archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Beschouwingen > Een rustig mens | ||||
Op zoek naar moordenaars en dieven | Julius Pasgeld | |||
Mijn vriend Jaap Vegter moeten we vooral niet verwarren met de Haagse striptekenaar Jaap Vegter die Vrij Nederland en De Haagsche Courant indertijd van vlijmscherpe cartoons voorzag. De Jaap Vegter die ik bedoel was in het dagelijks leven tekenleraar aan de Christelijke Scholengemeenschap in Delft en Rijswijk (CLD en CSR) en woonde in een indrukwekkend huis midden in Park Hofrust in Rijswijk. Omdat ik in dezelfde branche werkzaam was en we deel uitmaakten van dezelfde besturen zaten we vaak ’s avonds, onder het genot van een borreltje, nog wat na te praten bij hem of bij mij thuis. Daarbij stond het feit dat ik zelf absoluut niks moest hebben van bovennatuurlijke verschijnselen onze vriendschap nooit in de weg. Want Jaap was de opvolger van Gerard Croiset als voorzitter van de Nederlandse Paragnosten Vereniging. Hij werd dus vaak geraadpleegd door mensen die het door ziekte of relatieproblemen niet meer zagen zitten. Maar ook de politie kon voor paranormale tips bij Jaap terecht. En zo werd ik door Jaap regelmatig op de hoogte gesteld van misdrijven die op dat moment speelden. Dat is inmiddels zo lang geleden dat ik me thans de vrijheid kan permitteren een tipje van de sluier op te lichten. ‘Dat zie je in je hoofd’ De eerste kwestie waarmee Jaap zijn omgeving versteld deed staan betrof het 11-jarige meisje Edith Post dat in 1980 vermoord werd aangetroffen in de Wassenaarse duinen. De politie vroeg Jaap of hij ‘van gene zijde’ hierover iets had aangetroffen. ‘Jawel’, zei Jaap. En hij tekende een ingewikkeld patroon op een vel papier dat de politie inderdaad bekend voorkwam. Want het was het patroon van een van de twee gespen op de tas, die naast het meisje was gevonden. Daarna werd het nog wonderlijker. In 1983 werd Freddy Heineken ontvoerd. En omdat je maar nooit kon weten werd ook Jaap Vegter door de politie gevraagd of hij iets had ‘waargenomen’. Ja, dat was het geval geweest. Jaap had, in verband met deze kwestie, beelden ontvangen van een Indonesische man die in een grote villa aan een weg woonde, die dwars door de Vinkeveense plassen liep. Een paar dagen later vernam ik uit de krant, dat een man van Indonesische afkomst van zijn bed was gelicht in verband met de Heinekenkwestie. Een dag later hadden ze hem weer op vrije voeten gesteld, omdat bleek dat hij er niks mee te maken had. Jammer natuurlijk. Maar hoe wist Jaap, dat er iemand van Indonesische afkomst langs die weg door de Vinkeveense plassen woonde? ‘Dat wist ik niet’, zei Jaap desgevraagd tijdens een van onze borreluurtjes.‘Dat soort dingen zíe je gewoon’. ‘Maar hoe zie je dat dan?’, vroeg ik door. ‘Nou gewoon. Dat zie ik in mijn hoofd. Als ik me maar goed en lang kan concentreren. Maar als er ook maar één storend element optreedt, is het gelijk weer weg’. Een legerplaats met een B In 1991 waren er twee schilderijen van Van Gogh gestolen uit het Van Goghmuseum in Amsterdam. Wist de voorzitter van de Nederlandse Paragnostenvereniging iets? Jaap concentreerde zich eens goed en vertelde mij als eerste dat de schilderijen zich zouden bevinden achterin een grote hangar op een legerplaats die met een B begon. Onmiddellijk haalden we de atlas erbij. Budel? Bladel? Breda? We maakten plannen. Al we daar nou eens zelf gingen zoeken? Ik werkte indertijd als freelancer bij de Haagsche Courant. ‘Van Gogh’s gevonden!’. Ik zag mijn primeur al in grote letters op de voorpagina. Maar toen ik me ging voorstellen hoe we het zouden moeten aanpakken, zonk de moed mij in de schoenen. Wat moesten we zeggen tegen de dienstdoende wacht bij de slagboom van het legerkamp Budel? Of we even door mochten? ‘Waarom?’, zou hij vragen.En wij: ‘Omdat we de gestolen Van Goghs die hier in de hangar liggen komen ophalen?’ Dat kon natuurlijk niet. Waarschijnlijk zouden ze de GGD bellen om ons met gillende sirenes af te voeren naar het dichtstbijzijnde gekkenhuis. Rond 1992 werd Jaap ernstig ziek. Hij leed aan wat in de volksmond wel ‘verstening’ wordt genoemd. Harry Mulisch schreef daar in 1971 een verhaal over met als titel: ‘Wat gebeurde er met sergeant Massuro’. Daarin versteende de hoofdpersoon ook en werd almaar zwaarder. Massuro: ‘Ik zie als ik niet moe ben, vaak de kleinste finesses voor me. De tweede keer scherper dan de eerste’. En kijk. Dat zei Jaap nou ook steeds. Zelfs toen hij in het ziekenhuis lag werd hij nog om raad gevraagd door mensen die ten einde raad waren. In het ziekenhuis bezocht ik hem daar een keer toen we midden in ons gesprek werden gestoord door een wanhopige vrouw die vroeg of ze vóór mocht. Ik trok me in een hoekje terug en kon het gesprek op een afstand volgen. De vrouw was haar dochter kwijt en vroeg aan Jaap of ze wist waar ze was. Jaap keek haar aan en zei dat ze zich geen zorgen hoefde te maken. ‘Ze is ergens in een grote ruimte waar het vriendelijk is en waar niemand zich zorgen maakt’. ‘Zal ik haar ooit weer zien?’, vroeg de vrouw. ‘Nee, dat niet’, zei Jaap. Waarop de vrouw huilend vertrok. Toen ik daarna weer naast Jaap ging zitten, vertrouwde hij me toe dat hij die dochter had ‘gezien’. ‘Vermoord’, voegde hij eraan toe. ‘En nu ligt ze ergens op een vuilnisbelt’. Niet veel later overleed hij. In mijn herinnering blijft Jaap Vegter een van de meest raadselachtige vrienden die ik ooit heb gehad. ---------- De spookjes zijn van de hand van Marcia Meerum Terwogt. |
||||
© 2023 Julius Pasgeld | ||||
powered by CJ2 |