archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Beschouwingen > In de polder | ||||
Creatieve destructie | Ruurd Kunnen | |||
Al een paar maanden zijn er alarmerende berichten dat werkgelegenheid uit Nederland wegstroomt naar de lage lonenlanden in Zuid- en Zuidoost-Azië. De reacties op dergelijke berichten volgen meestal een vast patroon, ook deze keer. De werkgevers riepen om het hardst dat er langer gewerkt moet worden voor hetzelfde loon. Daar stak de rechter tot tevredenheid van de vakbeweging een stokje voor, want de arbeidstijden en de beloning zijn nu eenmaal in algemeen verbindend verklaarde CAO’s vastgelegd. Minister De Geus heeft tot woede van de vaakbeweging echter verklaard dat hij CAO’s waarin een loonstijging is opgenomen, niet meer algemeen verbindend zal verklaren. Of het helpt? Professor Teulings verwacht van niet, want de loonstijging die in de CAO’s wordt afgesproken is meestal ongeveer even hoog als de loonstijging bij individuele afspraken tussen werknemers en hun baas. Hoe voorspelbaar de reacties op economische onheilstijdingen ook zijn, dit keer gebeurde er iets bijzonders. Er waaide plotseling een vlaag van verontwaardiging door Den Haag, toen bleek dat het Ministerie van Economische Zaken subsidie geeft aan bedrijven die een deel van hun productie naar ontwikkelingslanden verplaatsen. “Zo krom als een hoepel, natuurlijk”, zei de heer F. Krake, de directeur van tuinmeubelenfabriek Unimeta in Enschede, die van deze regeling had geprofiteerd. De VVD noemde de subsidieregeling onacceptabel en de PvdA en Groen Links wilden hem direct volledig afschaffen. Het CDA vond dat de effecten op de werkgelegenheid onderzocht moeten worden. Staatssecretaris Van Gennip zei dat het een goede regeling is en dat zij hem zeker niet zal afschaffen. Toen was de storm overgewaaid. In de jaren zeventig holde de werkgelegenheid in de Noordelijke confectie-industrie achteruit. De lonen in Nederland waren hoog en de productie werd naar het buitenland verplaatst. Niet ver weg, vooral naar België. De regering deed er weinig aan. In Duitsland ging dat anders. Daar bestelde de overheid extra legeruniformen om de Duitse confectie-industrie te steunen. Nederland had ook wel nieuwe uniformen nodig (er werd zelfs een nieuwe modelijn geïntroduceerd), maar die kocht het in Duitsland. Lang leve de vrije markt, toen al. Maar wat maakt het uit. Niemand weet meer dat er in Groningen zulke goede confectiepakken werden gemaakt. De werkloze arbeiders hebben een uitkering gekregen, sommigen hebben zelfs nieuw werk gevonden, en de meesten genieten nu van hun pensioen. Je hoort de noodklok in het Noorden weinig meer sinds Fré Meis er niet meer is en de Commissarissen van de Koningin de taak op zich hebben genomen om in Den Haag te lobbyen voor meer geld en werkgelegenheid. Het gaat niet meer om confectiearbeid. En ook niet om tuinstoelen. We hebben besloten dat het niet erg is dat laaggeschoolde arbeid naar het buitenland verdwijnt. De loonkosten in Oost-Europa, Azië en Zuid-Amerika zijn zoveel lager dan bij ons, dat concurrentie een onbegonnen zaak is. De kansen van ons land liggen op een ander vlak. We moeten gebruik maken van het hoge opleidingsniveau in ons land. De toekomst ligt bij de productie van hoogwaardige goederen en diensten waarin veel kennis was verwerkt. Innovatie en kwaliteit, dat waren de slagwoorden waarmee de opbouw van de Kenniseconomie werd ingezet. Het klonk goed. Maar wat gebeurt er nu? Grote bedrijven als Shell, DSM, ABN Amro, Philips en Heineken exporteren hoogwaardige arbeid naar Derde Wereldlanden. Hele laboratoria en ICT-afdelingen schijnen te verdwijnen. China en India hebben duizenden ingenieurs, die net zo goed zijn als die in Nederland, en veel goedkoper. Is de Kenniseconomie in gevaar en staat de economische toekomst van ons land op het spel? Vorige week schoof het Bulletin voor Industriebeleid van de Stichting Industriebeleid en Communicatie door de bus. Jaargang 5, nummer 2 alweer. In opdracht van dit nijvere clubje heeft drs. Joost Poort van de Stichting Economisch Onderzoek van de Universiteit van Amsterdam zijn licht over de kwestie laten schijnen. “Hoe erg is het?”, is de titel van zijn essay. Dat valt volgens Poort best mee: Uit de beschikbare cijfers blijkt niet dat bedrijven massaal hun productie of andere activiteiten verplaatsen naar Oost-Europa of Azië. Ook het aandeel van de industrie in de Nederlandse werkgelegenheid en in de toegevoegde waarde ervan wijst niet op een massale verplaatsing. Verplaatsing van economische activiteiten maakt deel uit van de normale economische dynamiek. Toch denkt niet iedereen er zo luchtig over. Volgens professor Soete zal in de 21e eeuw een verschuiving plaatsvinden van technologisch leiderschap naar China. De voorzitter van de American Association for the Advancement of Science, Dr. Shirley Ann Jackson, zei dat tekortkomingen in het Amerikaanse onderwijs en onderzoek een grotere bedreiging vormen dan een conventionele oorlog. En de Amerikaanse Nobelprijswinnaar professor Joseph Stigler meent dat de globalisering de rijke landen bedreigt. Dat klonk allemaal erg griezelig en het werd er niet beter op toen ook D66 zorgelijke woorden sprak. Minister Van der Hoeven greep daarop in. Een van de redenen die bedrijven aanvoeren om naar andere landen uit te wijken is dat er in Nederland niet genoeg technisch en exact opgeleid personeel is te krijgen. Het onderwijs schiet tekort. De bewindsvrouwe stelde daarom een premie in voor bètastudenten die extra vlug afstuderen. Helaas, het schijnt niet te helpen. Met premies kun je de studiekeuze van jongeren niet beïnvloeden. Professor Dronkers heeft al eens uitgelegd hoe het komt dat zoveel jongeren geen exacte vakken willen studeren. De reden is dat zij andere vakken leuker vinden. Hun studiekeuze is heel verstandig, want als je iets studeert dat je niet leuk vindt, is de kans op mislukking groot. Waarom jongeren natuurkunde en techniek niet leuk vinden? Dat komt volgens Dronkers door het hoge opleidingsniveau van hun ouders, waardoor zij in hun opvoeding veel cultuur hebben meegekregen en in alfa- en gammaonderwerpen geïnteresseerd zijn geraakt. Een waarom zijn hun ouders hoog opgeleid? Omdat de Nederlandse economie daar behoefte aan had. Zo bijt de hond in zijn eigen staart. De grote concerns schrappen banen, maar de economie groeit weer. Het CPB heeft zijn prognoses in opwaartse richting bijgesteld, van 1,25 naar 1,5% groei. Voorlopig is de werkloosheid nog hoog, maar er is licht in de tunnel. Constante creatie en vernietiging van arbeidsplaatsen is noodzakelijk voor innovatie. Schumpeter noemde dat “creatieve destructie”. Het aantal uitzendbanen is vorige maand flink gestegen en dat is altijd een voorbode van een toename van de werkgelegenheid. Nadat het dorre hout is gesnoeid komen er nieuwe groene blaadjes.
|
||||
© 2004 Ruurd Kunnen | ||||
powered by CJ2 |