archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Bezigheden > Ergernissen | ||||
De Aannemerij | Bram Schilperoord | |||
Ik was 21 jaar en had een baan als calculator op een kantoor van een grote bouw-onderneming in Utrecht. Drie avondjes in de week bracht ik door in de laatste klas van het avondlyceum aldaar, want het diplomaatje van zo'n school had ik nodig om toegelaten te worden tot de letterenfaculteit van de Utrechtse Universiteit, waar ik mijn zinnen op gezet had. Het dagelijks werk op het kantoor was ronduit stomvervelend, maar had tegelijkertijd enkele voordelen waar ik schaamteloos gebruik van maakte. Ik werd geacht om negen uur te verschijnen en aldaar te verblijven tot 5 uur, half zes. Het werk dat ik deed kostte me elke dag niet meer dan 2 a 3 uur, de rest van de dag kon ik besteden aan het studiemateriaal van mijn avondschool, alsmede aan de introductie-test van de universiteit. Dit ‘illegale werk’ moest ik met de nodige omzichtigheid doen, dat wil zeggen, m'n studieboeken niet al te openlijk op m'n bureau laten liggen want de baas en zijn secretaresse hadden enkel oog voor de bouwactiviteiten van het bedrijf en weinig, zeg maar niks op met mijn studie-pogingen. Aan de andere kant had ik een sterke troefkaart in handen en dat vereist enige uitleg. Er werd in die tijd volop gebouwd en dan vooral grote bedrijfs- en overheidsgebouwen zoals postkantoren, jaarbeursgebouwen, kerken, verzamelgebouwen en complete winkelstraten. Het bouwbedrijf waarvoor ik calculaties verrichtte deed veel werk voor de overheid, meer precies de Rijksgebouwendienst. Als er weer eens een gebouw op stapel stond kregen een vier- of vijftal aannemers bestek en tekeningen van het nieuw te bouwen project toegezonden en werden verzocht een prijs op te geven waarvoor het gebouwd zou kunnen worden. Dat was elke keer weer een formele aangelegenheid waarbij plechtig de aanbestedingsbedragen van de respectievelijke aannemers bekend werden gemaakt. Meestentijds werd het te bouwen project gegund aan de inschrijver met het laagste bedrag. Ogenschijnlijk een logische en eerlijke gang van zaken maar de werkelijkheid was een andere. De vier of vijf betrokken aannemers kenden elkaar van haver tot gort en waren gemiddeld zeer goed op de hoogte van elkaars financiële toestand. Als een bedrijf dan ook zo'n project hard nodig had om overeind te blijven terwijl de andere aannemers het werk niet aankonden werd onderling besloten 'het bedrijf in nood' het werk te gunnen. Maar niks voor niks, dat spreekt. Dus wat werd gedaan: een of twee aannemers calculeerden de kosten van het project, het totaalbedrag werd met een bepaald percentage verhoogd, vervolgens leverden alle aannemers hun offertes in waarbij het bedrijf dat er het slechtst voor stond en het werk dus het meest nodig had, tevoorschijn kwam met de laagste prijs en de winnaar was. Iedereen blij, behalve de opdrachtgever want zelfs het laagste bod was nog aanzienlijk hoger dan de raming. Dat klopte dan ook wel want dat 'bepaalde percentage' van soms 5 maar ook wel 10 procent van de aanneemsom werd verdeeld onder de aannemers die zo goed waren geweest het werk te gunnen aan de arme stumper die het hard nodig had. (Wordt vervolgd) ---------- De illustratie is van Petra Busstra. Meer informatie: www.petrabusstra.com
|
||||
© 2022 Bram Schilperoord | ||||
powered by CJ2 |