archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Bezigheden > Ergernissen | ||||
Het begin van het einde | Julius Pasgeld | |||
Vanmorgen liep ik met mijn boek in de hand naar de badkamer. Ik lees graag in het bad. Vlak voordat ik in het bad stapte ging de telefoon. Dat was geluk. Want meestal gaat de telefoon als ik goed en wel in het bad zit. Na afloop van het telefoongesprek wilde ik mijn boek weer pakken dat ik ergens had neergelegd. Maar waar? Meestal levert een globale omgang door het huis in zo’n geval het gewenste resultaat wel op. Maar nu niet. Het was nergens. Ik heb dat de laatste tijd wel vaker. Dat ik even ergens iets neerleg en me dan wezenloos moet zoeken als ik het weer nodig heb. Vroeger gebeurde dat alleen maar met schroevendraaiers, tangetjes en sleutels. Maar tegenwoordig ook met overhemden, tandenborstels, hele pakken printpapier en zelfs een keer met mijn auto die ik even ergens geparkeerd had en daarna niet meer wist waar. Het boek dat ik nu zocht was ‘Voetsporen’ van Richard Holmes. Het ging over de reis die Robert Louis Stevenson in september 1878 met een ezeltje had gemaakt in de Cevennen. De kleur was paarsig. Iets gerichter zoekend liep ik nogmaals in mijn ochtendjas het hele huis door. Het badwater stond intussen af te koelen. Waar legt iemand zijn boek neer als de telefoon gaat? Niet in een kast. En ook niet onder het bed. Daar hoefde ik dus niet te zoeken. Toch bleef het boek onvindbaar dus zocht ik voor de zekerheid ook maar eens onder het bed. En in de kasten. En in de kamers die tijdens het telefoongesprek niet open waren geweest. Ik werd besprongen door grote twijfel. Hàd ik het boek wel in mijn handen gehad toen de telefoon ging? Bestond het boek eigenlijk wel? Na een uur zoeken trok ik de stop uit het bad en besloot systematisch te werk te gaan. Kamer na kamer. Kast na kast. Van voor naar achter. En van boven naar beneden. Geen vierkante centimeter zou aan mijn aandacht ontsnappen, Dit kòn toch niet? Zomaar een boek weg? Gedurende mijn queeste vond ik van alles. Het snoertje waarmee ik mijn fototoestel aan mijn laptop vast kon maken lag bijvoorbeeld onder de pedaalemmer in de keuken. Het paspoort dat ik drie jaar geleden als vermist had opgegeven vond ik in de binnenzak van een oud colbert dat helemaal achter in de hangkast hing. En verder vond ik in diverse laden nog voor een totaal van 17,42 euro aan muntgeld en 3,12 gulden aan centen, stuivers, dubbeltjes en kwartjes. Tijdens het zoeken gebeurde het me twee keer dat ik ineens niet meer wist waarnaar ik eigenlijk op zoek was. Verbijsterd ging ik zitten om rond te tasten in het chaotische doolhof dat er van mijn brein over was. Zou dit dan het allereerste begin van een fatale dementie zijn? Waar zocht ik nou toch ook al weer naar? Gelukkig schoot het me weer te binnen. Ja. Ik zocht naar het paarsige boek over die reis van Stevenson in 1878! Zie je wel. Zelfs het jaartal wist ik nog. Dus viel het nogal mee met die dementie. Verwoed toog ik weer aan de slag. Toen mevrouw Pasgeld vier uur later thuis kwam had ik het nog niet gevonden. Er is vandaag een wonder gebeurd’, sprak ik op rustige toon om haar niet al te zeer te laten schrikken. ‘Wat nu weer?’, zei ze. Een boek, dat ik ergens had neergelegd is zomaar, als bij toverslag in het niets verdwenen. Heus. Je weet, dat ik nogal terughoudend ben als het om wonderen gaat. Bijzonder terughoudend, zelfs. Maar toch schijnt er af en toe iets te geschieden, dat het verstand te boven gaat. Misschien heeft het te maken met een samenloop van zonnevlekken en de stijgende temperaturen de laatste tijd. Wellicht is er sprake van een goddelijke ingreep. Maar echt. Het boek is weg. ‘Heb je al in de magnetron gekeken?’, vroeg mevrouw Pasgeld terwijl ze de post doornam. Dat was inderdaad een plek die ik nog niet had bestudeerd. En kijk! Ja hoor! Het boek lag in de magnetron. Maar hoe kwam het daar? Wie legt het boek dat hij in z’n handen heeft als de telefoon gaat, nou in godsnaam in de magnetron? Ik niet in ieder geval. ‘Heb jij dat boek vanochtend in de magnetron gelegd?’, vroeg ik wantrouwig aan mevrouw Pasgeld. Want dat zou best eens kunnen. Hoe wist ze anders zo gauw dat het boek in de magnetron lag? ‘Nee hoor’, zei mevrouw Pasgeld. ‘Er moet sprake zijn geweest van een goddelijke ingreep. Of anders was het wel een samenloop van zonnevlekken en de stijgende temperatuur van de laatste tijd’. --------- Linda Hulshof heeft het begin van het einde in een knipwerk gevangen. Meer informatie: lindahulshof71@gmail.com |
||||
© 2022 Julius Pasgeld | ||||
powered by CJ2 |