archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Beschouwingen > Bij ons in de straat | ||||
Explosies en schoonmaakmiddelen | Julius Pasgeld | |||
In de vorige aflevering schreef ik over belletje trekken. Een bezigheid die ik als tienjarig jongetje uitbundig bedreef. Dat leverde zoveel weemoedige reacties op, dat ik niet kan nalaten nog meer te vertellen over mijn ervaringen uit die tijd. Voor 10-jarige jongetjes zoals ik, kwamen meisjes in de jaren vijftig van een andere planeet. En moeders hadden we niet eens. Ja. Thuis. Om aardappelen te schillen en de was te doen. Maar voor ons lag de wereld op straat. Voor flinke knallen bijvoorbeeld hadden we in de jaren vijftig geen jaarwisseling nodig, Een paar rode rolletjes klappertjes à vijf cents per stuk volstonden het gehele jaar door. Die rolletjes deed je normaal gesproken in een speelgoedpistool. Maar wij waren niet normaal. Dat kregen we tenminste steeds te horen van onze ouders en leerkrachten. Dus we verknipten die rol, legden de klappertjes zo goed en zo kwaad als het ging op elkaar op een steen en sloegen er dan hard op met een hamer. Bèng!! Als je geluk had ging een en ander gepaard met een steekvlam. Maar het kon nòg gevaarlijker. We bevestigden twee grote schroefdraadbouten met de uiteinden van het schroefdraad tegen elkaar met één moer in het midden. Maar eerst deden we flink wat slijpsel van luciferkoppen ertusssen. De kunst was om de bouten dan tegen elkaar aan te draaien totdat er enige (vooral niet te veel) weerstand optrad. Vervolgens wierpen we de hele zaak omhoog en geraakten in gebed om de zaak loodrecht op de straatstenen te doen belanden. Whamm!!! Het aantal doden en gewonden viel in de praktijk gelukkig nogal mee. In plaats van omhoog te gooien konden we zo’n knalding ook aan een lus van touw bevestigen waarmee we de hele bout-moer-boutconstructie met gevaar voor eigen leven tegen een muur sloegen. Ik geloof niet dat het verstandig is om hier herinneringen op te halen aan het vuurwerk, dat we voor de jaarwisseling zèlf maakten. Maar in ieder geval was het toen handig om te weten, dat de apotheek wèl kalium-chloraat verkocht als je zei dat het voor je moeder was, die keelontsteking had. Ook maakten we met zelfgemaakt buskruit en salmiakpoeder rookbommen. Daarmee konden we de trams op de Haagse Laan van Meerdervoort, ter hoogte van het Kamperfoelieplein, vaak tien minuten of langer doen halteren. Genoeg kinderlijk oorlogsgeweld. Terug naar huis. Daar deed moeder, zoals hierboven zojuist nog opgemerkt, de was alsof er niets aan de hand was. Met Castella bijvoorbeeld. Zonder wasmachine. Maar met teilen, wasborden en wringers. In het laatste spoelwater hing ze een zakje blauw. Meestal van de firma Reckitt & Colman, Australia (Ltd). Een zakje Reckitts Blauw dus. Bij gebrek aan een bleek in je achtertuin kon je met dat zakje de was op driehoog achter toch bleken. Het laatste zakje blauw, ook wel poppetje blauw genoemd, is in 2004 gesignaleerd bij een vestiging van De Spar in Noord Holland. En verder was er Crack-Free. Géén gratis cocaïne, zoals de naam deed vermoeden, maar ook iets met de was. Mevrouw Pasgeld, wier geheugen haar op het punt van de nostalgische schoonmaak nimmer in de steek laat, weet dat Crack Free iets te maken had met het ontkreuken van de was, dan wel met het kreukelvrij strijken van het wasgoed. Iets dat nu geheel in de functieknoppen van de huidige was- en droogmachines is ingebouwd. En voor de vaat had je natuurlijk Lodaline. In literflessen. Dàt was voor een tienjarig jongetje natuurlijk wel weer interessant. Want in die flessen zaten plastic onderdeeltjes van modelvliegtuigjes en –bootjes. Met één fles Lodaline deed een gemiddeld gezin ongeveer twee maanden. Zodat er naar mijn weten nooit iemand in is geslaagd een compleet bootje of vliegtuigje te maken. Nog meer herinneringen aan het vuurwerk en de wasmiddelen van weleer? Mail het naar: Julius Pasgeld, elfriede1@zeelandnet.nl ------- Het plaatje is van Han Busstra |
||||
© 2021 Julius Pasgeld | ||||
powered by CJ2 |