archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Brief uit ... delen printen terug
Migrant in Bolivia Hans Meijer

0320BS BriefHM
Sinds mijn aankomst vorige maand in Cochabamba, Bolivia, werk ik als parttime docent op de Universidad Católica Boliviana. Ik geef daar les in Circuitos 1 (Elektrische Netwerken) aan eerstejaars studenten. Zoals ik mijn studenten vertelde moet je als docent een zekere sadistische aanleg hebben dus het spreekt voor zich dat het lesgeven mij bijzonder goed bevalt.

Naast lesgeven ben ik, samen met mijn neef Huascar, druk in de weer geweest met het regelen van mijn ‘Carnet de Identidad’, mijn Boliviaanse identiteitsbewijs. Het is verbazingwekkend hoeveel stempels iemand nodig heeft om legaal in Bolivia te mogen verblijven. In Nederland moest ik al langs de gemeentehuizen van Zoetermeer (o.a. bewijs van goed gedrag; het zal voor sommigen een verrassing zijn maar zonder mankeren gekregen), Eindhoven (huwelijksakte) en Kockengen (geboortebewijs) en verder in Den Haag langs het Paleis van Justitie, het Ministerie van Justitie, het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Boliviaanse consulaat. In Bolivia kwamen daar nog bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken in La Paz en in Cochabamba de Dienst voor de Strijd tegen de Misdaad (ook hier geen problemen), Interpol, het Ministerie van Gezondheid en Migración waar ik alles in moest leveren.

Met name Migración was een belevenis. Buiten stond een rij van een paar honderd Bolivianen hetgeen mij de moed in de schoenen deed zinken. Huascar kende echter de weg, hij had al vele Russische vriendinnen naar Migración vergezeld, en liep rechtdoor naar de ingang. Een Boliviaan protesteerde nog tegen deze gang van zaken maar werd onmiddellijk scherp door de agente aan de ingang terechtgewezen. Ik was er voor een andere ‘trámite’ (procedure). De Boliviaan deinsde terug. Wij liepen door. Omkijkend vroeg Huascar mij of het mogelijk was dat een paar honderd Bolivianen die een paspoort wilden om weg te gaan zich allemaal vergisten en dat ik, die als enige Bolivia in wilde, gelijk had. Een verwarrende vraag. Wat wisten die Bolivianen wat ik niet wist?

Vandaag aan de etenstafel werd een tipje van de sluier opgelicht. Vol trots vertelde Gardenia, mijn vrouw, haar nicht Gabriela dat ik mijn eerste cheque van de universiteit gekregen had. Eric, mijn zoon, relativeerde dit. Die cheque was slechts goed voor tweehonderd vijfentwintig Boliviaanse pesos (tweeëntwintig euro vijftig) zei hij met lichte spot in zijn stem en keek mij lachend aan. Gabriela reageerde verbaasd. Een salaris van twintig pesos per uur is voor een docent van de San Simon, de universiteit waar zij werkt, normaal. In haar ogen was mijn cheque helemaal niet verkeerd. Zij viel pas uit haar stoel toen ze doorkreeg dat mijn cheque op vier uur werken betrekking had en dat ik geen twintig (twee euro) maar zesenzestig pesos tachtig (zes euro achtenzestig) per uur verdiende. Dat was wel erg goed betaald vond ze. Eric kon niet nalaten nog op te merken dat ik er per uur, ten opzichte van Nederland, zo’n negenhonderd procent op achteruitgegaan was. Iets dat ik niet kon ontkennen.

De globalisering heeft tot gevolg dat steeds meer Bolivianen door beginnen te krijgen dat zij vergeleken met vrijwel iedereen minder krijgen terwijl ze er harder voor moeten werken. Het bevreemdt mij dan ook niet dat ook zij wel eens een tijdje negenhonderd procent meer willen verdienen. Velen kiezen dan ook voor het leven van migrant. Van de negen miljoen Bolivianen beproeven er nu al een miljoen hun geluk elders en nog veel meer Bolivianen willen weg. Opvallend is dat verreweg de meesten van hen die vertrokken zijn niet in het noorden zitten maar in het zuiden. In Argentinië alleen al wonen en werken ruim een half miljoen Bolivianen. Vrijwel allen legaal als uitvloeisel van het ´Patria Grande´ (het Grote Vaderland) programma van de Argentijnse president Kirchner. Brazilië, de Verenigde Staten en Spanje zijn andere landen waar men naar toe wil. Desnoods als illegaal.

Volgens de Newsweek van 11 september staan er tegenover elke vier personen die van zuid naar noord trekken vier anderen die van zuid naar zuid trekken en slechts één, ik dus, die van noord naar zuid trekt. De situatie op de stoep van Migración in Cochabamba is dan ook extreem. De verklaring? Fort Europa dreigt voor Bolivia een visumplicht in te gaan voeren en nu de poort nog op een kier staat proberen er elke dag wat Bolivianen via Spanje naar binnen te glippen. Wie kan hen ongelijk geven?

PS. In de Los Tiempos van vandaag (23-9-’06) lees ik op de voorpagina dat er per dag 500 Bolivianen in Spanje aankomen. Dat klopt wel ongeveer met het aantal dat ik bij Migración buiten zag staan. In La Paz, El Alto en Santa Cruz zullen er nog wel iets langere rijen staan.


© 2006 Hans Meijer meer Hans Meijer - meer "Brief uit ..." -
Beschouwingen > Brief uit ...
Migrant in Bolivia Hans Meijer
0320BS BriefHM
Sinds mijn aankomst vorige maand in Cochabamba, Bolivia, werk ik als parttime docent op de Universidad Católica Boliviana. Ik geef daar les in Circuitos 1 (Elektrische Netwerken) aan eerstejaars studenten. Zoals ik mijn studenten vertelde moet je als docent een zekere sadistische aanleg hebben dus het spreekt voor zich dat het lesgeven mij bijzonder goed bevalt.

Naast lesgeven ben ik, samen met mijn neef Huascar, druk in de weer geweest met het regelen van mijn ‘Carnet de Identidad’, mijn Boliviaanse identiteitsbewijs. Het is verbazingwekkend hoeveel stempels iemand nodig heeft om legaal in Bolivia te mogen verblijven. In Nederland moest ik al langs de gemeentehuizen van Zoetermeer (o.a. bewijs van goed gedrag; het zal voor sommigen een verrassing zijn maar zonder mankeren gekregen), Eindhoven (huwelijksakte) en Kockengen (geboortebewijs) en verder in Den Haag langs het Paleis van Justitie, het Ministerie van Justitie, het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Boliviaanse consulaat. In Bolivia kwamen daar nog bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken in La Paz en in Cochabamba de Dienst voor de Strijd tegen de Misdaad (ook hier geen problemen), Interpol, het Ministerie van Gezondheid en Migración waar ik alles in moest leveren.

Met name Migración was een belevenis. Buiten stond een rij van een paar honderd Bolivianen hetgeen mij de moed in de schoenen deed zinken. Huascar kende echter de weg, hij had al vele Russische vriendinnen naar Migración vergezeld, en liep rechtdoor naar de ingang. Een Boliviaan protesteerde nog tegen deze gang van zaken maar werd onmiddellijk scherp door de agente aan de ingang terechtgewezen. Ik was er voor een andere ‘trámite’ (procedure). De Boliviaan deinsde terug. Wij liepen door. Omkijkend vroeg Huascar mij of het mogelijk was dat een paar honderd Bolivianen die een paspoort wilden om weg te gaan zich allemaal vergisten en dat ik, die als enige Bolivia in wilde, gelijk had. Een verwarrende vraag. Wat wisten die Bolivianen wat ik niet wist?

Vandaag aan de etenstafel werd een tipje van de sluier opgelicht. Vol trots vertelde Gardenia, mijn vrouw, haar nicht Gabriela dat ik mijn eerste cheque van de universiteit gekregen had. Eric, mijn zoon, relativeerde dit. Die cheque was slechts goed voor tweehonderd vijfentwintig Boliviaanse pesos (tweeëntwintig euro vijftig) zei hij met lichte spot in zijn stem en keek mij lachend aan. Gabriela reageerde verbaasd. Een salaris van twintig pesos per uur is voor een docent van de San Simon, de universiteit waar zij werkt, normaal. In haar ogen was mijn cheque helemaal niet verkeerd. Zij viel pas uit haar stoel toen ze doorkreeg dat mijn cheque op vier uur werken betrekking had en dat ik geen twintig (twee euro) maar zesenzestig pesos tachtig (zes euro achtenzestig) per uur verdiende. Dat was wel erg goed betaald vond ze. Eric kon niet nalaten nog op te merken dat ik er per uur, ten opzichte van Nederland, zo’n negenhonderd procent op achteruitgegaan was. Iets dat ik niet kon ontkennen.

De globalisering heeft tot gevolg dat steeds meer Bolivianen door beginnen te krijgen dat zij vergeleken met vrijwel iedereen minder krijgen terwijl ze er harder voor moeten werken. Het bevreemdt mij dan ook niet dat ook zij wel eens een tijdje negenhonderd procent meer willen verdienen. Velen kiezen dan ook voor het leven van migrant. Van de negen miljoen Bolivianen beproeven er nu al een miljoen hun geluk elders en nog veel meer Bolivianen willen weg. Opvallend is dat verreweg de meesten van hen die vertrokken zijn niet in het noorden zitten maar in het zuiden. In Argentinië alleen al wonen en werken ruim een half miljoen Bolivianen. Vrijwel allen legaal als uitvloeisel van het ´Patria Grande´ (het Grote Vaderland) programma van de Argentijnse president Kirchner. Brazilië, de Verenigde Staten en Spanje zijn andere landen waar men naar toe wil. Desnoods als illegaal.

Volgens de Newsweek van 11 september staan er tegenover elke vier personen die van zuid naar noord trekken vier anderen die van zuid naar zuid trekken en slechts één, ik dus, die van noord naar zuid trekt. De situatie op de stoep van Migración in Cochabamba is dan ook extreem. De verklaring? Fort Europa dreigt voor Bolivia een visumplicht in te gaan voeren en nu de poort nog op een kier staat proberen er elke dag wat Bolivianen via Spanje naar binnen te glippen. Wie kan hen ongelijk geven?

PS. In de Los Tiempos van vandaag (23-9-’06) lees ik op de voorpagina dat er per dag 500 Bolivianen in Spanje aankomen. Dat klopt wel ongeveer met het aantal dat ik bij Migración buiten zag staan. In La Paz, El Alto en Santa Cruz zullen er nog wel iets langere rijen staan.
© 2006 Hans Meijer
powered by CJ2