archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Vermaak en Genot > Een omweg waard | ||||
Arnoldus Fey, het dappere snijdertje van Oirschot | Willem Minderhout | |||
Els Kloek begint haar voorwoord aan de bundel brieven van en aan Johan de Witt - zie: ‘De vrouwen rond Johan de Witt’ - met een aan de grootmoeder van Coenraad van Beuningen toegeschreven uitspraak: ‘Malle jongen, weet je dan niet met hoe weinig verstand de wereld geregeerd wordt?’ Deze uitspraak, die ook vandaag niets aan relevantie heeft ingeboet, moet illustreren dat zeventiende-eeuwse vrouwen zich wel degelijk met andere zaken bezighielden dan met het huishouden. Typerend is dan wel dat Els Kloek ons de naam van ‘de grootmoeder’ niet onthult, zodat zij zoals zoveel vrouwen anoniem blijft. Kloek schrijft dat zij zich al eerder had geërgerd aan bloemlezers uit de correspondentie van De Witt, als Japikse, die de brieven van zijn vrouw Wendela Bicker als slecht geschreven en oninteressant hadden getypeerd. Helaas bewijst de enige van Wendela aan Johan opgenomen brief het tegendeel niet. Het is een aardige brief uit de beginperiode van hun huwelijk, waarin ze zich beklaagt dat ze al twee dagen geen brief heeft ontvangen en ze zich zorgen maakt dat ‘het ledikant zal verbleken’ door het zonlicht als Johan de gordijnen niet goed sluit. Brief uit Oirschot Interessanter is een brief die aan Wendela gericht is. Deze brief komt uit Oirschot en is van de hand van de geneesheer Arnoldus Fey. Fey woonde in Oirschot in een buitenhuis van Amalia van Solms, de echtgenote van stadhouder Frederik Hendrik. Op het internet ontdekte ik dat dit hof nog bestaat.Het wordt thans verbouwd tot woningen en appartementen.
Toevallig hielp ik onlangs mijn zoon met een verhuizing. Hij zit in het leger en verkast van Oirschot naar Breda. Dat gaf me de gelegenheid om even het fraaie dorp Oirschot binnen te rijden. Ik was er al eerder geweest, maar toen had ik nog nooit van Fey gehoord en had ik het ‘Hof van Solms’, dat zich vlak bij het centrum van dit dorp bevindt, niet gezien. Het is een fraai en omvangrijk huis. In de zeventiende eeuw moeten hier mensen van heinde en verre op consult zijn gekomen bij de wonderdokter. Van kleermaker tot chirurgijn Fey had geen formele opleiding tot arts gehad. Hij had zich door zelfstudie van kleermaker tot chirurgijn omgeschoold. Volgens zijn befaamde tijdgenoot dokter Bontekoe was dat ook niet echt nodig. Wat was het van nut dat je alle spieren bij naam kent? Zonder al die kennis kon je, ‘gelijk Mr. Fy van Oorschot’ ook een goed geneesheer zijn. Dit citaat sprak me vooral aan omdat ik op een woonboot aan de naar deze geneesheer genoemde Bontekoekade heb gewoond. Fey bleek een specialist in de behandeling van allerlei kwalen: hazenlippen, staar, borstkanker en houdingsafwijkingen. Amalia van Solms was een van zijn patiënten en had hem als dank haar Hof in Oirschot geschonken. Hij blijkt zelfs de moeder van Lodewijk XIV, Anna van Oostenrijk, te hebben behandeld. Hij was op verzoek van de zonnekoning naar Parijs gesneld, maar kon helaas het leven van Anna, die aan borstkanker leed, niet redden. Paapse fratsen Niet te bevatten voor de hedendaagse lezer is dat Fey zijn geneeskunst
toeschrijft aan de wonderen van de Oirschotse heilige non Maria Margaretha van
Valckenisse die zieken op een wonderbaarlijke wijze had genezen en de toekomst kon voorspellen. Na haar dood
was het lijk van deze non enorm gaan zwellen. De te hulp geroepen dokter Fey sneed
haar opgeblazen lijk open en ving anderhalve liter vocht op. Vervolgens bleek het gedraineerde lijk niet te vergaan. Er lekte olie uit die geacht werd geneeskrachtig te zijn. Fey schreef zijn successen
als chirurg toe aan het feit dat hij steeds hetzelfde mes gebruikte als waarmee
hij de non had opengesneden. Vreemd genoeg blijken dit soort paapse fratsen zelfs een rationele protestant als De Witt te hebben geïmponeerd. De De Witten maakten gebruik van de orthopedische kwaliteiten van Mr. Fey. Hij was in staat om door middel van speciale korsetten de lichaamshouding te corrigeren. Blijkbaar waren de dochters van Johan de Witt, Anna, Agneta en Maria, allemaal een beetje krom. In de in de bundel opgenomen brief schrijft Fey dat hij het nodig vindt dat ‘juffrouw Agneta (…) een stijf keurslijf krijgt, want men kan duidelijk genoeg zien dat de stand van haar rug wat scheef is.’ Door hun verblijf in het Hof van Solms in Oirschot waren de dochters De Witt op 1 juli 1668 niet in Den Haag toen hun moeder overleed. Het moet in die tijd ook een enorme reis geweest zijn. Ondanks deze ramspoed werden ze korte tijd na het overlijden van hun moeder weer teruggestuurd om de behandeling af te maken. Of de dochters De Witt dankzij de zorgen van de – door tijdgenoten
als ‘lomp en boers’ gekarakteriseerde - Mr. Fey helemaal rechtgetrokken zijn
vertelt het verhaal niet. Hierover kan men mijmeren als men door Oirschot langs het Hof van Amalia van Solms wandelt. Als ik binnenkort weer eens door de duinen van Valkenisse kuier zal ik een schietgebedje aan de wonderbaarlijke non Maria Margaretha wijden. Wellicht zal haar olie, die vast nog ergens in de vloerdelen aanwezig is, de toekomstige bewoners van het Hof van Solms een lang en gelukkig even bezorgen. ---------- Jeanette Bekker heeft de foto van de schrijver gemaakt. Bron: J., Van Elst, D., Huysman, I., & Joosten, M. (2024). De Witt en de wonderdokter. In Vrouwen rondom Johan de Witt (p. 197). Catullus. |
||||
© 2024 Willem Minderhout | ||||
powered by CJ2 |