archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Bij ons in de straat delen printen terug
De Middelburgse toendra * Willem Minderhout

2005BS 1963Van veel herinneringen aan mijn vroege jeugd weet ik niet of ik me dat echt herinner, of dat ik me verhalen van mijn ouders levendig voor de geest haal. Toch weet ik nog precies wat mijn oudste herinneringen zijn. Dat had alles te maken met een nogal ingrijpende verandering in mijn jonge leventje. Toen ik net drie jaar oud was verhuisden we van een bovenwoning in Haarlem-Noord naar een nieuwbouwhuisje in Middelburg.

Dankzij de heer Poetin denk ik tegenwoordig weer vaak terug aan die periode. Ik heb er namelijk een sport van gemaakt om de kachel zo min mogelijk aan te zetten.  Vanwege de kosten, maar uiteraard vooral vanwege mijn nobele inborst en mijn daaruit voortvloeiende streven om het klimaat en Oekraïne te redden.  
De kou in mijn appartement brengt me terug naar die eerste maanden in Middelburg. Het was de winter van ‘62-’63. De ijskoude winter waarin Reinier Paping de Elfstedentocht won. Van ons straatje, de Mastgatstraat, was alleen onze kant al gebouwd. Voor ons en achter ons lag het land braak, veranderd in een ijskoude witte toendra.

Aan mijn Haarlemse straat, de Spaarnrijkstraat, heb ik ook nog herinneringen. Dat komt voornamelijk omdat mijn grootouders van moederszijde daar nog geruime tijd bleven wonen en we er dus regelmatig op bezoek gingen. De straat wemelde destijds van de opa’s en oma’s en tantes en ooms. Pas later begreep ik dat dat geen echte familie was. Zelfs omaatje Hofman niet, in wier huis mijn ouders de bovenetage gehuurd hadden.  

In Middelburg was maar één oma, de moeder van mijn vader. Zij woonde naast ons. Het huis aan de andere kant stond nog leeg. Mijn ouders hadden echter de toekomstige bewoners ontmoet: een echtpaar uit Tilburg dat zich later zou ontpoppen als ‘tante Jet en ome Bert’. Ook in Middelburg kon je familie adopteren.

Mijn moeder vertelde me enthousiast over hun tweeling, die maar iets ouder was dan ik en met wie ik vast heel fijn zou kunnen spelen. Mijn ontmoeting met die tweeling, Herman en Marjan, is de oudste herinnering die in mijn geheugen gegrift staat. Ik zag ze baggeren door de sneeuw en herinnerde me de woorden van mijn moeder. Als een jonge hond rende ik op ze toe, maar ze wilden helemaal niet met me spelen. Ze keken me wat vreemd aan en liepen verder. Ik was zwaar teleurgesteld.

Gelukkig kwam dat later helemaal goed.  Onze achtertuin vormde met de tuin van de buren en de tuin van oma eigenlijk één grote tuin waar we konden doen en laten wat we wilden. Oom Bert en tante Jet waren ook de eersten met een TV in de straat, zodat alle kinderen uit de buurt daar woensdagmiddag zaten te kijken. Als grensbewonertjes kregen we er nog een Belgische oom en tante bij: Nonkel Bob en Tante Terry van de Vlaamse kinderprogramma's.

De eerste winter in Middelburg

Maar terug naar die eerste winter in Middelburg. We hadden slechts een kolenkachel en (al weet ik niet of we die toen al hadden) een Inventum-straalkacheltje. Er stonden ijsbloemen op de ramen en als je 's-ochtends opstond kon je je bevroren deken rechtop tegen de muur zetten. Toch kan ik me niet herinneren dat we dit als een ontbering ervaarden. Met een loeihete kruik aan je voeteneind kon je er wel tegen. En het was natuurlijk wel zielig dat de kat zich af en toe opsloot in het kolenhok, maar het was ook wel weer leuk als hij pikzwart wegstoof als hij weer bevrijd werd.   

Helemaal prachtig waren de winters waarin je met je slee met een noodvaart van de besneeuwde bolwerken op de bevroren vest kon glijden. Ik herinner me dat mijn vader bij zo’n glijpartij zijn hoed verloor die door de wind over het ijs werd gejaagd. Vrijwel alle mannen droegen in die tijd nog hoeden.

Mijn moeder moet een zware tijd gehad hebben, die eerste jaren in zo’n nieuwbouwwijk in aanbouw.  Als er geen sneeuw lag, dan was het wel een grote moddervlakte. Mijn vader was meestal weg op zee. Maar voor ons kinderen was het een paradijs. Overal kon je spelen. Zelfs in de huizen die in aanbouw waren, want de stijgers waren nog niet door een ‘bouwveiligheidsplan’ onbereikbaar gemaakt.  

We hadden niks. We hadden alles.

----------

De plaat is geleverd door de auteur.


© 2022 Willem Minderhout meer Willem Minderhout - meer "Bij ons in de straat" -
Beschouwingen > Bij ons in de straat
De Middelburgse toendra * Willem Minderhout
2005BS 1963Van veel herinneringen aan mijn vroege jeugd weet ik niet of ik me dat echt herinner, of dat ik me verhalen van mijn ouders levendig voor de geest haal. Toch weet ik nog precies wat mijn oudste herinneringen zijn. Dat had alles te maken met een nogal ingrijpende verandering in mijn jonge leventje. Toen ik net drie jaar oud was verhuisden we van een bovenwoning in Haarlem-Noord naar een nieuwbouwhuisje in Middelburg.

Dankzij de heer Poetin denk ik tegenwoordig weer vaak terug aan die periode. Ik heb er namelijk een sport van gemaakt om de kachel zo min mogelijk aan te zetten.  Vanwege de kosten, maar uiteraard vooral vanwege mijn nobele inborst en mijn daaruit voortvloeiende streven om het klimaat en Oekraïne te redden.  
De kou in mijn appartement brengt me terug naar die eerste maanden in Middelburg. Het was de winter van ‘62-’63. De ijskoude winter waarin Reinier Paping de Elfstedentocht won. Van ons straatje, de Mastgatstraat, was alleen onze kant al gebouwd. Voor ons en achter ons lag het land braak, veranderd in een ijskoude witte toendra.

Aan mijn Haarlemse straat, de Spaarnrijkstraat, heb ik ook nog herinneringen. Dat komt voornamelijk omdat mijn grootouders van moederszijde daar nog geruime tijd bleven wonen en we er dus regelmatig op bezoek gingen. De straat wemelde destijds van de opa’s en oma’s en tantes en ooms. Pas later begreep ik dat dat geen echte familie was. Zelfs omaatje Hofman niet, in wier huis mijn ouders de bovenetage gehuurd hadden.  

In Middelburg was maar één oma, de moeder van mijn vader. Zij woonde naast ons. Het huis aan de andere kant stond nog leeg. Mijn ouders hadden echter de toekomstige bewoners ontmoet: een echtpaar uit Tilburg dat zich later zou ontpoppen als ‘tante Jet en ome Bert’. Ook in Middelburg kon je familie adopteren.

Mijn moeder vertelde me enthousiast over hun tweeling, die maar iets ouder was dan ik en met wie ik vast heel fijn zou kunnen spelen. Mijn ontmoeting met die tweeling, Herman en Marjan, is de oudste herinnering die in mijn geheugen gegrift staat. Ik zag ze baggeren door de sneeuw en herinnerde me de woorden van mijn moeder. Als een jonge hond rende ik op ze toe, maar ze wilden helemaal niet met me spelen. Ze keken me wat vreemd aan en liepen verder. Ik was zwaar teleurgesteld.

Gelukkig kwam dat later helemaal goed.  Onze achtertuin vormde met de tuin van de buren en de tuin van oma eigenlijk één grote tuin waar we konden doen en laten wat we wilden. Oom Bert en tante Jet waren ook de eersten met een TV in de straat, zodat alle kinderen uit de buurt daar woensdagmiddag zaten te kijken. Als grensbewonertjes kregen we er nog een Belgische oom en tante bij: Nonkel Bob en Tante Terry van de Vlaamse kinderprogramma's.

De eerste winter in Middelburg

Maar terug naar die eerste winter in Middelburg. We hadden slechts een kolenkachel en (al weet ik niet of we die toen al hadden) een Inventum-straalkacheltje. Er stonden ijsbloemen op de ramen en als je 's-ochtends opstond kon je je bevroren deken rechtop tegen de muur zetten. Toch kan ik me niet herinneren dat we dit als een ontbering ervaarden. Met een loeihete kruik aan je voeteneind kon je er wel tegen. En het was natuurlijk wel zielig dat de kat zich af en toe opsloot in het kolenhok, maar het was ook wel weer leuk als hij pikzwart wegstoof als hij weer bevrijd werd.   

Helemaal prachtig waren de winters waarin je met je slee met een noodvaart van de besneeuwde bolwerken op de bevroren vest kon glijden. Ik herinner me dat mijn vader bij zo’n glijpartij zijn hoed verloor die door de wind over het ijs werd gejaagd. Vrijwel alle mannen droegen in die tijd nog hoeden.

Mijn moeder moet een zware tijd gehad hebben, die eerste jaren in zo’n nieuwbouwwijk in aanbouw.  Als er geen sneeuw lag, dan was het wel een grote moddervlakte. Mijn vader was meestal weg op zee. Maar voor ons kinderen was het een paradijs. Overal kon je spelen. Zelfs in de huizen die in aanbouw waren, want de stijgers waren nog niet door een ‘bouwveiligheidsplan’ onbereikbaar gemaakt.  

We hadden niks. We hadden alles.

----------

De plaat is geleverd door de auteur.
© 2022 Willem Minderhout
powered by CJ2