archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Beschouwingen > Een rustig mens | ||||
Mijn oervriendje Peter Schröder verdwijnt in het onzichtbare | Roel van Duijn | |||
Peter Schröder leerde ik op de kleuterschool in de Pippelingstraat kennen, hij werd m’n vriendje en nu is hij plotseling weg. Fatale hersenbloeding, mailden zijn dochters Sarah en Emilie me. Schrok me te pletter, Peter was er altijd, mijn leven lang, Voelt als een aanslag op m’n leven! Hoe haalt hij het in z’n hoofd om zomaar te sterven? Maar ik weet dat doodgaan het laatste was wat hij wilde. Hij had plannen, altijd plannen. Een boek schrijven over de geschiedenis van Hitweek, nee Aloha, waarvan hij vanaf het begin een steunpilaar was als stukjesschrijver en enthousiasteling voor jazz en pop en andere muziek. Van 1965 tot midden jaren zeventig. Oorlogskinderen Peter was net als ik een oorlogskind en we woonden beiden in de Haagse Vruchtenbuurt, hij Perenstraat 194, het adres zal ik nooit vergeten. Ik was er kind aan huis. Bij zijn moeder Pom, volksdanslerares. Altijd muziek daar. Peet kwam ook bij de theosofische Lotuscirkel van mijn moeder, voor kinderen, op zondagochtend. Niet dat Peters ouders theosofen waren, nee, ze waren van de SDAP en atheïst, maar Peter en zijn jongere broertje Frank zongen evengoed de theosofische liedjes mee. ‘Louter zonnestralen, dart’len door de lucht’ en het trotse ‘Heiho, zonen der zon!’, met het onheilspellende 'onze vijanden dat zijn zelfzucht-haat-en-zonde'. We gingen ‘s ochtends samen naar de eerste Nederlandse Montessorischool aan de Laan van Poot, lopend door de ruïnes en langs de Tankgracht, die daar toen nog in volle glorie lagen. ‘Hier was oorlog', vertelden we elkaar. Peter klemde een dubbeltje in zijn hand voor de schoolmelk gedurende die hele wandeling. Zijn vader, die bij de PTT was, maakte van een sigarendoosje een zaklantaarn voor ons, zodat de we de onderaardse gangen van de bunkers in de duinen in konden en spioneerden of de Duitsers misschien geheimen hadden achtergelaten. We wandelden door het hele Westland, ‘potelen’ noemden we dat. We waren tien, we liepen zelfs naar de trap in Delft waar Willem van Oranje vermoord was, met eigen ogen zagen we de kogelgaten van de moordenaar die nog in de muur zaten en we vatten een diepe liefde op voor de vader des Vaderlands. Een paar jaar later fietsten we dagelijks naar het Haags Montessori Lyceum. Ik herinner me dat Peter en ik door de ruïnes van het Bezuidenhout fietsten, ‘s ochtends heel vroeg zodat we voor het begin van de eerste les nog konden volleyballen. Alleen het schijnsel van onze koplampen verlichtte onze tocht door straten die er eens geweest waren. Peter vertelde over de joodse onderduikers die zijn ouders in huis gehad hadden, daarop was ik jaloers. Peter wist Peter wist meer dan ik, had ik het gevoel. Hij legde me bijvoorbeeld uit dat je van jazz kon genieten, nadat ik er eerst onthutst van was, want thuis speelden we bijna alleen klassiek. Hij wist ook meer van politiek. Toen we vijftien waren belde hij me eens op om uit te leggen dat het nu goed ging komen: de Europese Gemeenschap van Kolen en Staal was opgericht, met als kern de verbondenheid van de aartsvijanden Duitsland en Frankrijk. Ik herinner me dat ik vrolijk de ebonieten hoorn neerlegde nadat we uitgesproken waren. Hij heeft gelijk gekregen, het is de kiem geweest van de huidige EU, ook al is het niet zo goed geworden met de wereld als het in de jaren vijftig klonk. Maar dat kregen we al gauw in de gaten door de bewapeningswedloop met atoomwapens. Peters vader had op zijn boekenplank de “History of western Philosophy’ van Bertrand Russell staan, zodat de grote denker een autoriteit voor ons was geworden. En toen we eens een krantenfoto zagen van de filosoof terwijl hij door Londense agenten in een arrestantenwagen werd gekiept, omdat hij zittend op de grond tegen de productie van atoomwapens protesteerde, toen waren we daardoor zo geroerd dat het ’t begin van onze Ban-de-Bom-groep werd. Volwassen Vanaf dat moment werden we volwassen,. We zetten onze eerste sit-down-demonstratie, bij het kruispunt Laan van Meerdervoort-Anna Paulownastraat, op touw,in de ochtendspits. 10 november 1961. Peter trad op als fotograaf van de gebeurtenis. Belangrijk: hij voorzag de kranten daarmee van mooie beelden bij hun verhalen. ‘We gaan de wereld veroveren’, sprak Peter. Toch was het typerend voor hem dat hij de rol van fotograaf op zich genomen was, hij was niet de held die gefotografeerd WERD, maar degene die ons vereeuwigde. Hij was zeer gemotiveerd en hij had ook het concept geschreven voor ons Ban-de-Bom manifest. Maar hij drong zich niet op de voorgrond. Hij was liefst een stille kracht. Ik was dan ook zeer vereerd dat hij bij de presentatie van mijn boek ‘Diepvriesfiguur’, in 2012 (over de rol van de geheime diensten in ons leven) daarover een toelichting in het publiek wilde uitspreken. Degelijk en omvattend las hij voor, met ingetogen stemgeluid. Joodse meisjes Volgens mij had hij een onuitgesproken voorkeur voor joodse meisjes. De eerste met wie hij vree was Judith Belinfante, uit onze klas. Merkwaardigerwijs werd er in die tijd, althans op onze school, niet gesproken over het grimmige lot dat haar familie had moeten ondergaan, evenmin als dat van andere joodse leerlingen. En toen Peter in 1965 bij een van de eerste vergaderingen van Provo, bij mij in de Jordaan, Evelien Elbaum ontmoette, die toen pas zeventien was, was hij verkocht. Een aantal jaren later was ik aanwezig bij Peters bruiloft met ‘Elbaumpje’, toen al op de Rijnsburgerweg in Leiden, op weg naar Oegstgeest. Hij was toen afgestudeerd in de sociologie (bij zijn geliefde professor Joop Goudsblom) en kreeg een baan bij het ministerie van Wetenschappen, waar hij met zijn rapporten bijdroeg aan de ontwikkeling van de wetenschap in Nederland. Hij vertelde me ook van internationale congressen die hij namens het ministerie bezocht had, waar hij veel cynisme ontmoet had. Dictatuurstaten hebben een handje van geschiedenisvervalsing en een broertje dood aan de blootleggerij van sociale structuren, wat nu juist de grap van de sociologie is, Hij stond toen niet meer zo blijmoedig in de wereld als toen we op school zaten. Misschien is ons samenzijn op school wel de kern van onze verhouding. Hij en ik en Erik Krabbe wandelden graag ‘s avonds laat over het strand en onder het verlaten licht van de sterren ontdekten wij dat wij drieën niet zo lawaaierig waren als de meeste andere jongens van onze klas. ‘Wij zijn de kalme drie’ zei Peter. Ja zei Erik Krabbe, ‘wij zijn de Kalme Drie’. Wij lachten. Je ziet hier rechts op de foto Peter samen met Erik Krabbe, de filosofieprofessor, op mijn tachtigste verjaardag, een jaar terug. Vooral Erik en ‘Schreud’ zijn samen tot op het laatst hecht bevriend gebleven, hoewel Erik in Groningen woont. Schreud en Erik en ik, Kalme Drie, zijn uit het zelfde jaar 1943. Het geheugen Peter was een man van beschaving. Hij wist ongelooflijk veel van alles. Van politiek, geschiedenis, over de verhoudingen in de maatschappij, van de ontwikkeling van de wetenschap. Bij een van mijn laatste bezoeken aan hem klopte ik als vanouds onverwacht aan zijn deur, deed hij als verwachtte hij me de deur open, zette als altijd thee en begon me toen te vertellen over de oorsprong van de mens op aarde en langs welke wegen de mens zich verspreid had. Hij haalde er kaarten en afbeeldingen bij. Ga je daarover een boek schrijven vroeg ik? ‘Ja, natuurlijk’ antwoordde hij,’ maar ik weet niet of ik het doe’. Hij maakte een zoemend geluid en haalde een oude grammofoonplaat van Dizzy Gillespie tevoorschijn en speelde hem af, de Blue Note, dat was zijn ding. We gingen naar boven, daar had hij zijn super geordende foto-archief. Volgens mij een complete schat van de laatste honderd jaar, ik hoop dat het eeuwig bewaard wordt en gekoesterd wordt. Ik zag er een van mezelf, die als omslag gediend had voor Diepvriesfiguur. Hij had een hele serie bewaard van foto’s die hij in onze schooltijd gemaakt had, een schat. ‘Weet je nog wie Madelon was?’ vroeg hij me ritselend door de foto’s. Nee, maar hij wees naar het meisje met de strik in het haar, 1950. Hij herinnerde zich alles en verbeterde mij als ik me iets te rooskleurig in m’n hoofd bewaard had. ‘O ja, verdomd. Je hebt gelijk’, antwoordde ik blij. Maar vreselijk, hij was de laatste die nog wist wie Madelon was en nu ben ik nog de enige, misselijk. Kan met niemand meer praten die Madelon gekend heeft, om maar te zwijgen over Eugenie met haar lange, zwarte vlechten. Door hem leerde ik dat het geheugen niet een individuele prestatie is, maar iets van een groep generatiegenoten die elkaar blijven aanvullen en verbeteren bij het vertellen van herinneringen. Het geheugen van een mens is deel van de stam waarin je opgroeit en het helpt de stamgenoten die je later in je leven als vrienden vergezellen bij de tijd te houden. Die houden het niet alleen scherp, maar ook warm. Want ik hield en houd van Peter, z’n dubbeltje in de hand, z’n lust om de wereld te veroveren, zijn plannen, ook als zij niet uitgevoerd werden. Het maakt me verdrietig dat die warme plek in mijn hoofd nu geen antwoord meer krijgt als ik zijn nummer bel. 81 jaar heb ik op een vragende toon zijn antwoord gehoord.: ‘Met Peter?’. Nu is hij verdwenen, op reis naar het onbekende. ---------- De auteur heeft de foto geleverd. |
||||
© 2024 Roel van Duijn | ||||
powered by CJ2 |