstuincomplex. Regels zijn regels en regels dienen te worden opgevolgd.
In een krantenartikel waaruit een lofzang op de volkstuin klonk, werden ook enkele mannen aan het woord gelaten. Ze behoorden tot de categorie die tegenwoordig smalend ‘oude, zo niet dode, blanke mannen’ wordt genoemd en vervulden een bestuursfunctie in een tuinvereniging. Ook zij hielden een lofzang, maar ze waarschuwden ook dat in een tuinparadijs niet alles maar kan. Zo was er een tuinder die zijn huisje blauw had willen schilderen. Daarover had men geruime tijd moeten vergaderen. Huisjes horen blijkbaar niet blauw te zijn, dat zou toch elke tuinder moeten weten. Het probleem daarbij was dat de echte tuinder langzaam maar zeker werd verdrongen door recreanten die denken dat een tuincomplex een camping is en zelf wel denken uit te maken wat de regels zijn. Ik vraag u: ‘Waar blijven we dan met ons allen?’

Het complex waar mijn tuin ligt, heeft de afwijkende juridische vorm van een stichting in tegenstelling tot een verenging. Dat leidt tot besturen op afstand en in het verlengde daarvan tot een lichte anarchie die bij sommigen onrust oproept. Een groot deel van de huisjes is centraal door de stichting geplaatst. Het zijn houten huisjes die bruin gelakt zijn. Maar toen bleven er nog tuinen over waar de zelfbouwer zijn gang mocht gaan. Daarvan was ik er een. Nu staan er midden op het complex drie huisjes in kleuren die wedijveren met die van de mooiste bloemen. Tenminste, dat vind ik. Appelgroen, frambozenrood en hard blauw zijn de kleuren van mijn huisje en van twee buren.
Vooral de keuze voor frambozenrood met daarbij turquoise kozijnen roept commentaar op. Zelf noem ik het huisje ‘Villa Kakelbont’, maar anderen spreken over het ‘Pipo-huisje’. De avonturen van deze immer opgewekte clown die met zijn woonwagen rondtrekt, ken ik alleen maar uit het zwart-wittijdperk van de tv. Misschien is de benaming wel overdrachtelijk bedoeld.
Appelgroen is ook niet ieders voorkeur. De verffabrikant koos voor de benaming ‘Alchemilla’ ofwel ‘Vrouwenmantel’. Dat klink chiquer, maar het blijft frisgroen. Met de decoupeerzaag zijn nu appels uit wit plaatmateriaal gezaagd en op de geveltop voor en achter als ornament tegen de verbinding van de windveren gespijkerd. Er werd nieuwsgierig gevraagd welke kleur die zouden krijgen. Ik was zonder nadenken van groen uitgegaan. Appelgroen: het woord zegt het al. Maar er zijn ook appels met rode blosjes, gele appels en rode appels. Werd alleen maar groen niet een beetje saai?

Saai wordt het nooit in een tuin. Ik heb nu een paar honderd bolletjes van blauwe druifjes gepoot langs het lint van witte hyacinten dat vorig jaar de grond in ging en schitterend opkwam. De verleiding om het lint te vervolmaken met rode tulpen heb ik nog even van me af weten te houden. Maar een soort Nederlandse vlag in je tuin spreekt me wel aan. Ik kan natuurlijk ook beginnen gewoon de vlag uit te hangen als mijn huisje geheel geschilderd is. Zo ver is het nog niet. Ik ben nu bezig de kozijnen een kleur te geven die nog met meest op die van blauwe hardsteen lijkt. Ik hoef niet op de lente te wachten om kleur in mijn tuin te hebben. Die Pipo schilderde ook nog een zonnetje op zijn wang, maar dat gaat me te ver.
 
****************************************************************
Drs. Theo IJzermans geeft begeleiding bij persoonlijke en professionele ontwikkeling
op het werk. Ga voor informatie naar: www.ijzermans.org .
© 2006 Theo Capel
powered by CJ2