archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Beschouwingen > Het leven zelf | ||||
Een kleine denker | Katharina Kouwenhoven | |||
Ik ben opgegroeid met een simpele visie op de natuur. Niet tot de natuur behoorden consumptiegoederen als kippen, konijnen, varkens en koeien; noch duiven, honden en katten, die deel uitmaakten van onze vrijetijdsbesteding. Je had twee soorten vogels: sijsjes ('saisies') en drijfsijsjes ('dreefsaisies') en twee soorten bomen: dennebomen (pars pro toto voor naaldbomen) en bomen (het omgekeerde voor loofbomen). De enige bloemen die ik kende, waren gekweekte exemplaren en wat er zich buiten de huiskamer en de tuin aan bloeiwijzen manifesteerde, onttrok zich aan mijn blikveld of werd gerekend tot 'onkruid'. In de loop der jaren is die visie aardig genuanceerd. Hoe dat tot stand gekomen is, is raadselachtig. Hoe ben ik er ooit achter gekomen dat er in een weiland meer groeide dan madeliefjes, dat het kleinhoefblad kleinhoefblad heet, dat geraniums helemaal geen geraniums zijn? Wanneer drong het tot mij door dat er op het water niet alleen eenden dreven, de prototypische 'drijfsijsen', maar nog talloze andere watervogels? Hoe heb ik een roofvogel leren herkennen? Waarom kan ik nu allerlei soorten loofbomen uit elkaar houden?
In wat eerst amorfe en simpele tweedelingen waren, is steeds meer onderscheid aangebracht. Maar waarom ga je dat onderscheid aanbrengen als je niet beter weet? Dingen waar je geen woorden voor hebt, kun je immers ook niet waarnemen. Dat was tenminste de opvatting van de psycholoog Benjamin Whorf. Engelsen hebben slechts één woord voor 'sneeuw' en Eskimo's wel vier. Daarom zouden Eskimo's verschillende soorten sneeuw kunnen onderscheiden en Engelsen niet. Maar zo simpel bleek de zaak niet te liggen. Ook anderen dan Eskimo's kunnen verschillen in sneeuw waarnemen (natte sneeuw, poedersneeuw, stuifsneeuw), zeker als het van enig belang is, zoals bijvoorbeeld voor skiërs. Bij het leren maken van onderscheid is het niettemin handig om woorden tot je beschikking te hebben om die verschillen uit te drukken. Voor onze flora en fauna bestaan die woorden, want beiden zijn tot in details in kaart gebracht. Maar toch. Is eerst mijn kennis over vogels, bomen, bloemen toegenomen en ben ik op basis daarvan beter gaan kijken of vielen mij eerst de verschillen op en ben ik die daarna gaan benoemen ('hoe heet zo'n grote, zwart-witte vogel met een rode snavel die op een autoband zit te broeden?'). Eerlijk gezegd denk ik dat het allebei gebeurt en dat ik het daarom ook niet weet.
Waarom kom ik hier nu op? Dat komt door mijn kleinzoon, die nu krap twee jaar oud is. Het viel mij op dat hij nog maar een paar maanden oud was en al plaatjes kreeg voorgelegd van dieren en al snel ook van dieren en de geluiden die ze kunnen maken. Hij had er oog voor. Telkens als hij buiten kwam wees hij vragend in de lucht of naar het water: 'die?' En ik reageerde braaf: 'dat is een duif en dat is een fuut en dat is een ekster en dat is een meerkoet en dat is een meesje, een vlaamse gaai, een gans, een smient, een merel..........' Ik stond verbaasd over mezelf, dat ik nu zoveel vogels kende, terwijl ik toch aanvankelijk alleen maar wist van die twee drijvende en vliegende exemplaren. Toen ik er met mijn dochter over sprak, die op dezelfde manier op het vragende 'die' reageerde, bleek dat zij ook niet meer wist hoe ze aan de namen van al die vogels, bomen en bloemen was gekomen. Ook zij kreeg natuurlijk als kind die plaatjes en boekjes voorgelegd. Toen we later op vakantie gingen namen we altijd een bloemenboekje mee om onze plantenvondsten te determineren. En zij was natuurlijk van kleinsafaan met meer begonnen dan twee vogels. Maar hoe die differentiatie tot stand komt, dat onthoud je kennelijk niet.
Het omgekeerde geldt overigens ook, want geen mens weet hoe hij oorspronkelijk aan zijn globale categorieën gekomen is, dus voordat ze gedifferentieerd worden. Je weet eerst van 'koeien' en later van roodbont, zwartbont, blaarkoppen, Limousin koeien, Schotse Hooglanders, etc. Dat categoriseren gaat vanzelf en begint al snel na de geboorte; het is duidelijk dat we daar een aangeboren programmaatje voor hebben. Maar wonderlijk is het wel, want dat eerste categoriseren vindt plaats op basis van een klein aantal exemplaren, die vaak nauwelijks op elkaar lijken. Kijk maar eens naar de afbeeldingen van koeien in kinderboekjes. Gekker is nog dat een kind, dat geleerd heeft het etiket 'koe' te plakken op een tekeningetje van Fiep Westendorp, zonder aarzelen 'koe' zegt als hij voor het eerst zo'n beest in levende lijve ziet. Overeenkomsten zien kost ogenschijnlijk weinig moeite en gebeurt automatisch. Daarom kun je het natuurlijk ook niet navertellen.
Of onderscheid maken met evenveel gemak gebeurt is de vraag. Soms is het het gevolg van een bewust leerproces. De onderverdeling van de Zoogdieren komt je tenslotte niet zomaar aanwaaien. En verder is het natuurlijk erg afhankelijk van de informatie die je wordt aangerijkt. Zonder al die boekjes met treinen, bussen, kraanwagens, graafmachines, ziekenwagens, vuilnisauto's en ijscokarren zou mijn kleinzoon alle voertuigen waarschijnlijk nog steeds 'auto' noemen. Hij maakt zelfs al onderscheid tussen motoren en brommers, iets wat mijn dochter naar eigen zeggen pas kon op haar achttiende. Maar hij is natuurlijk een jongen en jongens lijken welhaast een natuurlijke interesse aan de dag te leggen voor 'voertuigen'.
******************************************************
Drs. Theo IJzermans geeft begeleiding bij persoonlijke en professionele
ontwikkeling op het werk. Ga voor informatie naar: www.ijzermans.org . |
||||
© 2006 Katharina Kouwenhoven | ||||
powered by CJ2 |