archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Bezigheden > Lopen | ||||
This is not Nordic Walking! | Frits Hoorweg | |||
Aanvankelijk was het mijn plan om van Kijkduin naar Hoek van Holland te lopen. Door de duinen, altijd mooi en lekker overzichtelijk waardoor kaartlezen vrijwel overbodig is. Maar bij Ter Heijde had ik er ineens genoeg van. Dat lag niet aan Ter Heijde, een sympathiek kneuterig plaatsje, met rijtjeshuizen voor mensen die opsmuk zondig vinden. Misschien was het de wind die aanhoudend op mijn trommelvliezen beukte of de aanblik van groepjes wandelaars met van die idiote stokken. Nordic walking, de gedachte erachter zal wel zijn dat je door die stokken parmantig te verplaatsen ook de armspieren oefent en misschien wel het gehele bovenlijf in een betere conditie brengt. Maar dan moet je natuurlijk wel echt iets doen met die stokken! En niet ze luchtig af en toe op de grond plaatsen, zoals de meeste mensen doen die ik ermee bezig zie.
Je zou natuurlijk ook gewoon af en toe halt kunnen houden om wat oefeningen met je armen te doen. Of misschien is het een idee om net te doen alsof je met stokken loopt en je armen nadrukkelijk krachtig heen en weer te zwaaien en er afzetbewegingen mee te maken. Het lijkt me eigenlijk wel wat om dat te gaan promoten. Misschien kan er een filmpje gemaakt worden met John Cleese in de hoofdrol: ‘This is not Nordic Walking!’
Als je een hond hebt kun je af en toe een bal weggooien, in de hoop dat hij hem terugbrengt. Maar het gekke is dat de mensen daar tegenwoordig graag zo’n zwiepstok voor aanschaffen. Laatst hoorde ik Midas Dekkers op TV, bij de presentatie van zijn boek over sport, iets zeggen als: ‘gek is dat toch, we vinden dat we meer moeten bewegen, maar de meest voor de hand liggende vormen ervan proberen we te vermijden.’
Bij Ter Heijde dacht ik dus: ‘Laat ik het Westland maar eens inlopen, daar is vast meer te beleven.’ In Monster dronk ik koffie en bestudeerde de kaart. De moeilijkheid van wandelen in het Westland is dat de voetpaden er geen prioriteit hebben. En dat is een understatement. De Westlanders hebben het te druk voor dat soort flauwekul. Er zijn autowegen om producten van en naar de veiling te brengen en er zijn fietspaden om de kinderen de gelegenheid te geven op eigen kracht naar school te rijden. Met een bootje had ik misschien handig gebruik kunnen maken van de sloten en vaarten die vroeger een rol hebben gespeeld bij de ontginning van het gebied. Te voet is het eigenlijk niks. Af en toe zie je een aardig pad de goede richting uitgaan, maar je moet er steeds op verdacht zijn dat het doodloopt.
Direct buiten Monster ging het al mis. Het industriegebied Vlotlaan bleek aan de kant van ’s Gravenzande geen uitgang te hebben, hoewel het op mijn stafkaart wel leek alsof. Op een soort pleintje was een jongeman als een bezetene bezig rondjes te rijden met zijn auto. Ik wachtte af tot hij daarmee klaar zou zijn om hem te vragen of ik wellicht over iemands erf zou kunnen lopen om een doorsteek te maken. Maar toen hij klaar was met rondjes rijden scheurde hij weg zonder mij een blik waardig te gunnen. Dan maar terug om het via het industriegebied Havenstraat te proberen. Via de Meloenlaan kwam ik aan de andere kant van de Monstersche Vaart. In de kassen waar ik langs liep ontwaarde ik tomaten en aubergines. Op één plek had iemand de moeite genomen om wat bloemen in te zaaien in het strookje grond dat zijn kas aan de wegkant vrij liet. Verder lijkt het of iedere meter grond daar uitgebaat wordt.
Hoewel ik deze wandeling niemand kan aanraden had ik het wel naar mijn zin. Dat Westland moet toch tenminste een klein hulpmotortje van onze economie zijn. Het bruist er van leven. Ik bedoel het soort leven dat zich afspeelt in kassen, bedrijfsgebouwen, veilingen en industrieterreinen. Bovendien voel ik er een band mee. Toen ik klein was fietsten we vaak naar Westerlee, waar een oudtante van vaders kant woonde, Tante Mien. Ze woonde in een huisje vlakbij de veiling en dreef er een winkeltje dat bijna te mooi was om waar te zijn. Er werd nog met gewichtjes gewerkt. Bovendien was tante Mien getrouwd met ome Job, en die was iets heel belangrijks bij de veiling. Hij had er, ook op zondag, altijd wel een of ander klusje te doen en dan mocht ik met hem mee. Het belang van zijn functie bleek voor mij overduidelijk uit het feit dat hij blijkbaar gerechtigd was om pruimen uit dozen op karren te pakken en die aan zijn achterneefje te voeren. Mijn moeder vond het maar zozo, want die maakte zich altijd zorgen over een mogelijke verstoring van het fragiele evenwicht dat op zijn best in mijn ingewanden bestond. We moesten nog terug op de fiets.
Vanwege de goeie, ouwe tijd liep ik via ’s Gravenzande en Naaldwijk naar Westerlee. De veiling is er nog steeds en ook het huisje van Tante Mien staat er nog, weggedrukt in de oksel van een gigantische kruising van wegen. Het winkeltje is er niet meer. Er lijkt iets te zijn gebeurd met de waterwegen en de bruggen rondom, om het verkeer te accommoderen waarschijnlijk. Ik kan het beeld van toen helaas niet meer exact terughalen. Het is nu een wonderlijke plek geworden die weinig aantrekkelijks meer heeft.
****************************************************
Literair cabaretprogramma bij u thuis? Zie www.theovandenoever.nl . |
||||
© 2006 Frits Hoorweg | ||||
powered by CJ2 |